CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 19 december 1929

 

 

Van vroeger dagen 145: Vrijheidsstreven 1

 

Op het einde der achttiende eeuw doorleefde Europa zware jaren en ook ons land ontkwam daaraan niet, de Generaliteitslanden evenmin en zoodoende heeft ook Tilburg vaak vol spanning den loop der gebeurtenissen verbeid. Een zeer begrijpelijke reden daarvoor was ook de aanwezigheid hier ter plaatse van Pieter Vreede, die zoo'n werkzaam aandeel in den politieken strijd dier dagen gevoerd heeft. Openlijk en bedekt kwam hij met zijn ideeën naar voren. Bedektelijk onder meer met zijn pamflet: "De Oranjeboom" door Frank Vrij. Dit was van zoodanigen aard, dat de admiraliteit eene belooning van duizend gouden rijders uitloofde aan dengene, die den steller ervan kon aanwijzen.

De Vaderlandsche geschiedenis kan tal van nagalmen uit de dagen van den vluchtigen eersten vrijheidsroes doen hooren door de Fransche revolutionaire denkbeelden over heel Europa verwekt, toen ook elke Hollandsche stad een Meiboom had en... de Prins van Oranje naar Engeland vluchtte; dit gaf geen bewijs, dat deze geloofde aan "vrijheid" in zijn vaderland. Des te sterker leefde dit geloof in den niet-katholieken Pieter Vreede. Hij verheugde zich. Hij meende, dat het nu gedaan zou zijn met terugzetting van de Zuidelijke provinciën. Voorbij zou zijn de tijd dier gruwelijke belastingen en geldafpersingen, welke niet enkel in oorlogstijden doch steeds op Brabant drukten.

Niet langer zou ons gewest nog Staats-Brabant heeten, niet langer zou het volgens het woord van den protestantschen Pieter van 't Hoen als Generaliteitsland lijden onder "gruwelen van dwingelandij en Godtergende ongerechtigheid, wonden van slavernij en onderdrukking, niet door roofgierige Arabieren en dweepzuchtige Turken bedreven, maar in Holland, in de Generaliteitslanden door knevelarijen van Baljuwen, Drosten, enz. aan de Roomsche ingezetenen gepleegd". Er moge een overdreven toon uit die woorden ons tegenklinken, hij moge opgeblazen schijnen, Van 't Hoen was niet de eenige, die een overkropt gemoed op zoodanige wijze lucht gaf. Pieter Vreede begroette de vrijheidszon in 1795 met de woorden:

     Na eeuwen slaafs in 't juk te gaan,

     Na eeuwen klagen, jammeren, zuchten,

     Gloort eindelijk onze vrijheid aan.

Later dagen hebben bewezen, dat de vrijwording van Staats-Brabant toen echter nog slechts aan haar begin was. Zou Staats-Brabant bij het verdrag, dat tusschen de Fransche Republiek en die der Vereenigde Nederlanden eerlang zou gesloten worden, erkend worden als eene zelfstandige provincie evenals de andere provinciën des lands? Dat was de bangste vraag, welke de Brabantsche Patriotten zich in die dagen konden stellen, zegt A.M. Frenken. Steeds werd hun duidelijker, dat de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden niet genegen waren tot een gunstige oplossing en toen op 13 Mei 1795 negen afgevaardigden der kwartieren Peelland, Kempenland en Oisterwijk in Den Haag bij de Representanten der Fransche Republiek eene gunstige oplossing poogden te bepleiten, vonden zij daar geen gehoor. Wat gevreesd werd, geschiedde; immers toen drie dagen later 16 Mei 1795, tusschen de beide Republieken het Haagsche Verdrag tot stand kwam, werden de zeven provinciën der Vereenigde Nederlanden onder den naam van "de Bataafsche Republiek" vrij en onafhankelijk verklaard, maar Staats-Brabant werd als zelfstandige provincie daarbij niet erkend.

Ontzettende teleurstelling! Wat nu te doen? Het antwoord geeft Frenken volgenderwijs: De Bossche municipaliteit schreef aan alle municipaliteiten der Meierij eene vergadering uit tegen 2 Juni d.a.v. 's morgens om elf uur op het Bossche stadhuis ter behartiging van het recht, "welk Brabant van aloude tijden heeft toegekomen" en hij verzocht aan elke municipaliteit daarheen twee gecommitteerden te zenden. Op die vergadering werd besloten, dat de municipaliteiten zouden kiezen Provisioneele Representanten, die 6 Juni d.a.v. te Tilburg zouden bijeenkomen en daar uit hun midden gecommitteerden zouden kiezen die zich naar Den Haag zouden begeven en aldaar naast de afgevaardigden der andere provinciën in de Staten-Generaal zouden zitting nemen. Wat men van hoogerhand den Brabanters had onthouden, zouden zij dus eigenmachtig trachten te nemen. Ook werd nog besloten aan de municipaliteiten van de Baronie te Breda, het Markiezaat van Bergen op Zoom, de stad Grave en het land van Cuyk een schrijven te richten, waarbij zij verzocht werden naar de te Tilburg te houden vergadering eveneens Provisioneele Representanten te zenden. De municipaliteiten van Staats-Brabant kozen dientengevolge zestien afgevaardigden, die onder presidium van den Bosschenaar E. Heymans zich 6 Juni 1795 constitueerden als de Provisioneele Representanten van Bataafsch-Brabant.

Het verder verloop deelen wij nog mede.

 

A.J.A.C. VAN DELFT