CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 30 november 1929

 

 

Van vroeger dagen 142: Van vrijen en trouwen 2

 

"Van praat komt praat" zegt men om te waarschuwen tegen lastertaal, of om tot voorzichtigheid in spreken aan te manen. Dan klinkt "van bruiloften komen bruiloften" heel wat opwekkender, al is misschien 't eerste meer waar in de gevolgen. Stellig zijn echter feesten menigmaal aanleiding tot nieuwe feestpartijen, sterker nog: folkloristisch staat vast, dat vaak feesten aangelegd worden met de bedoeling de jeugd op die manier tot elkaar in contact te brengen. Gaven we in 'n vorig opstel enkele gebruiken in verband met vrijen en trouwen, deze kunnen alsnog met het volgende aangevuld worden.

 

Op den bruiloftsdag werd voorheen druk gedanst. Vandaar het spreekwoord: "Men kan wel dansen, al is 't niet met de bruid." Ook moest het bed, waarop het jonge paar den eersten huwelijksnacht zou doorbrengen, het dikwijls ontgelden en bij de meer welgestelden liet men ook de slaapkamer (en tegenwoordig nog) niet ongemoeid. Zoo werden bijv. stroopoppen onder de dekens verborgen, of andere voorwerpen, die in normale omstandigheden in geen bed thuishooren, zooals de nachtspiegel. Dan naaide men de lakens aan elkaar, of nam de onderlagen uit het bed, zoodat de jonggehuwden bij het zich neervlijen op den grond terecht kwamen. Van alles werd en wordt verzonnen om het bed "onklaar" te maken.

 

Was er een kindje geboren, dan deed de kraamvrouw binnen een maand na hare bevalling haren "kerkgang". Vóór de H. Mis werd zij door den priester ingeleid of ingehaald, met een kaars in de hand tot voor het altaar geleid, werden gebeden uitgesproken, waarna zij het gebruikelijke of naar haar vermogen passende muntstuk op of bij het gebezigde boek legde. Soms werd hiervoor daags te voren een buurvrouw verzocht om met de in de falie gedoken kraamvrouw naar de kerk te gaan. Na de Mis gebruikte die dan bij haar de koffie, soms kwamen meerdere buurvrouwen "op een bakske".

Direct na de geboorte van een kind, reeds denzelfden dag of daags daarna, wordt de kleine in de R.K. kerk ten doop gehouden. Dit geschiedt door de rechterbuurvrouw of die aan den kant der kerk woont. Zij draagt den zuigeling onder een witten doek voor zich uit, terwijl de "peet" er neven gaat. Naar huis teruggaande moest de peet het kleintje dragen. Na den doop wordt door deze vrouwen - natuurlijk zouden we willen zeggen - 'n bakske gedronken, doch niet enkel voor dezen staat de koffie klaar, de geheele buurtschap heeft het vrouwelijk element dien morgen of middag losgelaten en het wordt een feestmaal met als van ouds bekend en vanzelfsprekend gerecht groote beschuit met muisjes (roode of witte, al naargelang 't geslacht van 't borelingske), waarnaast echter klontebroodjes en broodjes met vleesch, bij betergesitueerden zelfs taart, niet mogen ontbreken. De beschuiten-met-muisjes blijven nog eenigen tijd lang "voor de gaanden en komenden" als tractatie op de tafel verschijnen.

Voor de kraamvrouw kan zoo'n smulpartij tot een werkelijk nadeelige, hinderlijke kletspartij met al te veel lawijt worden, doch de baker maakt er niet te spoedig, en zeker niet onvriendelijk, een einde aan. Want noodwendig zal er voor deze een fooi moeten afvallen. Dat hand-ophouden maakt een deel van haar inkomst. 't Is al begonnen, toen de baby gewasschen en voor 't eerst aangekleed zijnde, plechtstatig aan den vader in de armen gelegd werd, die wist, dat dit hoofdzakelijk te doen was om den vastgestelden gulden of rijksdaalder aan de verzorgster over te reiken. 't Herhaalde zich vanuit de moederhand, toen "'t naveltje is afgegaan".

Voor den gelukkigen vader is op den dag der geboorte of daags daarna het "aangeven" ook naar oud gebruik moeten verloopen. 't Zou niet naar behooren geweest zijn, als hij de aangifte van z'n kind ter inschrijving in de registers van den Burgerlijken Stand niet had gedaan vergezeld van den rechter- en linkerbuurman. Netjes, als onder politiegeleide, is het drietal naar 't gemeentehuis gegaan en na vervulling der wettelijke formaliteiten is men er in de eerste de beste herberg "eentje gaan pakken" op den goeden afloop. 's Avonds worden die getuigen met mannelijke familieleden op een glaasje verzocht. Wilde men dat "aangeven" goed doen, dan mocht vroeger geen enkele herberg, die men voorbij kwam, overgeslagen worden. Zoo is het meerdere malen gebeurd, dat niet alleen de vader, maar ook de aangevers ingerekend moesten worden wegens dronkenschap. Men begrijpt hoe slecht dergelijk verloop in het huisgezin nawerken kon. Nog heden is dat gebruik om buurlui als getuigen te vragen zóó ingeburgerd, dat de genoode buurman er zelfs vrijaf voor neemt van de fabriek.

Na zes weken kwam "de peet" (wat niet de peter, doch wel de meter is, die evenwel te Tilburg steeds met "de peet" betiteld wordt) 'n "petekleejke" brengen, dat nog verschilde al naargelang het voor een jongetje of een meisje bestemd was. Ook gebeurt het nu nog wel, dat de buurvrouwen en vriendinnen of kennissen die op kraamvisite komen, een cadeautje voor 't kind meebrengen, terwijl bedaagde tantes naar vroeger gebruik een dozijn eieren voor de moeder op tafel leggen, al zou men zelf kippen genoeg houden.

 

Wij hebben bij vroegere gelegenheid reeds verteld, hoe hier ter plaatse een verloving officieel werd. Zonder misschien bekend te zijn met zulk 'n deftige benaming voor 'n uiterlijk doen blijken van innerlijke genegenheid, was 't "eens komen aonsteken" even officieel als het tegenwoordige rondzenden van twee naamkaartjes in één envelopje. Op het Markereiland (zolang 't dan nog is) bestaat de gewoonte nog om - evenals vóór jaren en jaren - tegen dat 't gaat duisteren ten huize van de huwbare meisjes "'n pijp op te steken". Dáár is in verband met de vrijerij nog zooveel eigenaardigs aan 't handje. Al is 't er niet zoo erg als te Staphorst-Rouveen, waar "de vrij-venstertjes in iederen boerenwoninggevel de zonde van het dorp verraden". Vader Cats' woorden zijn daar, zoowel als elders, van toepassing:

     Wij sijn een vrijgevochten lant.

     Waerom dan hier een engen bant?

     In 't vrijen dient men vrij te zijn

     En daer en dient geen sonneschijn.

     Den avond is van langer hant

     En in de stadt en op het lant

     Geëygent tot de soete min

     En niemand vint er hinder in!

 

Wanneer te Tilburg een paar "aongeteekend" is, d.w.z. ingeschreven ten ondertrouw in de registers van den Burgerlijken Stand, wordt ook de Kerk in 't ceremonie betrokken doordat het toekomstige paar driemaal van den preekstoel afgeroepen moet worden. Dit heet hier ter stede "de roepen krijgen", terwijl men elders spreekt van "van den preekstoel vallen". Trouwens de Kerk en haar gebruiken zijn steeds nauw betrokken geweest bij de gebeurtenissen, die verband houden met 's levens hoogtij. Zou zelfs menige kerkdienst, bijv. 'n 's Zondags lof, de weeksche kruisweg, de meisjescongregatie, niet het eerst van invloed geweest zijn en aanknoopingspunt gebleken om contact te krijgen met de uitverkorende des harten? Als de dienst uitging, heeft "men elkaar een seconde te lang" in de oogen geschouwd en dra is de een of andere gelegenheid gekomen om de kennismaking aan te knoopen of te verinnigen.

 

Bruiloftsmalen worden vrijwel overal bij gelegenheid van een huwelijk gehouden. De overvloed van vroeger raakt hierbij niet onverstandig wat in onbruik, waardoor vanzelf ook verdwijnen zal het gebruik om op 't midden van dien dag "een eindje te gaon oploopen". Dit gebruik herinnert aan den tijd toen men ommegangen moest maken teneinde al die in ongelooflijke hoeveelheid genoten bruiloftskost wat te laten zakken en daarna weer met nieuwen moed zich te gaan overladen. Op Marken ging zooiets in den ganzenmarsch, d.i. achter elkaar in een rij net als ganzen. Tegenwoordig gaat dat al paarsgewijze, doch voorschrift is, dat het drie keer plechtstatig de Kerkbuurt omgaat. Dat processieloopen kwam oudtijds óók voor in Purmerend en Alkmaar, waar het gepaard ging met opgesierde jongens en meisjes. Ook in Sneek en Bolsward werden die vroeger gehouden, waarbij de weg dikwijls met groen bestrooid was en hier en daar met eerepoorten versierd.

Zijn er naast de door mij genoemde plaatselijk nog meerdere typische gewoonten op te merken, dat men ze dan meedeele.

 

Toen we om rijmpjes over de vrouw vroegen, hadden we niet verwacht te krijgen:

     Katten en wijven

     Moeten thuis blijven!

evenmin:

     Katten en vrouwen

     Moet men thuis houden!

Die komen ongeveer overeen met de zegswijze: "Wie z'n vrouw lief heeft, laat ze thuis."

 

Dat tot zelfs in de Tweede Kamer der Staten-Generaal het thema der liefde wist door te dringen, getuigt een der jongste debatten, toen de afgevaardigde Weitkamp van Cats citeerde:

     Het is een huis geheel verdraaid,

     Waar 't haantje zwijgt en 't hennetje kraait.

Daarmede was het Kamerlid Mej. Katz het eens, maar, vertelde zij, ze heeft eens twee tegels gezien, met een haan en een hen er op, waarbij op de eene tegel stond:

     Ik, haan, kraai koning

     In deze woning!

terwijl op den anderen stond:

     Als ik, hen,

     Niet thuis ben!

Men ziet het, in al die rijmen komt het zwakke geslacht, tusschen de regels doorlezend, buitengewoon sterk naar voren. Of dat haar tot eere strekt of den man tot schande of omgekeerd, is moeilijk te zeggen. Zeker is 't waar: "Cherchez partout la femme."

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, November 1929