CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 17 oktober 1929

 

 

'n Kijkje in Philipsstad 2

 

Schoolwezen en volksontwikkeling. Wat op dit terrein tot stand gebracht werd, is voor talrijke gemeenten een onbereikbaar ideaal. Gij hebt natuurlijk vanuit den trein reeds meerdere malen dien lief onschuldig vleienden naam "Philips Kleuterschool" gelezen. Nomen est omen: de geest toovert u dat kleine grut voor oogen, spelend en stoeiend, gloeiend en glinsterend met blije kindersnoetjes. Dat is 't mooie begin van ieder menschenleven. Gedachtig de practische zegswijze, dat men bij 't begin beginnen moet, heeft men in dit levend organisme van practischen zin en nuchteren werkelijkheidskijk ook dát gedaan. Echter doelbewust den verderen levensgang volgend voert men u verder naar de lagere school en naar het vervolgonderwijs. Dat vervolgonderwijs is al weder geen half werk. Voor de meisjes en vrouwen worden naai- en verstellessen gegeven, en wetend, dat daarmee de huisvrouw- en moedertaak niet volstaan kan, is er gelegenheid tot het volgen van kooklessen, wasch- en strijklessen en voor wat verder de technische kennis voor de huisvrouw completeeren kan. Ook moeder- en zuigelingenzorg zijn niet vergeten.

Wat het technische onderwijs aangaat, is gezorgd voor opleiding van aanstaande arbeiders voor de Philipsfabrieken. Deze is volgenderwijs onderverdeeld:

1. inleerschool voor nieuwe werknemenden, over gloei- en radiolampenfabricage en apparatenfabricage;

2. meisjesnijverheidsschool;

3. jongensnijverheidsschool (dagschool voor 12-14 jarigen, bankwerkers, draaiers, apparatenmonteurs, electriciens, enz. en vakonderwijs voor 14-18 jarige werknemers der technische bedrijven).

Nu we 't over dit belangrijke onderdeel der jeugdvorming hebben, kunnen we na bezichtiging van de grootsche schepping, welke Philips ook hiervoor gewrocht heeft, begrijpen, dat andere bedrijven, welke het nijvere Eindhoven de zijne mag noemen (zooals bijv. de ook in korten tijd belangrijke vlucht genomen hebbende sigarenfabrieken van Abbe, "de Karel I"), met leede oogen 't aanzien "dat alles naar Philips gaat". Jongens en meisjes die met veertien jaar van school zouden komen en voor Karel I geschikt zouden zijn, worden door Philips desgewenscht met hun 13e jaar naar de Philips-vakschool overgeplaatst, zoodat ze dan voor de andere industrie onbereikbaar worden. Het gevolg is bijv. dat - naar we in de Meier. Crt. lazen - Karel I een sigarenfabriek in Maastricht zal openen. Niet alleen te Eindhoven doch op meerdere plaatsen ontwikkelt zich een leerlingopleiding, aangepast aan de eischen en behoeften der industrie. Tegenover het afnemen der leerlingopleiding in de werkplaats voor handwerk staat een sterke toename der leerlingopleiding in de industrie. Te Tilburg bijv. heeft de N.V. Metaaldraadlampenfabriek Volt, waar ook al ruim 1700 man werkt, cursussen in 't leven geroepen voor opleiding tot vakbekwame metaalbewerkers.

Op groote schaal heeft de firma Fried. Krupp deze opleiding verzorgd in het Crusonwerk dier firma in Maagdeburg. Daarover heeft die wereldfirma zelfs een uitgave het licht doen zien, waarin de geheele regeling nauwkeurig omschreven is; het werkje heet: "Unser Lehrlings-ausbildung 1928, Fried. Krupp, Crusonwerk A.G. Magdeburg-Buckau". Zij heeft als geschoolde arbeiders noodig: machine-bankwerkers, draaiers, vormers, modelmakers, enz. Daar begon men reeds in 1893 met de leerlingopleiding, welke zich geleidelijk heeft geperfectioneerd. Thans heeft men zich wel volledig rekenschap van het doel dier opleiding gegeven, dat volgenderwijs omschreven wordt:

"Er wordt naar gestreefd bekwame vakarbeiders te vormen, die aan alle vereischten van hun beroep voldoen; inzonderheid moeten zij een goed werkstuk in een economisch toelaatbaren tijdduur kunnen vervaardigen. Hierbij wordt bijzondere zorg besteed aan de opvoeding tot zelfstandig denken; bij de opleiding in de werkplaats wordt niet alleen het 'hoe', maar ook het 'waarom' geleerd. Verder willen wij de jongelieden opvoeden tot arbeiders, die vreugde in hun beroep scheppen en er trotsch op zijn; wij willen hun de waarde en de beteekenis van hun werk in het groote geheel der productie op gepaste wijze en aan eenvoudige voorbeelden leeren kennen en begrijpen. Daarnaast wordt bijzondere zorg besteed aan hun karaktervorming. Bij het onderwijs in de werkplaats en in de fabrieksschool wordt hun bij het leeren gebruiken der machines en gereedschappen steeds gewezen op het gevaar voor ongevallen en hoe deze te voorkomen. Grondige scholing, opleiding tot goede kameraadschap en verstandig gebruik van den vrijen tijd moeten in de jongelieden de grondslagen leggen, waardoor zij tot vakbekwame arbeiders, menschen met een welbewuste en gevestigde levensbeschouwing en goede staatsburgers kunnen worden." (Wie er meer van weten wil, ook hoe er geleerd en gewerkt wordt, kan dat vinden in voornoemd werkje, terwijl het ook beknopt wordt weergegeven in "Jeugd en Beroep", een tijdschrift voor jeugd-psychologie, beroepskeuze en beroepsvorming.)

Om nu tot Philips terug te keeren, de hierboven aangegeven doelstelling heeft daar eveneens voorgezeten bij de uitwerking van het grootsch uitgewerkte plan voor ambachtsonderwijs: hoe kan het anders in zoo'n Rijk van den Arbeid. Daarbij heeft men het alweder aangedurfd geen kosten te sparen. De "Bedrijfsschool", welke in November van dit jaar officieel geopend zal worden, voert het aangeduide doel eveneens in haar schild.

Tijdens ons bezoek was men - 'k zou haast weer schrijven: "natuurlijk" - reeds druk met het geven van onderwijs bezig, al waren ook nog werklui aan de voltooiing bezig. Is nimmer uitgewerkt, nimmer met iets - uitgezonderd dan de producten - geheel klaar; altijd valt er weer iets te veranderen, te verbeteren, te vergrooten. Maar dat men in die school werkte, hindert au fond ook niets; in een werkplaats moet immers gewerkt worden! En deze school leidt tot werken op. Deze nieuwe school is zóó groot en luchtig en practisch, dat men - al weder met eenigen schroom - een vergelijking met de "gewone" ambachtsscholen gaat maken. Dan constateert men respecteerend, dat bijv. de Tilburgsche ambachtsschool, die er voor haren doen goed wezen mag, er stellig tien- misschien wel vijftien maal in gehuisvest kan worden.

Alles wat in de bedrijfsschool gemaakt wordt, benut het eigen bedrijf van stonde af. De leerlingen blijven er twee jaar, dan gaan ze een jaar de fabriek in, waarna ze weer in de school terugkeeren om hun meesterproef af te leggen. Alles is er machinaal. Ook is er een soort leerlingenmuseum-in-wording aan verbonden, waar de leergasten hun extra goede werkstukken mogen tentoonstellen. Dat zoo iets stimuleerend en naijverend werkt, begrijpt men. Met verlangende blikken zie ik in den geest reeds de eene jongen naar het appartementje van een medeleerling gluren, omdat zijn geleverd proefstuk nu niet in ieder opzicht den toets der vergelijking kan doorstaan. Evenzoo zal het gesteld zijn met de groote "rapportboekjes", die in den vorm van wel anderhalve meter hooge grafieken van iederen leerling aan den wand prijken. Wat zullen de jongens daar vergelijken, en mogelijk mistroostig hun werkbank weer opzoeken, de een om zich meer in te spannen, de ander om den kop wat lager te doen zinken.

Wat men er zooal leert? Van alles wat dit bedrijvencomplex gebruiken kan. Bij 't chronisch tekort, dat bestaat aan goede metaalbewerkers, wordt hier een degelijke opleiding gegeven. Het speciaal vermeldenswaardige hierbij is, dat deze leerlingen door in die school het vak te gaan leeren, zich niet behoeven te verbinden om later bij Philips in dienst te treden. Deze verplichting zou als een knellende band gevoeld worden; anderzijds dient wel erkend te worden, dat op deze wijze Philips het risico loopt vaklui voor andere verwante bedrijven te kweeken. Doch dat kan men er op wagen, omdat door een dergelijke scholing de arbeider zich a.h.w. in het bedrijf verwant zal zijn gaan voelen. We bezochten de schoolafdeelingen voor de glasblazers, electriciens, enz., de teekenlokalen, de waschgelegenheden, de kleerkasten, kortom alles, wat men noodig heeft, en telkens weer werd men getroffen door de perfectie, waarmede alles geregeld is en keurig verzorgd.

Bij deze leerlingopleiding blijft het echter niet. Na het vele reeds genoemde moet nog opgemerkt worden, dat er ook cursussen gegeven worden voor de arbeiders der Philipsfabrieken. Men heeft er de gemeentelijke avondteekenschool, de hulpassistentencursus, de bazencursus, de onderbazencursus, de radiocursus, de electrotechnische cursus, de teekencursus, de avondcursus voor glasinstrumentmakers, idem voor metaalbewerkers, de instructiecursus voor onderbazen, voorts een cursus in taalonderwijs voor het technische personeel (Nederlandsch, Fransch, Duitsch en Engelsch). Dan heeft men een opleiding voor volontairs voor werktuigkundige en electrotechniek. Voorts cursussen voor beambten der fabrieken: oriëntatiecursus, radiocursus, bedrijfslezingen. Ook de opleiding voor de administratie is niet vergeten. Men kan bezoeken de dagschool voor a.s. kantoorbedienden, de avondkantoorschool waar lessen in de vreemde talen en handelscorrespondentie, benevens boekhouden en handelsrekenen gegeven worden, terwijl er ook nog een technische cursus voor kantoorpersoneel over gloeilampen en radio gevolgd kan worden. Dat men er nog een "schrijfschool" vindt voor machineschrijven, stenografeeren, schrijven en machinetellen vindt, verbaast u zeker al niet meer, terwijl het u vanzelfsprekend zal voorkomen, dat er wetenschappelijke lezingen gehouden worden over natuur-, handels- en technische wetenschap. Men houde hierbij wel in 't oog, dat Eindhoven geworden is tot een verzamelplaats óók van een schare gegradueerden van diverse pluimage. Universiteiten hebben er knappe koppen geleverd, technici van erkende bekwaamheid vinden er gelegenheid hun kennis productief te benutten en de meest kundige arbeiders, aan wier prestaties de hoogste eischen gesteld worden, vinden er hun emplooi.

 

Wie mij tot hiertoe gevolgd is, zal misschien één opgetogen juichtoon hebben opgevangen. Welnu, ik erken gaarne, dat men eerlijk dient te betuigen respect te hebben voor hetgeen hier in korte spanne tijds als bij tooverslag geschapen is. Eerst in 1891 is Ir. G.L.F. Philips aan den Emmasingel in een textielfabriekje begonnen met het fabriceeren van kooldraadgloeilampen (het oude gebouwtje staat er nog) zonder te kunnen vermoeden, dat zijn durf met zulk succes bekroond zou worden. De wonderen der techniek, de resultaten van scherpvernuftige berekeningen, de opbouw eener machtige organisatie vormen hier een machtig-geordend geheel, een arbeidsstaat, en arbeidersstand met eigen cachet. De organisatie is af, up to date, en als groot-bedrijf is het een eer voor het kleine Nederland iets dergelijks het zijne te mogen heeten.

Hier concentreert zich een samenstel van problemen van socialen en economischen aard van zóó omvangrijke beteekenis, dat het voor den buitenstaander, ook al is het een zéér belangstellende, niet te omvatten is. Geen kijkje van één dag, ook al gaat het onder nog zoo beproefde, welwillende en deskundige leiding, biedt gelegenheid tot voldoende inzicht scheppen, laat staan oordeel vormen. Dat dient men wel in 't oog te houden en uit het hier geschrevene enkel slappen weerklank van overweldigende indrukken te lezen.

Want ge meent toch zeker niet, dat we met het nu geziene en gehoorde aan het eind van den tocht gekomen zijn? We zijn nog niet eens halverwege en om 't goed te zien, zouden weken noodig wezen. Ik heb u nog niet eens gebracht in de pakkerij, waar de spoorwagons gewoon de fabriek inrijden om de goederen te laden en te lossen. Wist ge wel, dat men zal moeten komen tot een eigen douanegebouw teneinde de inklaring van goederen te vergemakkelijken? Hebt ge al eens op het lift-wezen dezer reusachtige gebouwen gelet? 't Is wel de moeite waard evengoed om eens portiers te tellen en liftjongens en werkvrouwen. Maar die "kleinigheden" zien we liever over het hoofd, om naar de apparatenfabriek te gaan.

Hier zal het dan zeker in de hoogste mate werkelijkheid worden, wat dr. Jac. van Ginneken eenmaal in de rede over "Zielkunde en Taylor-systeem" sprak: "Maar wat ik vond dat waren meisjes in de Philipsfabrieken, die met onmenschelijk geduld dagelijks duizendmalen één fijne vingerbeweging zaten te herhalen, even profijtelijk voor het nietige gloeilampje als doodend voor haar naar Gods beeld geschapen eigen kostbare zielelamp. Wat ik vond, dat waren paksters en sorteersters, die van den vroegen morgen tot den laten avond, met vrouwelijke krampgezichten, aan haar totaal onverschillige pakjes en kaartjes zwoegen, kortom ik vond de verveling der dofste eentonigheid drukken op de vele hoofden en ik zocht tevergeefs naar prikkelende afwisseling, jeukende belangstelling en ambitievollen blik."

De kern van dat betoog flitst ons door het hoofd als we aankomen bij de lift, die ons honderden en honderden arbeidsters en arbeiders nader brengen zal. Het moet immers juist de moderne arbeidsverdeeling zijn, die de zielstemperatuur onder nul doet dalen; dit is zoowat de "gevestigde meening", die de buitenstaander (in letterlijken en figuurlijken zin) er over heeft.

 

(Wordt vervolgd)

 

A.J.A.C. VAN DELFT