CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 8 september 1928

 

 

Van vroeger dagen 92: Armwezen 1

 

Wie de wetgeving op het terrein van het armwezen in ons land nagaat, zal vinden, dat de grondwet van 1848 reeds voorschreef, dat "het armbestuur een onderwerp van aanhoudende zorg der regeering is en door de wet geregeld wordt". In 1851 maakte Thorbecke een wetsontwerp bij de 2e Kamer aanhangig. Na heftige debatten heeft het Stbl. van 28 Juni 1854 gegeven de Wet tot regeling van het Armbestuur. Hoe moeilijk ook tot stand gekomen en hoe heftig ook bestreden, heeft deze wet toch acht en vijftig jaar stand gehouden. Zij is in al die jaren slechts éénmaal belangrijk gewijzigd: in 1870 toen men de vergissing van 1854 herstelde welke in de armenwet de geboorteplaats tot domicilie van onderstand gemaakt had.

Hoe funest zoo'n bepaling in z'n uitwerking zijn kon, heeft de praktijk bewezen. Om daaraan een einde te maken werd in 1870 bepaald, dat de plaats waar de arme zich bevindt, beslissend zou zijn in de vraag, welk burgerlijk armbestuur voor het verleenen van ondersteuning aansprakelijk wezen zal. Ook hiermede bleek men het niet eens, en om ons bij Tilburg verder te bepalen, is het opmerkelijk, hoe we vrijwel telken jare de klacht konden lezen over den ongunstige toestand van het armwezen, waaraan de volgende verzuchting in de zeventiger jaren telkens is toegevoegd: "de voor deze gemeente zoo ongunstige werking der armenwet, waarvan de omliggende gemeenten misbruik maken door hunne behoeftigen op eene of andere wijze naar Tilburg te zenden, teneinde van hunne verdere ondersteuning bevrijd te zijn". Sinds we onder de Wet van 27 April 1912 leven, is dit ook verboden, hoewel het daarmede niet gezegd is, dat het afschuifsysteem door sommige dorpspotentaatjes, als men de kans ziet, nog niet graag toegepast wordt.

In 1885 klaagde men, dat de behoeften voor het burgerlijk armbestuur "telken jare toenemen". Tegenwoordig is dit idem. Om enkele posten met name te noemen vindt men bijv. op de Gemeentebegrooting voor 1928 voor kosten van overbrenging, plaatsing en verpleging van krankzinnigen rond f 90.000 uitgetrokken; voor subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur f 300.000, voor ondersteuning aan werkloozen f 50.000, om slechts enkele hoofdposten te noemen, buiten de bijkomende administratiekosten, aflossingen naast renten en geldleeningen enz.

Ter vergelijking enkele cijfers uit vroeger jaren. Thans telt Tilburg ruim 73.000 inwoners, in 1892 telde het 35.000 zielen. Successievelijk groeiden de bedeelings- en bestedingskosten van het Armbestuur volgenderwijs:

 

 

In 1898 zijn de kosten van besteding van zieken en gewonden in het Gasthuis en van ooglijders te Utrecht, welke vroeger ten laste der gemeente waren, op voorschrift van Ged. Staten voor rekening van het Armbestuur gebracht.

 

In 1901 kwamen op het bedeelingsboek van het Algemeen Armbestuur 480 namen van hoofden van gezinnen of alleenloopende personen voor, te samen 1278 zielen. Voor hunne gewone bedeeling is in 1901 uitgegeven het hierboven aangeduide bedrag van ruim f 26.000 hetgeen bijna 40 cent per hoofd en per week beliep. Het zou de moeite loonen een en ander ook voor den tegenwoordigen toestand eens nauwkeurig na te gaan, daarbij vooral ook de particuliere liefdadigheid en van kerkelijke instellingen niet uit het oog verliezend, om na te gaan of samenwerking dier verschillende organen door uitwisseling der noodige mededeelingen geen bedrog kan keeren of doeltreffender bedeeling bewerken met minder kosten. De daarbij wenschelijke Kamer van Navraag vindt men in meerdere gemeenten in een Armenraad.

In 1888 klaagde men dat de particuliere liefdadigheid als kwade zijde heeft, dat door milde gave ook aan bedelaars uit andere gemeenten, deze hierin aanleiding vinden zich hier te komen vestigen. Dit verzwaart almede den armenlast. Van den trek naar groote steden is men heden ten dage ook nog allerminst verlost.

In 1887 had de Groote of H. Geest Arme (Alg. Armbestuur) bedeeld f 17.180,75; de Diaconie der Hervormde Gemeente f 620,57; die der Israëlitische Gemeente f 30; de Conferentie van St. Vincentius op 't Heike f 4.761,375, op 't Goirke f 2.273, op den Heuvel f 2.077,76. Meerdere ondersteunende stichtingen waren daarnaast nog het gesticht voor weezen en verlaten meisjes en oude vrouwen, 't gesticht voor weezen en verlaten jongens en het R.K. Gasthuis. In dat jaar was de toestand in de industrie niet rooskleurig en hoewel de winter niet streng was geweest, verminderden de uitgaven van het Armbestuur niet; de veranderde omstandigheden in de fabrieken van wollen stoffen en het stellen der machinale weefgetouwen, waaraan voornamelijk jeugdige arbeiders gebezigd worden, waardoor vele oudere fabriekwerkers en handwevers zonder werk geraken, zijn mede oorzaak van het toenemen der behoeften van het Armbestuur. Zoo'n zin typeert alweer iets uit dien tijd.

De toestand van het armwezen verergerde. Veel bracht daaraan toe de vernieling der veldvruchten door den hagelslag in 1891, de uiterst slappe werkgelegenheid der fabrieken en den trek naar de stad waarbij de ondervinding opgedaan werd, dat besturen van omliggende gemeenten zich van hun armen ontdeden door ze reisgeld te verstrekken en het noodige bedrag voor hun onderhoud gedurende enkele weken. Men heeft daarom in de negentiger jare hier den maatregel toegepast dat iemand twee jaar in Tilburg wonen moest alvorens hem onderstand verstrekt werd...

In 1891 zag het College van regenten van het Burgerlijk Armbestuur zich bij monde van de heeren A. van Roessel, president, en Edmond H. Meelis, de Amanuensis, genoopt om een buitengewone subsidie aan den raad te vragen van f 4.000, terwijl f 6.000 op de begrooting van 1892 werd uitgetrokken voor werkverschaffing. Men ziet dat dit laatste ook al niets nieuws van den modernen tijd is. Het gevolg van den hagelramp in Juli 1891 was voor het armbestuur geweest, dat het de landhuren gedeeltelijk moest missen voor de bouwhoeven en landerijen, welker opbrengst gedeeltelijk vernield was. Een extra-gift van f 1.000, die het bestuur ontvangen had, sloeg niet door. In Januari van dat jaar was het aantal bedeelden 1257, in Augustus nog 945, ongeacht degenen, die niet op 't preeboek voorkomen. Dooreengenomen kon men de bedeelden op 1100 schatten, en dit vorderde een uitgaaf van het Algemeen Armbestuur van f 13,12 per jaar en per hoofd, of per week en per hoofd berekend 27 centen, zodat niemand van een te ruime bedeeling kon gewagen.

Had men in 't geheele jaar 1890 f 15.746,56 uitgegeven, uit de preeboeken van het jaar 1881 blijkt, dat in genoemd jaar bedeeld werden circa 850 personen met een vaste som van f 13.551,715. De kosten der besteding van oude vrouwen was in 1885 van het Armbestuur op die der gemeente overgebracht, ter ontlasting van eerstgenoemde instelling.

In September 1891 meldden zich reeds vele personen aan, die tot heden een zekeren welstand genoten en zich nimmer bij het Armbestuur vervoegd hadden. Honderden van hen, die zich in het najaar komen aanmelden, zullen gebrek krijgen doordat hun wintervoorraad vernield is; er heerscht voorts gebrek aan werk bij schier alle soorten van industrie maar voornamelijk de wolindustrie, zooals in geen jaren - misschien nooit in Tilburg - het geval was; de broodprijzen zijn hoog, die der aardappelen evenzeer; "onze inkomsten verminderende, de uitgaven stijgende". Zoo luidde de jeremiade der Regenten. Dat de overheid bijsprong, was niet meer dan plicht.

Om te bewijzen, dat de toestand te Tilburg slecht was, zij vermeld, dat in 1881 Tilburg 145 wollenstoffenfabrieken telde, waarvan 57 met stoomvermogen; in 1889 slechts 116, waarvan 55 met stoomvermogen. In 1882 werden alhier 65 stoomwerktuigen gebezigd in wollenstoffenfabrieken, terwijl in 1889 62 en in 1890 slechts 61 stoomwerktuigen in dergelijke fabrieken in werking waren, welk aantal in 1891 gedaald was tot 58. De uitvoer uit het vrije verkeer van baai en flanel bedroeg volgens de Nederlandsche Handelsstatistiek in 1881 nog f 1.532.000, in 1890 was hij gedaald tot f 464.000. Meer bepaaldelijk was een sterke vermindering dier artikelen naar België te constateeren. Het was de laatste tien jaren met den export naar Duitschland en Frankrijk zeer slecht geloopen. Om de concurrentie het hoofd te bieden, was reeds in 1882 de 20-jarige Tilburger Mommers te Lisieux in Normandië een fabriek begonnen, waarop in 1887 reeds een 300-tal arbeiders werkten terwijl in 1890 en 1891 meerdere Tilburgsche fabrikanten naar Frankrijk togen om te trachten daar een ruimer bestaan te vinden. Van dezen is slechts de fabriek van Mommers tot den dag van heden blijven bestaan; de anderen keerden na korter of langer tijd nach der Heimat wieder. Andere bedrijven zijn in dien tijd hier toen ontstaan, bijv. een schoenfabriek, fabriek van muziekinstrumenten, een reukzeepfabriek en een vernisstokerij. In 1891 telde Tilburg nog 1355 in werking zijnde handgetouwen, naast 328 niet in werking zijnde, alzoo een totaal van 1700 weefgetouwen.

 

'n Volgend maal hopen we nog een en ander over 't armwezen mee te deelen.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 28 Februari 1928