CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 4 juni 1927

 

 

Van vroeger dagen 76:

Mannen van naam - George Willem Vreede

 

Voor de Tilburgers zijn de grootfabrikanten Paulus Vreede en Hendrik Vreede geen onbekenden. Mogelijk is dit wel het geval met den hoogleeraar, over wien we hierna een en ander laten volgen, zooals dat in het Nieuw Ned. Biografisch Woordenboek te lezen is.

George Willem Vreede was de zoon van Paulus Vreede en Françoise Charlotte d'Abel. Hij werd geboren te Tilburg, 14 April 1809, en is gestorven te Utrecht 29 Juni 1880. Hij was een kleinzoon van den revolutionairen unitarist Pieter Vreede; van diens beginselvaste onverzettelijkheid had hij veel, zelfs iets van diens republikeinsche gevoelens. Aan zijn moeder dankt hij relatiën met hooge Duitsche diplomatieke kringen en daardoor een grooten eerbied voor gevestigde verhoudingen en voor geestelijke aristocratie. Ten slotte schonk zijn Brabantsche afkomst en zijn lang verblijf in België hem een beweeglijkheid van geest, die hem behoedde voor al te solied conservatisme.

Hij ging school in zijn vaderstad; sedert 1821 bezocht hij het gymnasium te Leiden, vanwaar hij naar de academie werd bevorderd. Hij studeerde van 1825 tot 1827 aan de universiteit te Gent, waar hij het onderwijs van Thorbecke in de geschiedenis en het Staatsrecht genoot. In 1827 zette hij zijn studiën te Leuven voort, waar hij onder Holtius, Birnbaum, Warnkönig en Mone werkte. Hij kwam daar veel meer in de politieke beweging dan te Gent en behoorde daar tot de oppositie tegen het regeeringsstelsel van Willem I. Natuurlijk deed evenwel de omwenteling van 1830 hem Leuven verlaten. Hij werd 21 Maart 1831 als student in de rechten te Leiden ingeschreven, nadat hij nog zijn doctoraal examen te Leuven had afgelegd. Hij promoveerde te Leiden den 25 Maart d.a.v. na verdediging van een proefschrift "De origine atque incrementis libertatis Anglorum" (Leiden 1831, 8o.), dat een historisch-staatsrechterlijk karakter had.

Vreede vestigde zich daarna als advocaat in Den Haag, waar hij niet veel praktijk kreeg. Dat stond misschien ook in verband met zijn bekende oppositie tegen de Belgische politiek van Willem I. In ieder geval werkte hij hier mede aan De Standaard van den ouden Dirk Donker Curtius en zijn drie neven, destijds vrijwel het eenige oppositieblad. Teneinde een beter bestaan te vinden, vestigde Vreede zich in September 1832 te Gorinchem als advocaat. Daar heeft hij hard gewerkt, maar zijn praktijk leed ook hier onder zijn oppositie tegen den koning. Den 22 October 1832 weigerde hij deel te nemen aan een hulde aan Willem I, wat hem in deze garnizoensstad veel kwaad deed. Bij verschillende sollicitatiën werd hij voorbij gegaan.

Het was voor hem dus wel een uitkomst, toen hij 5 Febr. 1841 werd benoemd tot hoogleeraar in het Staatsrecht en het volkenrecht aan de rijksuniversiteit te Utrecht. Deze benoeming was stellig van de zijde van Willem II een bewijs van waardering voor den man, die het gewaagd had zijn vader te bestrijden. Den 29 Maart aanvaardde Vreede zijn ambt met een oratie "De Antonio Matthaeo primo juris criminalis in academia Ultrajectina doctore" (Utrecht 1841, 8o). Als rector hield hij 26 Maart 1846 een rede "De studio juris publici in patria nostra theoretico" en nogmaals als zoodanig 22 Maart 1861 een oratie "De juris publici et gentium praeceptis a liberae Europae civitatibus adversus vim ac dolum potentiorium, fortiter tuendo". Met het einde van den cursus 1878-9 werd hij zeer tegen zijn zin emeritus; kort daarna is hij gestorven. Vreede huwde 28 Juli 1837 met Anna Hoff, die hem overleefde.

Vreede is bijna 40 jaar hoogleeraar te Utrecht geweest. Om zijn volstrekte eerlijkheid was hij hoog geacht; ook onder de studenten genoot hij groot gezag. Hij heeft zich herhaaldelijk in de politiek van zijn tijd gemengd. Al dadelijk was hij tusschen 1830 en 1839 een beslist tegenstander van de volhardingspolitiek van Koning Willem I. Hij was meer ingenomen met Willem II, ook door persoonlijke betrekking. Als tegenstander der Grondwetsherziening van 1848 gaf hij in tal van brochures aan zijn overkropt gemoed lucht. Hij hechtte met sympathie aan het Koninklijk Gezag. Met scherpe felheid bestreed hij ook na 1848 Thorbecke. Heftig heeft hij het herstel der Bisdommen bestreden tijdens de Aprilbeweging.

Jarenlang is hij een getrouw medewerker van het Utrechts Dagblad geweest. Behalve hierin heeft hij zijn gevoelens geuit in een groot aantal brochures. Vreede's wetenschappelijk werk is staatsrechterlijk maar vooral historisch. Met name de diplomatieke geschiedenis heeft zeer veel aan hem te danken. Zijn groote werk, dat hem vele jaren heeft bezig gehouden en dat in menig opzicht baanbrekend is geweest, is zijn "Inleiding tot eene geschiedenis der Nederlandsche diplomatie". Van 1850-1865 is dit in 5 deelen verschenen. Wie er meer van weten wil, raadplege het bovengenoemde biografisch woordenboek.

 

A.J.A.C. VAN DELFT