CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 3 maart 1928

 

 

Van vroeger dagen 81: Arbeidsbemiddeling in 't verleden

 

In verreweg de meeste hoofden leeft de meening, dat "arbeidsbeurzen en al het modern gedoe" iets van de laatste jaren, liefst van de dwang-uitoefenende oorlogstijden is. Het tegendeel bewijzen navolgende feiten.

Inderdaad zijn arbeidsbeurzen in haar huidigen opzet en beteekenis hier te lande nog niet oud, doch reeds in 1846 had men te 's-Gravenhage en in 1852 te Maastricht tijdelijke arbeidsbeurzen in het leven geroepen, al dienden die ook meer als werkloosheidbestrijdingsinstrumenten dan als plaatsen, waar werkgever en werknemer elkaar - zij het tegenwoordig meest per telefoon - kunnen vinden teneinde "den rechten man op de rechte plaats" te bemiddelen, middelpunt van het verkeer op de arbeidsmarkt te zijn.

Dat het vroeger al even moeilijk was om aan goede betrekkingen en goed personeel te komen, blijkt wel uit de curiosa der advertenties eener oudere generatie, welke 't jubilé-nummer van 't "Algemeen Handelsblad" gegeven heeft. Daarin lazen we o.a. een annonce van 5 Mei 1844 van den volgende inhoud:

"f 500 belooning voor Diegeen, welke aan een Fatsoenlijk Jong mensch een vaste betrekking bezorgt, welke Jaarlijks zuiver f 800 oplevert, hetzij aan een Spoorwegmaatschappij of ander Administratieve Betrekking. Men kan van de stiptste geheimhouding verzekerd zijn. Adres met franco Brieven onder Lett. K. K. Bureau Handelsblad." Men ziet, 't lijkt wel op publieke steekpenningen.

Een advertentie van 5 April 1860 duidt het dienstboden-euvel aan, hoor maar:

"f 1.50 Loon en f 1.25 Verval. Gevraagd een dienstbode, bovenal zindelijk in de huishouding, benevens vrij van brutaliteit of bezoek van vrijers." Das euwig Weibliche!

Charles Gide, de Fransche schrijver over volkshuishoudkunde, noemt Molinari "den uitvinder der arbeidsbeurzen". Volgens deze moet de arbeidsbeurs voor het bedrijfsleven denzelfden rol vervullen als de effectenbeurs voor den geldhandel en de warenbeurs voor den koopman. Het groote onderscheid is en blijft echter, dat eenerzijds de levenlooze materie verhandeld wordt, terwijl de arbeidsbeurs haar zorgen aan den vollen mensch-met-eigen-wenschen te wijden heeft.

In 1886 werd te Amsterdam als afdeeling van de "Maatschappij voor den Werkenden Stand" een zich noemende Centrale Arbeidsbeurs opgericht, die in 1908 door de gemeente Amsterdam is overgenomen. Na die van Amsterdam werd in 1890 een arbeidsbeurs opgericht door den Chr. Volksbond te 's-Gravenhage en in 1896 een dergelijke instelling van den R.K. Volksbond te Helder. In 1904 idem te Maastricht en eveneens later door de gemeente overgenomen. De arbeidsbeurs te Heerlen is een instelling van den Limburgschen R.K. Werkliedenbond. Het besluit tot oprichting werd genomen op de Centrale Raadsvergadering van genoemden bond op 14 Januari 1912. Zitting werd behalve te Heerlen aanvankelijk ook gehouden te Kerkrade en te Sittard op een voor- en namiddag. Deze plaatsen kregen later een correspondentschap der openbare arbeidsbemiddeling en Sittard staat reeds op de nominatie om een districts-arbeidsbeurs te worden. De oudste gemeentelijke arbeidsbeurs in ons land is die van Schiedam, welke bij raadsbesluit van 21 Oct. 1902 gesticht werd en dus reeds haar zilveren jubilé vierde.

Opmerkelijk is, dat al die instituuts aanvankelijk niet van overheidswege doch door particulier initiatief tot stand kwamen. Een bewijs hoe noodzakelijk zij geacht werden. Te Tilburg is het evenzoo gegaan. Door de Kamer van Arbeid voor de Wolindustrie werd door het lid-patroon G. van Eijl in de vergadering van 20 Jan. 1903 het voorstel ter tafel gebracht om hier ter stede een Arbeidsbeurs op te richten. Het werd zoodanig verdedigd, dat staande de vergadering het voorstel aanvaard werd en een commissie bestaande uit de heeren G. van Eijl en A. Desmares benoemd om het plan nader uit te werken. Hun plan werd in een volgende zitting aanvaard en pogingen aangewend om subsidie te verkrijgen. Ook dit vlotte boven verwachting en naast de gemeente subsidieerden Pastoors der stad, de Vereeniging van Wollenstoffenfabrikanten, de weversbond "St. Severus", de fabriekswerkersbond "St. Paulus", diverse vakvereenigingen van den R.K. Gildenbond, de vereeniging "de Hanze", de Onderlinge Verhuurdersbond, de firma M.J.H. Kessels, de firma Gebr. Deprez, en C. Eras, oud-industrieel met 42 particulieren tot een totaal bedrag van f 785. Op 25 Juni 1903 werd ten stadhuize vergaderd om een bestuur te kiezen. Dit werd als volgt samengesteld: A. Desmares voorzitter; G. van Eijl onder-voorzitter; A. Mutsaers penningmeester; P. v.d. Put 1e en G. Tuerlings 2e secretaris. Tot directeur werd gekozen P.J.J. Lombarts.

Om een beter inzicht op administratie en werkwijze te krijgen, werd de werking der Amsterdamsche Beurs door den nieuwen directeur en een commissielid nagegaan, terwijl een ander lid naar Gent toog om poolshoogte te nemen. Rapport daaromtrent werd 9 Juli 1903 uitgebracht, waarna op 10 Aug. 1903 plechtige opening der beurs plaats had in tegenwoordigheid van den Deken der stad Mgr. Smits, de burgemeester W. Mutsaers, het Tweede Kamerlid A.H.A. Arts, pastoors en vereenigingsbestuurders. Daags daarna werden de deuren der nieuwe inrichting voor 't publiek geopend en vele werkzoekenden meldden zich ter inschrijving. In elf maanden tijds kwamen 457 aanvragen van werkgevers in, 915 aanbiedingen van werkzoekenden en 367 personen werden geplaatst.

Een raad van commissarissen, bestaande uit 14 personen van verschillenden stand en standing of vereeniging, leidde de "Tilburgsche Algemeene Arbeidsbeurs", zooals de officieele benaming was, terwijl de advocaat mr. J.L.F.H. Geelen als adviseerend commissaris optrad. De telefoon-maatschappij gaf gratis aansluiting. Het hielp alzoo langs allen kant mee en het Vraag-en-Aanbod werd niet zooals tegenwoordig in aanplakkastjes op zes verschillende plaatsen der stad gepubliceerd en door de plaatselijke pers onder haar mededeelingen opgenomen, doch de firma J.B. van Gorp en Zonen gaf een gratis eigen orgaan uit, dat zij "De Arbeidsbeurs" gedoopt had en waarin talrijke neringdoenden adverteerden en notarissen verkoopingen aankondigden.

Dit instituut bleek op te éénzijdige en partijdige wijze bestuurd te worden en het publiek meende aldra, dat alleen zij, die subsidieerden, er steun van te verwachten hadden. Per annonce in de plaatselijke bladen trachtte men dit misverstand uit de wereld te helpen, want de opzet was een kostelooze bemiddeling geweest. Dat men van overheidswege het belang ervan inzag (de Raad was toen van geheel andere samenstelling en ruime subsidieering liet vaak te wenschen over), blijkt wel uit de gemeente-subsidies der achtereenvolgende jaren, die van f 2?0 tot f 350 opliepen, terwijl er zelfs voorstellen van f 500 gedaan zijn in een vergadering, waarin men een voorstel-Claesen tot toekenning van f 150 subsidie aan den Boerenbond verwierp (30 Dec. 1904). Na enkele jaren verliep de zaak door wantrouwen der arbeiders, doch vooral door onvoldoende outillage, geenerlei contact met andere plaatsen en al te korte openstelling: 's morgens van 8 tot 9 uur en 's avonds van 7 tot 9 uur. Daarbij kwam, dat de huisvesting op een bovenlokaal ten huize van Lombarts (in de Stationsstraat neven bakker J. Verbiesen, waar reeds zoolang een open terrein braak ligt), die zijn particuliere zaken beneden dreef, zeer ongeschikt was. Had men in 1906 nog 327 patroon-aanvragen tegen 4?4 aanbiedingen en 183 plaatsingen, toen A. Desmares tot waarn. directeur benoemd was, ging het aanbod nog verder terug en sinds 1907 is er niets meer van te lezen.

De nood der tijden zette in 1914 het bedrijfsleven stil. Als een doos van Pandora stortte de wereldoorlog in Augustus zijn rampen over een groot deel van Europa uit. Ook Nederland werd door de mobilisatie en hare gevolgen getroffen, het bedrijfsleven stokte; ook te Tilburg, zij het niet lang. De overheid was plots voor ongekende moeilijkheden geplaatst.

Heette het in een circulaire van 22 Aug. 1914 nog, dat "te Tilburg geen Arbeidsbeurs bestaat", reeds 1 Oct. 1914 was eene, zij het tijdelijke, arbeidsbeurs gesticht. Primitief ingericht en gehuisvest in een voormalig bedeelingskamertje onder het stadhuis, werd zij aanstonds als districtsbeurs in het nationaal verband opgenomen en diende sinds naar den eisch van het oogenblik zooveel mogelijk het bedrijfsleven. Hoewel na het uitbreken van den oorlog te Tilburg de plaatselijke industrie weer spoedig niet alleen herleefde, doch zelfs sterk floreerde, bleek het bestaan der beurs in een behoefte te voorzien. Regulariseerend trad zij op, toen een steeds sterker wordende strooming er toe leidde, dat Nederlandsche arbeiders in Duitschland en in mindere mate in Engeland werk zochten te krijgen. Te Tilburg kwam gebrek aan arbeiders en haar tusschenkomst was noodig bij tewerkstelling van geďnterneerden, o.a. Belgen. Weer later mochten echter de belangen van eigen arbeiders niet geschaad worden ten bate van vreemdelingen en moest de inkomst van buitenlanders of het langer hier verblijven geremd worden. Tijdens de demobilisatie van het leger bleek zij een noodzakelijke intermediaire.

Op 1 October 1919 werd er een permanenten Dienst voor Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling ingesteld en aan de tijdelijke arbeidsbeurs als onderdeel daarvan een blijvend karakter verleend. Op het terrein der bemiddeling niet alleen, doch evenzeer op dat der werkloosheidsverzekeringscontrole, steunverleening, wachtgeldregelingen, werkverschaffing, emigratie en beroepskeuze heeft dit bureau zijn arbeidsveld gevonden, zoodat het bedrijfsleven telkens meer en beter gediend kon worden.

De Tilburgsche arbeidsbeurs heeft zich gestabiliseerd. Zij heeft haar plaats in de bedrijfswereld geleidelijk gekregen en is tot een onmisbaren schakel op de Arbeidsmarkt geworden. Een bewijs hiervoor levert vergelijking der bemiddelingscijfers. In 1914 waren er 613 aanbiedingen van werkzoekenden naast 265 werkgeversaanvragen met 233 plaatsingen, terwijl deze getallen in het verloopen jaar resp. waren 4366 werkzoekenden, 2824 aanvragen en 2016 plaatsingen.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 24 Februari 1928