CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 31 juli 1926

 

 

Van vroeger dagen 63:

Mannen van naam - Van 'n Weversjongen

 

Al zijn deze opstellen slechts "sprokkelingen" en wil de serie niet de pretentie hebben volledig te zijn, toch zou het ontegenzeggelijk een hiaat zijn, als er niet eens gewag gemaakt werd van een der twee merkwaardige Tilburgers, die den naam Donders dragen, en wiens naam dezer dagen op veler lippen leeft.

De Europeesche vermaarde oogheelkundige Franciscus Cornelis Donders, voor wien te Utrecht op het St. Janskerkhof een monument onthuld werd, doch die hier openlijk slechts herdacht werd door het plaatsen van een weinig opvallenden steen in den gevel van zijn geboortehuis, Nieuwlandstraat 44, wacht nog op zijn Tilburgsch monument, al is er reeds een som van f 2.500 voor samengebracht. Die andere Donders, de nederige, heldhaftige verpleger der melaatschen op Suriname, wien men straks tot de eer der altaren zal verheffen, is in openlijke hulde hier ter stede zijn naamgenoot, die toch ook veel voor de lijdende menschheid deed, vóór. Hij heeft nu zijn standbeeld op een openbaar plein.

Hoeveel beelden richtte men reeds binnenkamers hem ter eere op? Hoeveel harten kloppen dankbaar bij het hooren van zijn naam? Van een gedenksteen in zijn woning kan geen sprake zijn. Zij heeft als schamel wevershuiske den tand des tijds niet kunnen weerstaan en werd afgebroken kort na het overlijden van vader Donders. Men weet er uit officieele stukken van, dat bij notarieele acte van 21 Aug. 1835 "Petrus Donders van beroep student, wonende te St. Michiels-Gestel, in het klein-seminarie, en Martinus Donders van beroep wever te Tilburg" hun vaderlijk erfdeel voor "een som van vijf en zeventig gulden" verkochten aan "Benedictus van Hest, wollenwever, mede wonende te Tilburg". Dit vaderlijk erfdeel wordt in die acte omschreven als: "een perceel bouwland, gelegen te Tilburg, wijk Oostheikant Sectie A nr. 675, 676, 677, groot te zamen vier en twintig roeden vijftig ellen, en is terstond te aanvaarden". Men kan van die woning niet eens in allen deele zeker zeggen, hoe zij was, want een foto is er nimmer van genomen. Wel zijn er teekeningen vervaardigd in overeenstemming met de vele soortgelijke huisjes, die aan den Heikant gevonden werden en nog wel staan, en naar nauwkeurige mededeeling van ooggetuigen.

Reeds vóór den verkoop op 21 Augustus 1835 en kort na het overlijden van vader, die 28 December 1834 stierf, is het onherstelbare en waardelooze huisje afgebroken, want de evengenoemde koopacte spreekt enkel van bouwland, terwijl er te voren in de leggers van "huis, schuur en erf" sprake was voor genoemde perceelen. Toch wijst men u tegenwoordig nauwkeurig de plek aan met den put, waar het stulpje stond, dat de wieg herbergde van den Gelukzaligen Pater Petrus Norbertus Donders, die daar op 27 October 1809 zijn eerste schreeuwke hooren liet. Bij de noodkapel op het land van Pater Donders geeft een afpaling de plaats en begrenzing van het geboortehuis aan.

Peerke Donders. Kan men den weversjongen vertrouwelijker noemen? Ook zijn medestudenten hebben hem zoo genoemd, toen hij op 22-jarigen leeftijd de kleine figuur begon, en zij hebben hem ééns boos gekregen door te zeggen: heilig Peerke. Als ware het een voorspelling. Sit venia verbo... Peerke. Och ik weet wel, 't is te familiaar, doch we voelen Hem zoo specifiek den onze met dit woord. Naar verluidt tracht men de kinderen op school te leeren "Eerbiedwaardige Pater Petrus Donders" te zeggen, maar gaat daarmee niet iets vertrouwelijks, iets samenlevends, dat we toch met heiligen hebben mogen, verloren?

't Is een sprekend bewijs, hoe vertrouwd de menschen uit zijn tijd met dien eigenaardigen, zwijgzamen jongen en zijn degelijke ouders waren. De spraakmakende gemeente verbaasde zich niet weinig als zij reeds tijdens zijn leven hoorde, hoe hij het weefgetouw verlaten had, seminarie-knecht werd en na heel wat wederwaardigheden het tot priester-redemptorist bracht, een sieraad der Congregatie van den Allerh. Verlosser, al maar dienend zijn Ongezienen God, Die hem zoo zichtbaar Zijner waardig achtte. "Wie had dat nou ooit achter Peerke van Nol Donders en Pietje van den Brekel uit de Moerstraat gezocht?" zal er gezegd zijn. En als voor en na opgetogen verhalen door repatrieerende missionarissen uitlekten over zijn heldhaftigheid en zelfopoffering, zijn wedervaren en verrassende resultaten zijner geloofsverkondiging door den heldenmoed aan den dag gelegd in zijn strijd tegen verrotting en bederf van een menschelijk wrak, dan kon de verbaasde uitroep niet achterwege blijven: "Zoo'n Peerke Donders!"

Onze wevers voelen Hem als een der hunnen. Hij, de Eerbiedwaardige, is een zoon van hunnen stiel; het vak, dat hun dierbaar is, en het zeker was in den goeien ouden tijd, toen er meer poëzie in 't handwerk en het handwerkershuiske school. Toen kon de wever van achter zijn getouw op de maat van eentonig spoelgeklikklak der houten stellage kreunen: Geen geld, geen brood; och gottegotteGod!

En Peerke Donders heeft ook geweven. Daarvan zegt hijzelf: "Mijn ambacht was eerst spinnen, daarna leerde ik lakenweven, hetgeen ik uitoefende tot den dag, waarop ik naar het klein-seminarie ging", terwijl zijn onderwijzer Drabbe in z'n dagboek geschreven heeft: "Hij stond zijn vader aan het weefgetouw trouw ter zijde, trad bij dat handwerk meermalen zelfstandig op, en als de kettingdraad (schering) moest gelijmd worden, ontzag hij 's zomers brandende zonnestralen, noch 's winters nijpende koude, om, teneinde de regelmatige droogte daarbij te bevorderen, met de bloote vingers er dikwijls door te gaan. Vereischte het werk spoed, dan werd van Tilburgsche kermis tot 1 October tot 's avonds 10 uur geweven, voorts, tot Vastenavond tot 11 uur, en verder tot Woensdag in de Goede Week weer tot 10 uur. Het gebeurde meermalen, dat er, bij veel drukte, Zaterdagavond tot 12 uur moest gearbeid worden, en Zondagnacht na 12 uur weer begonnen, maar dan was Petrus er op uit om zijn vader en zijn sukkelenden broeder Martinus rust te gunnen, waarom hijzelf dan onvermoeid doorweefde." Ook ander werk deed hij gaarne, om de armoede zijner ouders wat te verlichten.

't Was in 1809 ook in onze bedrijven nog zoo geheel anders gesteld dan thans. Tilburg was een dorp van 9000 zielen, alwaar de huisnijverheid nog in vollen bloei was. De verschrompelde wever wisselde bij tijd en wijl zijn urenlang verblijf in de woon-werk-slaapkamer-keuken met het vrije veld om zijn aardappelland te verzorgen, zijn schaap of geit te vertuieren, of het varkenskot te kuischen. Onze weversjongen is met al dit werk vertrouwd geweest, en de veelurige werkdag werd naast zijn vrome gebeden er heerlijk door afgewisseld, evenals door zijn catechismusles, die hij aan kinderen gaf. In later jaren bij de Caraïben, de Arowakken en Warrouwen is hem dit te stade gekomen.

In zijn tijd werd hier bij de firma Van Dooren & Dams in 1809 de eerste machinale spinnerij opgericht, al werd vermoedelijk een en ander met den handmolen, waarbij paarden nog de beweegkracht leverden, begonnen. Ook werd, zooals de techniek dier dagen meebracht, voor het "vollen" der stukken gebruik gemaakt van den zg. volmolen door den wind gedreven. Het was iets, toen Pieter van Dooren in April 1827 voor 't eerst met stoom werkte. Hij, die de Engelsche nieuwigheden te Tilburg in toepassing durfde brengen, had geen welgezindheid bij zijn medeburgers ondervonden, want het werkvolk begroette den nieuwen dag voor Tilburg's nijverheid met het werpen van steenen tegen den ijzeren ketel, die langs de treurige zandwegen dier dagen vervoerd werd naar de fabriek, en des avonds moesten het de ruiten van het woonhuis van den fabrikant ontgelden.

Peerke Donders is achter het weefgetouw weggeraakt mede door de troebelen der tijden, waarin hij leefde. Wegens den Tiendaagschen veldtocht en den dreigenden inval der Franschen, die tot hulp van Koning Leopold I zouden toesnellen, waren alle jonge mannen onder de wapenen geroepen, zoodat er groot gebrek was aan dienstpersoneel voor het seminarie. Zoodoende kwam men overeen, dat hij voorlopig knecht zou zijn in het klein-seminarie en in vrije oogenblikken werd hem later toegestaan lessen te volgen. Het groot-seminarie heeft hij bezocht te St. Michiels-Gestel. Het doofstommeninstituut Herlaar is destijds het seminarie van het Bossche vicariaat geweest en daarheen is Petrus Donders 4 October 1837 vertrokken.

Wie meer uit het leven van dezen grooten Tilburger weten wil, leze de onderscheidene boeken, die er over verschenen zijn. Als een der beste kunnen we noemen het bij de drukkerij-uitgeverij H. Bergmans & Cie. alhier verschenen werk van Pater Kronenburg: "De Eerbiedwaardige Dienaar Gods Petrus Donders", een standaardwerk.

Onze arme, hulpbehoevende tijd neemt wel weer zijn toevlucht tot de heiligen, bijzonder tot de beschermers van het land, waarin zij geboren zijn en gewerkt hebben. Het lezen van hun vruchtbaar leven, dat schenkt genot en versterking.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 30 Juli 1926