CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 9 mei 1925

 

 

Rondom 'n Tilburgsch Museum

 

Wat isser menigh Mensch in Brabant nu geseten,

Die wat ons Brabant is noyt recht en heeft geweten!

(Vrij naar J. Cats)

 

 

Ik had heusch niet durven hopen, dat m'n opwekkend artikel over 'n museum die belangstelling wekken zou, welke er klaarblijkelijk aan ten deel gevallen is. Van drie zijden is me naar een concreet voorbeeld van andere gemeenten gevraagd waar een museum zou bestaan, zooals er in de naaste toekomst ook voor Tilburg, met goeden wil en aller medewerking, mogelijk een tot stand te brengen zou zijn. Als antwoord op die vragen en daarmede meerderen bereikende, die er mogelijk belang in stellen, volgen hier enkele plaatsen, die een min of meer belangrijk museum hebben, waar bij gelegenheid 'n kijkje te nemen is om te ervaren, dat voor Tilburg geen utopie nagejaagd wordt.

Het stedelijk museum te Alkmaar is wel het bezichtigen waard. De bruinviskamer biedt er een mooi interieur. Arnhem heeft een gemeentemuseum naast het Nederlandsche Openluchtmuseum. Het gemeentemuseum heeft er een tweeledig doel: vooreerst om er te bewaren en ten toon te stellen de gedenkstukken betrekking hebbende op de geschiedenis van de stad en de provincie en verders om er bijeen te brengen een verzameling oude en moderne kunst en kunstnijverheid. Het is dus, aaneengekoppeld, 'n historisch en een kunstmuseum. Men vindt er o.a. voorwerpen in steen, ijzer, brons en aardewerk uit den praehistorischen en den Romeinschen tijd en uit de vroegere middeleeuwen; een verzameling munten, zegelstempels en gedenkpenningen, bekers en andere attributen der Arnhemsche gilden, ook gedenkbekers en vaandels van schuttersgilden en andere corporaties uit lateren tijd; koperen en tinnen gebruiksvoorwerpen van Arnhemsche instellingen afkomstig; gevelsteenen, fragmenten en modellen van verdwenen gebouwen; een tweetal 17e-eeuwsche schouwen met een bijzondere mooie deur, tegels en haardsteenen, en meerdere deelen van betimmering, uit Arnhemsche huizen. Deze verzameling breidt zich gestadig uit, mede door de bemiddeling van het Arnhemsche Genootschap van Oudheidkunde, dat op lofwaardige wijze zijn aanwinsten aan het gemeentemuseum pleegt te schenken.

Te Deventer is het voormalig kabinet van zeldzaamheden thans uitgegroeid tot een voor de geschiedenis der stad en voor de geheele streek belangrijk museum. Te Breda is het Stedelijk Museum voor Geschiedenis en Oudheidkunde, gevestigd boven het hoofdbureau van politie, in 1903 opgericht, en wordt in stand gehouden door een vereeniging, welker bestuursleden benoemd worden door het gemeentebestuur op voordracht van de algemeene vergadering der leden. De voorwerpen, welke het museum bevat, zijn eigendom der gemeente, die de lokalen beschikbaar stelt.

Te Naarden versieren verschillende oude schilderijen de wanden van het Raadhuis; de bovenverdieping heeft geen andere bestemming dan dat daar het Comeniusmuseum is ondergebracht. Comenius is de groote Czech, die den grondslag heeft gelegd voor tegenwoordige paedagogische opvattingen. Hij heeft in ballingschap rondgezworven, is te Amsterdam gestorven en werd in de Waalsche kerk te Naarden in 1671 - door een nog niet opgehelderde oorzaak - begraven.

Enkhuizen, Helmond, Gouda en meerdere plaatsen bieden ten gemeentehuize museumruimte. Edam heeft het museum ondergebracht in een oorspronkelijk 16e-eeuwsch burgerwoonhuis, dat door zijn fraaien gevel de aandacht trekt. Deze verzameling antiquiteiten heeft betrekking op de geschiedenis en merkwaardigheden niet van Edam alleen, maar ook van Monnikendam, Purmerend en omliggende plaatsen. Dordrechts Museum, waarin het Museum Ary Scheffer is ondergebracht, mag bekend worden verondersteld.

We zouden nog een tijdje op deze wijze voort kunnen gaan, maar meenen te kunnen volstaan met te verwijzen naar een paar plaatsen, die uit industrieel oogpunt overeenkomst met Tilburg vertoonen en noemen dan: Leiden, waar het stedelijk museum in de Lakenhal gevestigd is, en Twente waar bijv. Enschede de Twentsche Oudheidkamer heeft en zelfs een plaats als Oldenzaal een museum rijk is.

 

Van andere zijde kwam een ietwat smalende opmerking, waaruit verholen ijverzucht mij tegenklonk, over het noemen in het vorig artikel van den naam Hein Vreede, den zg. "Fransche" Vreede. "Neen," wordt gezegd, "ge hadt Pieter Vreede moeten noemen!" Best, waarde vriend, dat doe ik bij dezen om Uwentwille en zal er dan voor de aardigheid een brokje geschiedenis hem betreffende bijvoegen. In de kerkgeschiedenis van het einde der 18de eeuw komt zijn naam meermalen voor, omdat hij in die roerige tijden zich nogal geroerd heeft. Het zich ontworstelen aan de eeuwenlange tyrannie eischt moed en doorzettingsvermogen. 8 Aug. 1795 heeft te Tilburg de onderteekening der acte van Ratificatie met groote feestelijkheden plaats gehad, waarbij "ter plaatse den Heuvel" ook de Vrijheidsboom door enkele "Vaderlandsche Dochteren" geplant is. Toch kregen de Brabanters toentertijd slechts na lang treuzelen en trekken zitting in de Staten-Generaal en pas als de leden der Nationale Vergadering traden zij openlijk in het politieke leven. Onder deze Brabanters waren o.a. Pieter Vreede uit Tilburg (naar hem werd de Vreedepad genoemd), J. v. Hooff uit Eindhoven, dokter Gulje uit Vechel, H. Verhees uit Oss en Pastoor Reins uit Standdaardbuiten. Voor Tilburg nam later zitting Mr. B. Verheyen.

 

Zoo'n onopzettelijken lossen naamsgreep doet me beamen, wat de N. Tilb. Courant naar aanleiding van m'n artikel schreef, nl. dat het noodig is "vooral minder exclusivistisch boven-moerdijksch" te oordeelen. "Er zijn grooten die de groote geschiedenis niet kent, maar in de kleine geschiedenis der kleine gemeenschappen - zooals Tilburg er eentje is - een groote plaats verdienen." Als men specifiek niet-Katholiek den nadruk door andersdenkenden mond hoort durven leggen bij het beweren, "dat Tilburg behalve Willem II geen groot man gekend heeft", dan betreuren wij enkel, dat er nog menschen gevonden worden, die zoo'n eng standpunt innemen en met genoegen doorbladeren we de geschriften, die vertellen uit 't verleden dezer kleine gemeenschap met namen als van een Europeesch vermaarden oogheelkundige Franciscus Cornelis Donders, voor wien men te Tilburg, z'n geboorteplaats, tot heden slechts een eenvoudigen, weinig opvallenden steen in z'n geboortehuis in de Nieuwlandstraat aanbracht, terwijl er te Utrecht op het St. Janskerkhof al een monument voor onthuld werd. Dan verwijlt de geest onwillekeurig langer bij dien anderen Tilburgschen Donders, een eenvoudigen weversjongen, die nooit anders gewild heeft dan gansch vergeten en verlaten stil te leven voor zijn Ongeziene en daarom huis en hof verliet om de heldhaftige verpleger der melaatschen te worden op Suriname, doch die eenmaal in vollen glans en luister tot de eer der altaren verheven zal worden.

Aan Koning Willem II bood Tilburg gaarne een eereplaats op 't Heuvelplein, doch als we dezen vriendelijken vorst herdenken, kunnen we dan het verhaal van zijn leven besluiten zonder Mgr. Zwijsen, roemruchter gedachtenis, te noemen? En komt bij 't herinneren aan den grooten Bisschop Zwijsen niet een Superior de Beer naar voren? Wilt ge het boek "Antonius van Gils en de Kerkelijke gebeurtenissen van zijn tijd" door H.J. Allard Pr. dan maar voorbijzien, omdat die Primus der Leuvensche hoogeschool toevallig een Tilburger geweest is? Dan hebben ook de namen van geschiedschrijvers als Pastoor Wichmans en Dionysius Mutsaers ijdelen klank, en worden mogelijk een staatsman als Jhr. Den Tex en een econoom als Armand Diepen van geenerlei beteekenis. Geef dan een industrieel als Pieter van Dooren, die hier in 't Zuiden 't eerst de stoomkracht in de bedrijven bracht, geen plaats en raak ook maar niet aan namen als de abten van Tongerloo Hubert Back en Waltherus Back, naast Nicolaas Mutsaerts of een abt van Bern Arnoldus van Vessum, tenzij... deze namen toevallig in 'n schoolboekje voorkomen of langs een of anderen weg meermalen vermenigvuldigd worden. Dan krijgen zij pas klank! De schilders Van Spaendonck noemen we liever niet, evenmin Adriaan de Lely en Knip.

Mag dan zelfs wel vanuit de verte getaald worden naar mannen uit den tegenwoordigen tijd? Mogen we dan vrij noemen namen als van de priester-dichters Donders en Van Delft, de componist-priester Hamers en den stichter der R.K. Leergangen Dr. Moller? Niet? We sluiten ze nog niet in een museum op, doch keuruitgaven hunner werken in een museum te zien is straks voor het nageslacht hetzelfde als voor ons het bekijken van de werken van den Oisterwijkschen pater Poirters, welke thans uit vroeger eeuwen tot ons spreekt.

 

     In 't verleden ligt het heden,

     In het nu wat worden zal.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 3 Mei 1925