CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 18 april 1925

 

 

Van vroeger dagen 57: De Zoete Lieve Vrouw

 

De Meimaand is op komst en de Tilburgers kiezen, evenals zooveel anderen, in grooten getale een of meer dagen uit om gedurende de Mariamaand een bedetocht, hetzij te voet hetzij per fiets of ander vehikel, te maken naar het Bossche genadeoord. Onze "Alderheyligste Maget ende Moeder Godts Maria" moge geheel triumphant in de historische Hasseltsche Kapel tronen, waar haar beeld den 30 April 1796 herplaatst is geworden, toen het in 1743 als weverswoning ingerichte gebouwtje in 1796 weder voor zijn oorspronkelijke bestemming aan de katholieken teruggegeven was; Zij moge haar talrijke trouwe vereersters hebben, die in den prillen Meischen morgen zingend en biddend Haar ter eere naar de Hasselt stroomen om voorspraak tot gunst in te roepen of dankbede voor ontvangen weldaad aan Moeders voeten te stamelen; men moge dus al eigen genadeoord in het midden hebben, toch onderneemt menigeen nog gaarne een voetreis naar het beeld van O.L.V., Moeder van Zoetigheid, in de hoofdkerk van St. Jan Evangelist te 's-Hertogenbosch, om dan tevens opnieuw geïmponeerd te worden door het trotsche bouwwerk uit vroeger eeuwen, waaraan men in het jaar 1280 begon te bouwen.

Het achtergedeelte van het schip dezer kerk werd in 1497 voltooid en men vertelt zoo gaarne van de daarvoor gebezigde werklieden, die - naar men wil - lederen geld ontvingen en waarvan de opperbouwmeester voor dagloon een braspenning (zes en een kwart cent) ontving. Men verhaalt van dezen man, dat hij eens, toen zijn vrouw hem erwten met spek voor middagmaal wilde geven, daarover zoo zeer in toorn ontstak, dat hij den pot omschopte en uitriep:

     "Is dat nu spijs voor eenen man,

     Die daags een braspenning winnen kan!"

Ter gedachtenis aan deze daad zou aan de noordelijke buitenzijde der kerk het afbeeldsel van eenen man, die met zijnen voet een etenspot omschopt, met dat gezegde er onder, geplaatst zijn. Nog heden ten dage is de "erwtenman" een graag bekeken attractie.

 

Nu dunkt het mij den tijd volgend stukje voor de teboekstelling onzer plaatselijke geschiedenis in de loopende serie artikelen in te lasschen. Zal men niet nog vertrouwelijker gaan tot Haar, die de hulp der hulpeloozen heet, als men weet, dat het Bossche beeld ook eenmaal te Tilburg verbleef?

Het is bekend, dat dit uiterlijk kunstelooze beeldje reeds op het eind der 13e eeuw bestond. In 1380 werd het uit de bouwloods der kerk, waar het als waardeloos neergezet was, te voorschijn gehaald door een steenhouwer, die het onooglijk beeld, met schimmel overdekt, voor brandstof bezigen wilde. Een der bouwmeesters verhinderde dit evenwel, toen een godvreezend kloosterling, Valerius, zich het beeld aantrok en het op het altaar van St. Michael plaatste, waar het stond tot een weinig na Lichtmis van het jaar 1381. Toen vroeg Valerius het in eigendom te krijgen en de Jezuïet Otho Zylius, die in 1632 reeds de mirakelen van dit wonderbeeld te boek stelde, vertelt, dat dit verzoek gereedelijk werd ingewilligd. Toen Valerius echter kwam om het naar huis te halen, werd het zoo zwaar, dat hij van zijn voornemen moest afzien en het beeld laten waar het was. Nog steeds was het beeld geen bevoorrechting ten deel gevallen. Het werd door een leerling-kerkschilder wat opgeknapt, doch blijkbaar zoo kunsteloos, dat bij het zien de lachlust van min-ernstige lieden er door gewekt werd. Werkelijk lieten twee vrouwen zich in vrij oneerbiedige bewoordingen over het beeld uit. De geschiedschrijver verhaalt, dat de beide lichtzinnige vrouwen door Gods hand getroffen werden, totdat na een nachtelijke verschijning de beleedigde Moedermaagd hare genezing verkreeg. Uit dank wilden zij toen de Lieve Vrouw door eenig geschenk eeren en zij gaven enkele penningen tot versiering van het beeld. Dit feit werd weldra in de stad bekend en van nu af, zegt Zylius, was het alsof de ader getroffen was, die een altijdvlietende bron deed ontspringen. In 1381 werd het beeld uit een brand gered.

In 1629 ging de stad na een belegering van vier en een halve maand aan de Staatschen over. De kerken werden aan de katholieken ontnomen en de jonkvrouw Anna van Hambroek haalde het beeld der Zoete Moeder naar haar woning. Weldra ging zij daarmede naar Antwerpen om onder bescherming der Aartshertogen een veiliger schuilplaats voor haren schat te vinden. De Aartshertogin Isabella Clara Eugenia, hiervan verwittigd, verkreeg, dat het beeld naar Brussel werd overgevoerd, doch alleen onder de uitdrukkelijke voorwaarde, door Bisschop Ophovius bedongen, dat het aan de Bosschenaren zou worden teruggegeven, en dat de aalmoezen tot ondersteuning der weezen zouden strekken.

Van Bossche en Brusselsche zijde bleef beiderzijds het verlangen op het beeld te bezitten sterk. De pogingen om het terug te krijgen vlotten niet spoedig. Z.D.H. Henricus den Dubbelen, en later Z.D.H. Joannes Zwijsen, drongen herhaaldelijk zoowel schriftelijk als mondeling op herplaatsing aan. Eerst in 1853 werd dit streven met den gewenschten uitslag bekroond. De Deken van 's-Bosch, P.H. van Liempt, als gevolmachtigde van Z.D.H., vergezeld door den eerw. heer J. van der Lee, kapelaan te Tilburg (de latere pastoor), nam te Brussel het beeld in ontvangst; den 16 December 1853 stelde hij het te Tilburg in handen van den Aartsbisschop, die het den 17 overbracht naar de kapel van het Moederhuis der Zusters van Liefde alhier. Eerst den 27 December werd het te midden eener plechtige novene door de Eerw. Paters Liguoristen geleid, en na een pontificale Mis door den opvolger van den H. Willibrordus en van Ophovius te 's-Bosch in de Hoofdkerk van St. Jan hersteld.

In 1878 toen den 27 December te 's-Bosch gevierd werd het zilveren jubelfeest ter herdenking van den zegepralenden intocht na een afwezigheid van meer dan 2 eeuwen hunner Allerzoetste Moeder is bij Mosmans een boekje verschenen waarin het verhaal gegeven wordt van weldaden door Mariavereering verkregen en naar het latijn van Otho Zylius S.J. oververteld.

 

A.J.A.C. VAN DELFT