CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Tilburgsche Courant - maandag 25 augustus 1919

 

 

Levensleed 5 (slot)

 

'n Sociaal-ethische schets

 

Het is waar. Het leed komt in iedere periode van het menschelijke leven. Beets wijdde in zijn "Camera Obscura" een opstel aan "Kinderrampen" en de rijpere jeugd krijgt ook zijn "Zwarten tijd". En zou een jeugd, die tijd van mooi, onbevangen levensheil, hare sporen niet op den levensweg achterlaten, als daarin het jonge harte heeft gehoopt een ijdele hoop, als wreed verstoord werd een reine illusie van mooie liefde? Want maar één bemint men, doch dan met heel de gedachte van een jong gemoed, dat open en bloot zich geeft in algeheele omhelzing en gansche samenvatting van ziel tot ziel. Dat is laving, die onuitwischbaar in het levensboek wordt opgeteekend.

Diep in droomen zien zij dan elkaar weer. En zoo gaat het telkens weer, als er bemind wordt. Dan wil de ziel wondre woorden, die henenleiden naar het onbekende, waar wederkomt de droomevrouw, die zingt de eeuwig nieuwe hymne der liefde. Komt zij niet weer en wordt de ziel ontrukt aan hare verrukking, voor het liefdelied, dan gaat te vaak een wonde schrijnen zoo diep, dat geen heul mogelijk is, waar telkens opnieuw de herinnering der smart pijnt. Een moedig hart zoekt echter dan opnieuw een steun. De man zoekt een levensgezellin, die zijn moed zal verdubbelen door teederheid zonder zwakheid, door liefde zonder zelfzucht; de vrouw begeert haar liefde te geven, waardoor zij haar vrouwelijke natuur zal uitleven. Zoo wordt nog door beiden het genot gesmaakt van elkaar in lijden te beminnen. Saam strijden zij dan den strijd des levens van zwakheid bevrijd.

 

Liefde. Fr. Ruckert zegt: "Liefde is de oudst nieuwste eenige wereldgebeurtenis." Dichters hebben haar verheerlijkt en bezongen. Schiller zegt in "Das Lied von der Glocke": "O, dat hij eeuwig bloeien bleef, de schoone tijd der jonge liefde." Doch andere noemen haar waanzin. En Heine roept uit: "Liefdeswaanzin. Dat is een pleonasme! Liefde is toch reeds een waanzin." Sommigen noemen haar onverstandig. "Amare et sapere vix deo conceditur" - Verliefd zijn en verstandig zijn tegelijk, kan nauwelijks een god. En toch bestaat zij, de liefde, zij bestond en zal blijven bestaan tot behoud der wereld.

Jean Paul schreef eens: "De Liefde is het leven der vrouw, maar slechts een episode in het leven van den man." Hieruit zou dan de aard der ware vrouw te lezen zijn, die zich zelve op het tweede plan plaatst, ook in het huisgezin. Wij voelen voor huismoeders, die behooren tot "de ongenoemden in den lande", maar door hare zielegrootheid eene weldadige macht oefenen op hare omgeving en zich de sterkere weten door de liefde van hare geliefden. Daarom doet het weinig sympathiek aan als we zien, dat de vrouw den scepter zwaait; haar wil coûte que coûte doordrijft, ten koste van den man, den pantoffelheld, tenzij hare krachtige leiding noodzaak is. Zoo'n man zal zich op den duur niet mannelijk gevoelen.

Dat ook de hooge leeftijd niet van zorgen vrij is, kunnen de kamerkes der besjes in de oudevrouwengestichten getuigen, waar barmhartige liefde een onderdak bezorgde aan haar, wier levenswoord zonder hulp zoo'n troostloos einde zou nemen. Daar wordt, dank opofferende verpleging en toewijding, in vrede en stille afwachting de dag verbeid, die brengen zal eeuwigen vrede met hemelsche liefde.

 

Door eenvoud van leven heeft de mensch het in zijn macht het levensleed, dat hem op aarde beschoren is, aanmerkelijk te verzachten en deelachtig te worden aan het levensgeluk, dat voor iedereen in onderscheidene mate op dit ondermaansche werd weggelegd. Wij huldigen niet de leer van het fatalisme, doch willen levensmoed. Levensleed - Levensgeluk - Levenseenvoud. Dit is een trilogie, die haar oplossing in zich zelf vindt.

 

De mensch voelt zijn lasten spoedig zwaar, allicht te zwaar, en 's levens lusten worden niet voldoende gewaardeerd, ja, soms zelfs niet geacht voordat men ze missen moet, doch dan zijn ze ook een des te grooter verlies. Wilde hij bij moeilijkheden meer den blik rondomme wenden en zien en trachten te begrijpen de beslommeringen van den evenmensch, doch vooral, wilde hij meer oog hebben voor het goede, dat hem te beurt valt of reeds geschonken werd vaak onverdiend boven anderen, heusch zijn al te gereed pessimisme zou in optimisme verkeeren. De dichter, die vroeg toe te zien op 's levens wondren evenaar: "Is 't schaduw hier, licht is het daar", hij wist dit ook.

Krijgt de mensch werk en woning, vreugd en vertrouwen in zijn arbeid, liefde en hoop in zijn hart, dan zal zijn ziel in eenvoudige gebeden zijn Gever-aller-Gaven danken en schoonheid zal er in zoo'n leven zijn. Dan wordt zijn lieven leven en zijn leven lieven. Een liefde in religie. Geen zwartgalligheid, geen donkerte zal voor hem zijn op de woelige levenszee, als in ernstige uren hem bijblijft in lichtende klaarte een baken, het anker der hoop: "Geloof! De kern der waarheid, die kracht geeft." Dus mensch, gelooft!

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 1919