CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Tilburgsche Courant - dinsdag 19 augustus 1919

 

 

Levensleed 1

 

'n Sociaal-ethische schets

 

De dichter der "Aya Sophia", de veelgesmade, maar nog meer geroemde Dr. Schaepman, zal bij het schrijven dezer regelen wel niet voorvoeld hebben het groote wereldleed, dat zoo weinige jaren na zijn verscheiden over het menschdom gekomen is met een fellen oorlogsbrand en zijn treurigen nasleep. "Scheppingen der menschen" die toch wel eens zullen vergaan, al woedde de tempeest meer dan vier lange jaren, en is zijn nawee nog niet geleden. Maar wel moet hem, den priester, duidelijk voor den geest hebben gestaan de vele en velerlei menschelijke ellende, waarmee zoo vaak van nabij bekend wordt. Die ellenden zijn ook "scheppingen der menschen".

 

We beleven een tijd van moreele inzinking. Gelukkig, dat er teekenen zijn, die haar opheffing wijzen. Wanneer we hier gaan herinneren aan het duistere leven der wereldstad, dan komt daarin geen eyraudisme tot uiting, maar dan gebeurt het omdat zoo'n leven in het voorbijgaan door niemand wordt geobserveerd. Het blijft te diep beneden ons. Men kent het door lectuur. Krantenberichten en romans vertellen ervan. Toynbee kende het bij ondervinding.

Het is niet iedereen gegund een blik te slaan in de onderste lagen van het Londensche of Berlijnsche leven. De morrende stem der onterfden van de maatschappij dringt niet door tot ons oor. En toch wordt daar de harde strijd gestreden, elk uur van den dag en den nacht door hen, die wel "out cast" genoemd worden, doch ondanks alles onze medemenschen zijn, met - jong - een gevoelige ziel als ieder onzer.

Die apache, die om den hoek van de donkere straat zijn dolkmes in het hart van den onbekende welgekleede stoot, haastig zijn sierlijkheden kaapt en zakken doortast, en dan zijn slachtoffer liggen laat. Die "asfalt-bloemen", dochters uit het plebs met zijden ruischjaponnen, wier ongelukkig gesternte hen dreef om de nacht-eenzame straat onveilig te maken en een aanslag te plegen op zoo menige onbedorven ziel en gezonde jeugd; die lichtekooien, welke zich des daags verbergen in de duistere holen van donkergebouwde "Gartenhausen" of vunze "boarding-houses" en wellicht eenmaal worden opgevischt uit de Theems of de Spree. Al dat donker-nacht-gevogelte, waarop door detectives en Criminalpolizei jacht wordt gemaakt. Die sluipmoordenaars, straatroovers in hun leven van aaneengeschakelde misère, van bittere ellende; Lombroso-typen met platte dogneuzen en grove knobbel-schedels. Die kinderen, welke schreiend in den nacht op den kouden trottoirband neerhurken met eene te koop geboden kunstbloem in de hand, terwijl de van kou verkleumde moeder met bleek gezicht en doffe oogen de op het laatste trammetje wachtenden tracht aan te klampen met een nummer van "Die Woche", "La dernière Heure" of "l'Étoile", de "Times" of "The Daily Chronicle". Die werkelooze man, die in zijn bittere armoede een echten fox-terriër of een dwergpinchertje op den arm draagt, met schorre schreeuwstem zijn levende koopwaar aanbiedend.

Deze allen openen den nachtwandelaar de oogen, als hij zich plaatst midden in dat leven, "aan welke hoeken de schoonste idealen in gruisels worden gestooten". Wanneer hij zich aan het licht-geglimp van ballokalen waagt, met Hallensee en Tempelhof a Berlin; als hij een blik werpt in de Berlijnsche "Animierkneipe", kroegen, kabarets, bordeelen, cafés met damesbediening, nachtrestauraties, rendez-vous huizen, of hoe ze ook genoemd worden, dan kan hij iets zien van de "Weltschmerz", die over het leven hangt. De sluier, die dit donker levensleed voor de groote massa verbergt, wordt slechts nu en dan opgetipt in de gerechtszalen, als de eenzaamheid der gevangenis op het binnenste dezer beklagenswaardigen heeft ingewerkt. "In de ziel van de diepst-gezonkenen sluimeren paradijzen." Dat wordt ook voor de balie bewaarheid als zulke verworpelingen den wereldschen rechter openbaren al datgene, wat voor de rechtbank van hun geweten reeds in zoo klare taal is duidelijk geworden. Arme paria's!

Arme uitgeworpenen! Doch ook arme Maatschappij! Wat een hiaten vertoont ge, dat zulke toestanden bestaan kunnen! Zou al het werk van weldenkende, goedwillende mannen en vrouwen niet in staat zijn hier redding te brengen? Zou verhooging van de loonen der arbeiders en lagere beambten hier niet verbeterend werken; en zou het niet een stellige verbetering zijn als ook de zoon uit beschaafden stand vroeger dan op acht- of negenentwintigjarigen leeftijd een "bestaan" had? Zouden hierdoor de gevangenissen niet minder algemeen, verbeteringsgestichten niet minder bevolkt, de straten niet minder met publieke vrouwen bezaaid, en de "vaderlooze" kinderen niet minder talrijk zijn?

 

Maar er is nog ander wereldleed. Misschien minder afstootelijk, omdat het minder zichtbaar is, doch daarom niet minder pijnlijk voor de talrijke lijders, die het grijpt in de ziel. Vraag de vrouw naar den stond, dat haar het harte brak, dat haar trots was gekrenkt toen zij wist dat haar man, haar trots, haar steun en stuw, een overspeler, een huichelaar was. Toen heeft zij zichzelf afgevraagd, wat het leven haar nog zou kunnen geven. Zij werd driftig als zij, de hoogmoedige, dacht aan de buren, die veelbeteekenend zouden lachen, als ze haar zagen, haar, die steeds den mond had volgehad over de goedheid, de liefde van "mijn man". O, die wreede lach! Dat schrijnende leed.

Den angstige beklemming was haar om 't hart gekomen, als zij in gedachten moest kijken in de diep-bruine oogen harer moeder. Die moeder zou weinig vragen, doch uit hare blikken zou de onuitgesproken vraag stralen, of zij wel de ware vrouw was geweest. Blikken, die haar zouden herinneren de moederlijke lessen, waaruit levensernst en vrouwelijke ondervinding zoo goedgemeende vermaningen gaven.

Smart, diep-moederlijke smart schrijnde hare ziel als hare oogen onwillekeurig bleven rusten op den blonden krullebol, die dartelde in den bloemhof of argeloos en onbekend van 't levensleed speelde op den kamervloer te midden van veel kinderweelde. Kind, dit moederleed zal uw levensgeluk verduisteren.

 

(Wordt vervolgd)

 

A.J.A.C. VAN DELFT