CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 16 augustus 1924

 

 

Van vroeger dagen 44: Rampen - Branden

 

Van vuur sprekend en niet te ver terugtredend herinneren ouden van dagen zich nog, dat Tilburg slechts twee politieagenten, veldwachters, had, te weten Arnold Emans en J. Janssen. Branden deed het destijds om een haverklap, weten die bejaarden te vertellen, en de roode haan verkondigde menigmaal "door den brand uit den brand", als hij zijn laaiende tong aan den nok van een "gouden kap" deed lekken. De veldwachters kwamen dan oogen en ooren te kort om te luistervinken en de verzekeringsagenten waren er als de kippen bij om te waken voor de belangen hunner maatschappij. Lage wraak en afgunst waren naast onvoorzichtigheid aan groote branden vaak evenmin vreemd. De buren werden van zoo'n wraakneming mede de dupe.

 

In het midden van den zomer van het jaar 1797 is aan het Kraaiven door een inslaanden bliksem een huis in brand geraakt, en waardoor drie huizen, bewoond door vijf gezinnen, zijn afgebrand.

Den 14en Maart 1800 ontstond des avonds op den Heuvel een hevigen brand, waarbij twee groote huizen, stallingen en bijbehooren afbrandden, alsmede de bierbrouwerij van Bartel Mommers. In het begin van het zelfde jaar was er reeds twee maal brand geweest: eerst een huis in de "Veldhovensche Molenstraat" en daarna de smederij van Arnoldus van den Einden.

20 Juli 1802 brak "op Stijvezand" des avonds te 11 uur brand uit in de huizing van Van de Pol, bewoond door Albert Panis. Nog vier woningen met stal, schuur en toebehooren werden mede een prooi van de vlammen.

Huizen brandden hier achtereenvolgens af in 1804, 1805 en 1806, telkens meer dan één. Idem in 1809, terwijl den 25sten Maart 1810 des avonds circa half acht te Oisterwijk een zware brand uitbrak, die in minder dan drie uren 48 woningen in de asch legde. Dit dorp werd in vroeger eeuwen meermalen door rampen geteisterd. In "Mooi Oisterwijk" vertelt Zoetmulder, dat in 1388 de Gelderschen op 'n strooptocht de plaats grootendeels in asch legden. Maar een aaneenschakeling van ellende begon met de plundering en brandschattingen door de bende van Maarten van Rossum. Nadat in 1542 de beruchte veldheer het dorp had platgebrand en de ongelukkige bewoners nog 10.000 gulden brandschatting hadden op te brengen, vernielde in 1567 'n geweldige brand bij ongeluk 34 huizen in de Kerkstraat.

De 16e-eeuwsche dichteres Anna Bijns (gestorven omstreeks 1560), "die Eerwerdige Godvruchtige Catholyke ende zeer vermaerde maghet", schreef terecht:

     Merten van Rossum, met veel quaets gespuys verselt,

     Heeft menich schoon huys in brande ghestelt.

want wel vol van "lotswissel en menigerley geval" was die tijd, waarvan P.C. Hooft (1581-1647) in zijn Nederlandsche Historiën zegt, dat men door elkander te plagen "'s hemels plaaghen op den hals gehaalt heeft: aardbeving, pest, honger, harde winters, en hooge waatersnoodt, verdrenken van dorpen, volk en vee".

Toen in 1388 Willem van Gulik, hertog van Brabant, in de Meyerij viel, liet hij plunderen en branden in Boxtel, Oisterwijk, Oirschot, Moergestel. Tilburg kreeg evenzeer zijn deel, toen wij onder Karel V opnieuw met Gelder in oorlog kwamen. Maarten van Rossum brandschatte in 1542 Hilvarenbeek eenmaal op f 1.400 en bij zijn terugtocht opnieuw van f 1.300. Tilburg plunderde hij in 1543 en legde het dorp een brandschatting op van 4500 Carolus-guldens. Gedurende den tachtigjarigen oorlog (1568-1648) waren deze streken meermalen een tooneel van vernielende krijgsbedrijven.

In October 1792 vernielde een brand in de Paardenstraat te Hilvarenbeek 26 huizen. Toen de Franschen rond 1800 in dit dorp kwamen en een paar driftige boeren enkele Fransche soldaten met dorschvlegels bewerkten, werden zij voor straf in een schuur opgesloten, die in brand gestoken werd.

31 Mei 1572 werden tijdens de troebelen te Roosendaal de prachtige kerk, 't Raadhuis en 105 der voornaamste huizen van de Markt tot de haven een prooi der vlammen. In 1595 werd de kerk van het Heike te Tilburg door het garnizoen van Den Bosch vernield.

Rotterdam was 10 Juli 1563 door een brand geteisterd, die in enkele uren 200 huizen, meestal met riet gedekt, in de asch legde, terwijl de overlevering bijna 700 als zwaar beschadigd opgeeft. Poorten en bruggen, het stads-timmerhuis - een soort werkverschaffing - en verschillende kloosters waren verwoest. De haringvaart en de handel misten een zes-en-dertigtal verbrande buizen en andere schepen, terwijl de schade aan potterijen, lijnbanen, loodsen, schuren en de daarin voorhanden koopwaar en gereedschappen zeer groot was. Bovendien betreurde men het leven van verschillende slachtoffers. 20 jaar geleden had men van deze stad uit Delft, op 'n klein getal huizen na, in rook zien opgaan, en in een vorige eeuw had Gouda een gelijk lot getroffen. De goedgeorgarniseerde hedendaagsche brandweer zal rampen van dergelijken omvang toch stellig voorkomen!

Hoe veelvuldig branden vroeger voorkwamen, blijkt uit 'n onvolledige opgave over bijv. het jaar 1821, toen te Tilburg 16 Februari 3 woningen afbrandden, 26 Juni 1 huis, 26 Juli een koren- en schorsmolen aan den Heikant, 5 Augustus de marechausseekazerne met 2 huizen - vijf paarden kwamen in de vlammen om -, 21 September 2 woningen aan den Rugdijk, enz.

15 Juni 1824 legde 'n zware brand te Waalwijk in een paar uren het raadhuis en 51 huizen en 14 schuren in de asch, waardoor circa 550 personen dakloos werden en hiervan ongeveer 300 "in de grootste armoe waren vervallen". De gouverneur van 's-Bosch ging er 's anderendaags al vroegtijdig heen en zorgde, "dat de behoeftigen te eten hadden en in de kost besteld werden". Hij betaalde voor de kinderen twee en een halve stuiver en voor de grooten 5 stuivers. Door de geheele provincie werd voor de ongelukkigen een collecte gehouden en Tilburg bracht f 315.20 op; de militairen gaven ieder een dag tractement.

8 Januari 1834 brandde het huis van Jan de Kock in het Kraaiven te Tilburg af; een lancier werd verdacht dit in brand gestoken te hebben.

2 Juni 1839 ontstond er 's morgens kwart over vijf brand te Tilburg in de fabriek der firma Diepen, Jellinghaus & Co. De fabriek werd geheel in de asch gelegd en de couranten dier dagen gaven de schade op voor f 270.000 volgens de eene en f 300.000 volgens de andere.

23 November ging huis, fabriek en toebehooren van Adriaan Teurlings op 't Leijnsheike, het touwslagershuisje van Jan Mallens ging 16 December van dat jaar des avonds te negen uur in vlammen op.

In 1843 is op de zg. pannenbakkerij, toebehoorende aan koning Willem II, een kind in de wieg verbrand, van Z.M.'s arbeider Smulders.

Zoo zouden we nog een wijle voort kunnen schrijven, doch het dunkt ons genoeg om te doen zien, dat het angstige, dat elken brand onwillekeurig medebrengt, den menschen tegenwoordig gelukkig heel wat meer bespaard blijft, dan in dien "goeden ouden tijd".

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 12 Augustus 1924