CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 9 augustus 1924

 

 

Van vroeger dagen 43: Belastingen en Duurte

 

Tegenwoordig afgeven op de hooge belastingen geeft gereede ooren, die daarnaar gretig willen hooren, en monden, die in onderscheiden toonaard zullen instemmen in het koor der bedillende betweters. 't Is echter vroeger ook zoo geweest. In het jaar 1832 betaalde een flinke, vakbekwame werkman, die iets meer dan de doorsnee-arbeider was, hetgeen bleek uit zijn - voor dien tijd hoog - weekloon van vijf en een halve gulden, en die een huishouden had van zeven kinderen, varieerend in leeftijd van één tot vijftien jaren, aan Rijks- en Gemeentelasten als volgt: aan deuren, vensters, haardsteden, meubilair en huurwaarde f 6.09; aan modiatie of accijns op het gemaal van brood f 10.05; aan personeelen omslag f 1.69; totaal f 17.83. Wie procentsgewijs dit op zijn loon omslaat, zal zien, dat men het vroeger dus ook al heel welletjes kende.

De duurte der levensmiddelen hield er gelijken tred mee. Reeds vroeger, vlak na oorlogen, was er evenzeer over te klagen geweest. In 1817 waren de granen, zooals rogge, tarwe, boekweit, zeer duur. Een mud boekweit kostte f 40, een mud rogge f 46, zoodat bijv. een roggebrood van 12 oude bossche ponden, 21 en een kwart stuiver kostte. De oude aardappelen kostten dat jaar 24 stuivers het vat.

Na dien duren tijd braken milder dagen aan, met het gevolg, dat de levensstandaard langzaam daalde, zoodat in 1822 bijv. een zesponder roggebrood (zes Nederl. ponden of ongeveer 12 en een half oud-bossche ponden) voor vijf en een halve stuiver gekocht werd. Een kilo boter kocht men toen voor vier en een halve stuiver, een vat goede aardappelen voor twee stuivers en een oud mud (of drie Nederl. mudden) boekweit voor zes gulden. De erwten betaalde men vijftien stuivers het oud vat en een pond varkensvleesch acht stuivers. De strenge vorst van 1829 op 1830 deed de levensmiddelen aanmerkelijk in prijs stijgen, zoodat in Maart 1830 een kilo boter weer f 0.85 kostte, een vat aardappelen f 0.50, een zesponder roggebrood f 0.36.

Schreven we reeds dat in 1845 een ziekte onder de aardappelen ontstaan was en voor hongersnood gevreesd werd, de prijzen ondergingen er den invloed van, want een vat aardappelen kostte toen een gulden. De erwten en boonen moesten op tafel de plaats der mislukte aardappelen innemen en van elders werden ladingen dier gedroogde veldvruchten aangevoerd. De regeering trad ook toen prijsregelend op en het distributie-wee van 1914-1920 is slechts 'n herhaling van vroegere gebeurtenissen. Het Haagsche Gouvernement bepaalde in 1845, dat vanaf 15 September betaald moest worden voor den invoer van tien mud aardappelen 5 cent, voor gerst 1 cent per 100 kilo, voor rijst 1 cent per 100 pond, voor boonen en erwten 1 cent per last, enz. Sommige fabrikanten voorzagen in den nood hunner werklieden. Zoo kochten te Verviers in 1845 vijf fabrikanten voor honderdduizend francs rijst op om die in den winter aan hunne arbeiders tegen inkoopprijs te kunnen overdoen.

 

Wat voor soort belastingen men in vroeger dagen zooal bedacht en ingevoerd had en hoe zwaar ze drukten, leert ons duidelijk een berijmde klacht uit het jaar 1850 van den Amsterdammer Th.J. Kerkhoven:

     Wie telt de lasten op, die hier zijn uitgeschreven,

     Wanneer men 't wel bedenkt, 't is schier om van te beven.

     De handel wordt daarbij gedwarsboomd en verdrukt,

     Betalen is het woord, hoe 't volk ook gaat gebukt.

     Belasting op de turf, belasting op de kolen,

     Belasting op het meel, als het afkomt van den molen.

     Belasting voor 't patent, belasting op 't zout,

     Belasting op den steen, belasting op het hout.

     Belasting om den rook de woning uit te leiden,

     Belasting op de knechts, belasting op de meiden.

     Belasting op het bier, op zeep en op azijn,

     Belasting op de deur, belasting op de wijn.

     Belasting op den grond, op polder en op waarden,

     Belasting op 't geslacht, belasting op de paarden.

     Belasting op 't licht, als 't door de vensters gloort,

     Belasting op de lucht, bij 't rijden door de poort.

     Belasting op het huis, voor d'eigenaar en gebruiker,

     Belasting op de thee, op sterken drank en suiker.

     Belasting op de kunst, belasting op 't vermaak,

     Ja, 't is een zeldzaamheid: een niet belaste zaak.

     Zelfs moet men, om geen scha zich op den hals te halen

     Het zegel bovendien aan 's rijks kantoor betalen.

Het klagen tegen belastingen is dus niet nieuw.

 

Dat het niet alleen in ons land, maar ook in andere landen meermalen erg geweest is, blijkt uit een vergelijkend overzicht van de militaire lasten in de Europeesche Staten over het jaar 1895. Het oorlogsbudget over 1895 bedroeg in:

- Nederland f 20.706.643 met een legersterkte van meer of minder geoefenden bij mobilisatie van 144.300 man;

- Frankrijk f 278.960.441 met 4.000.000 man;

- Duitschland f 360.283.100 met 3.400.000 man;

- België f 24.933.400 met 183.000 man;

- Zwitserland f 10.905.735 met 277.000 man;

- Engeland f 168.217.020 met 567.500 man;

- Oostenrijk-Hongarije f 147.898.619 met 2.500.000 man;

- Italië f 98.595.997 met 1.799.000 man;

- Denemarken f 6.809.220 met 58.000 man;

- Zweden f 17.507.877 met 348.000 man;

- Noorwegen f 7.110.939 met 72.000 man;

- Rusland f 518.511.946 met 5.000.000 man;

- Servië f 5.983.200 met 337.500 man;

- Bulgarije en Oost-Rumenië f 11.456.874 met 257.000 man;

- Rumenië f 19.201.302 met 272.000 man;

- Griekenland f 6.921.807 met 180.000 man;

- Spanje f 64.237.064 met 329.000 man;

- Portugal f 13.936.344 met 154.000 man.

 

Het zal voor de militairisten interessant zijn te weten, dat de kosten toen (1895) bedroegen voor de verschillende landen per inwoner:

01. Duitschland f 7.43

02. Frankrijk f 7.37

03. Groot-Brittannië f 4.44

04. Rusland f 4.35

05. Nederland f 4.32

06. België f 3.93

07. Rumenië f 3.80

08. Zwitserland f 3.74

09. Oostenrijk-Hongarije f 3.65

10. Spanje f 3.63

11. Zweden f 3.59

12. Noorwegen f 3.58

13. Bulgarije f 3.46

14. Italië f 3.19

15. Griekenland f 3.16

16. Denemarken f 2.96

17. Portugal f 2.73

18. Servië f 2.62

En dan nog de kosten voor Marine...

 

Misschien is het bovenstaande een kleine hulp om het vele jammeren en klagen der laatste jaren, dat een modegril lijkt geworden, tot meer ware proporties terug te brengen. Wanneer ieder in eigen kring dat aanhoudend gezeur en gelamenteer wat terugdringt, dan raken we het mogelijk tegelijk met te hooge belastingen langzaam maar zeker kwijt.

 

A.J.A.C. VAN DELFT