CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 11 oktober 1919

 

 

Een paar pennetrekjes over Tilburg

 

Meer kennis van uw oord,

Meer liefde in uw woord.

 

In een oud, door mooie gravures verlicht boekje van het jaar 1841 "Aurora" komt een verhaal voor door Mr. J. Nepveu geschreven en getiteld "Tobias Morello" (1669-1674). Dit verhaal vangt als volgt aan: "Geen onzer vaderlandsche steden heeft mogelijk minder het voorkomen van eene stad dan Tilburg in Noord-Braband; en ik geloof, dat men die vereeniging van buurten, gehuchten en uithoeken, welke alle te zamen wat Tilburg heet uitmaken, moet gezien hebben om zich eenig denkbeeld van de physionomie dier plaats te kunnen vormen. Zoo gij de aardrijkskunde van ons land uit wijlen Van Kampen of Van Wijk Roelandszoon beoefent, dan vindt gij oppervlakkig eene bevolking van tien of elf duizend zielen opgegeven; maar vraagt gij aan een eenvoudigen Tilburger hoeveel inwoners de stad bevat, zal hij u waarschijnlijk antwoorden: 'zoo wat een paar duizend'; of hij zal u vragen 'ja, maar, meent gij Tilburg of Korvel, Veldhoven of 't Goirken' en zoo doorgaande zou hij tot bijna veertig namen kunnen opnoemen, en u mogelijk den lust tot een verder onderzoek weldra benemen."

Wij zijn dien tijd ontgroeid en geen Tilburger van thans zal zich nog in dien geest uitlaten, al weten lang niet allen, dat hunne vaderstad nu reeds haar zestigduizendste zielental voorbij is. Ook de gewestelijke benamingen zijn veelal verdwenen en niet eens als wijkaanduiding overgebleven. Dit laatste nog alleen in den volksmond van "oude" Tilburgers, die als ze van "over de lijn" komen, zeggen dat ze "naar de stad" gaan, alsof wat eertijds Veldhoven, Groeseind, Loven, Reitsche Hoeven, Hasselt, Stokhasselt, Goirke of Heikant heette, niet evengoed een integreerend deel van het geheel uitmaakt. De twintigste-eeuwer kent Tilburg slechts in zijn geheel als nijvere industriestad. De vroegere saamhorige brokstukken kent hij bij overlevering.

Wel lieft hem nog steeds als zijn voorouders de oude linde, waarvan het bovenaangehaalde boekje zegt: "Wie ooit Tilburg bezocht, zal daar zonder twijfel vooral als hij in de Zwaan op den Heuvel zijn intrek had genomen, ook wel eenige uren onder den grooten lindeboom uitgerust hebben, waarmede dit marktplein sedert onheuglijke jaren reeds prijkt. Want zeggen de inwoners van het eigenlijke Tilburg namelijk, zoo gij onze stad verlaat en onze paraplui (gelijk zij die klassieke kruin naar haren vorm heeten) niet gezien hebt, dan waart gij als in Rome zonder den Paus aanschouwd te hebben. Of de groote lindeboom, waaronder men de regendroppelen ontvliedt en het steken der zonnestralen vermijdt, of waaronder ook wel sommigen bij avondkoelte en schemering zich in verliefde gesprekken verdiepen, die lindeboom, getuige mogelijk van ontelbare geheimen, beloften, eeden en bedrog, dezelfde is welke nu nog voortdurend den trots der Tilburgers uitmaakt, is mij niet gebleken; want bedrieglijk als de ouderdom eener vrouw, die zich niet verwaarloost, maar steeds zorgvuldig in acht neemt en verzorgt, zijn de jaren van den stam, welke door de inwoners als iets heiligs vereerd, immer met den meesten ijver ontzien en bewaakt." Nog heden waakt het Gemeentebestuur angstvallig, dat geen insectenplaag hem hindere; hij krijgt zijn bad in 't droge jaargetijde als een teere kasplant. Hij staat er nog - de "Zwaan" deed haar Zwane-zang zingen en is voorgoed verdwenen.

Overigens is het uiterlijk der stad gaandeweg veranderd en die wijzigingen nemen met den dag toe. Nieuwbouw en verbouw allerwege. Thans is Tilburg de belangrijkste industriestad van het Zuiden, eerste in zielental van de provinciën Limburg, Noord-Brabant en Zeeland, negende stad des Rijks. Deze stad-in-opkomst welke een intensief ontwikkelingsproces doormaakt en staat aan het begin van haar bloei, verdient onze volle aandacht en belangstelling. Hier klopt de hartslag van een gewest, dat meer dan anderen voorbeschikt schijnt om in de toekomst de industrieprovincie van Nederland te worden. De nijverheid schoot hier dieper wortel en zal zich vesten bij de gestadige uitbreiding die landbouw en industrie in onze provincie zienderoog ondergaan.

Weelde en luxe zijn niet de grondslagen der volkswelvaart. Handel en industrie, zich parende aan een krachtig modern landbouwbedrijf, zijn de factoren welke de welvaart verhoogen. Zij dienen krachtdadig bevorderd en Tilburg is daarvoor naast zooveel andere ook de plaats. Werkstad van den eersten rang, draagt zij tevens de groeikrachtige kiemen eener mooie woonstad in zich, waarvan verscheidene wijken blijk geven. De Bredasche weg leent zich als villa-allee bij uitstek voor fraai wonen. Hier moeten luxe-wijken naast de industrie-kwartieren verrijzen om den zakenman zonder ver te sporen van het terrein van zijn dagelijkschen arbeid in een aangenaam tehuis terug te brengen.

Reeds (in vroegere artikelen in dit blad verschenen) wezen wij op veel, wat Tilburg te zien geeft en op wat er in Tilburg leeft en leven moet. Voor den handel behoeven we niet meer op zijn kanaal te wijzen. Een herboren stad hebben wij voor ons en men moet een anderen maatstaf leeren aanleggen, dan die, waarmee vroeger kon worden gemeten. De economische toestand van het oogenblik is moeilijk te omvatten en daarop dieper in te gaan laat een dagblad-artikel niet toe, afgezien nog van de vraag of het in dit kader passen zou. Wel willen wij nog even wijzen op groote terreinen, waar de nijvere landman den zwaren ploeg door 't akkerland kan voeren. Al mogen we Vondel niet ten volle naspreken als hij zegt:

     Gelukkig is het land,

     Dat zijne moer verbrandt.

toch herinnert bij het wandelen langs de nieuwe kanaalwerken de naam "Rey de Carle" in het dak der schuur eener nieuwe ontginning aan het pogen van een landeigenaar der zeventiende eeuw, die thans zijn streven door een wakkeren nazaat ziet nagevolgd. Moge diens initiatief het huidige geslacht tot nuttige navolging aanwakkeren. Het zal stad en volk ten zegen zijn.

 

A.J.A.C. VAN DELFT