CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 11 oktober 1924

 

 

Ontginning en Bebossching

 

In het Verslag van den toestand der provincie Noord-Brabant over 1923, dat in vergelijk met vroeger jaren dermate beduidend in omvang afnam als het in belangrijkheid won, zijn aan dit onderwerp belangrijke beschouwingen gewijd, waarvan we een en ander zullen oververtellen. De ontginningen van woeste gronden zijn in Noord-Brabant steeds van groote beteekenis geweest. Over 1922 werden in geheel Nederland 6349 ha ontgonnen, waarvan in onze provincie alleen 2460 ha.

Omstreeks het midden der vorige eeuw was de ontginning van woesten grond in geheel Nederland levendig door de toen zeer gunstige landbouwconjunctuur, terwijl de industrie zich sterk uitbreidde en door de hoogere loonen een trek van het platteland naar de steden veroorzaakte. Het gevolg was meer behoefte en dus meer vraag maar tegelijk minder aanbod van landbouwproducten, dus prijsstijging daarvan met als slot een krachtigen prikkel tot ontginning.

Tegen de 70-er jaren treedt een daling op, die in de periode 1892-1896 culmineert en veroorzaakt werd door een laagconjunctuur, tijd van tegenspoed, van crisis, prijsval bij tal van artikelen. In hoofdzaak werd dit veroorzaakt doordat "tengevolge van de ongekend snelle en ingrijpende veranderingen, welke het wereldverkeer sedert het midden der 19e eeuw ondergaan heeft, uitgestrekte grondcomplexen in dun bevolkte, nieuwe landen plotseling voor de cultuur ontsloten zijn geworden, waardoor de productie van landbouwartikelen op eenmaal belangrijk toenam, zoodat het evenwicht tusschen vraag en aanbod werd verbroken". De regeering werd toen wakker geschud, evenals de particulieren, en achtereenvolgens zien we een Staatslandbouwcommissie (1886), Inspecteur van het Landbouwonderwijs (1892), de Directie van den Landbouw (1898) en een afzonderlijk departement van Landbouw, Handel en Nijverheid (1905) in het leven geroepen. Er kwam gunstige wijziging met verlevendigden ontginningslust, totdat de wereldoorlog opnieuw stagnatie bracht. Korte opleving na 1917, die veelsdeels in werkloosheidsbestrijding oorzaak vond, kon den particulieren ontginningslust niet voldoende aanzetten, zoodat nu in hoofdzaak alleen door het Rijk zelve of door Gemeenten of particulieren met Rijkssteun ontgonnen wordt. (De laatste maanden wijzen deskundigen op verbetering.)

 

De uitgestrektheid van het bouw- en grasland te Tilburg bedroeg in de jaren 1907 en 1923 onderscheidenlijk 3690 ha en 4150 ha, waarvan in 1907 slechts 7 ha gemeentebezit was en in 1923 reeds 400 ha. De ontginning door werkverschaffing, alsmede den aanleg van vloei- en drainagevelden, met werkloozen is aan een en ander niet vreemd, zooals op den stand der Tilburgsche arbeidsbeurs bij de jongste tentoonstelling duidelijk gedemonstreerd is. De oppervlakte bosch was voor Tilburg in 1907 met 945 ha aangegeven, waarvan 190 ha eigendom der gemeente, terwijl deze cijfers in 1923 resp. 670 ha en 90 ha bedroegen. De oppervlakte woeste grond was te Tilburg in 1907 2430 ha en in 1923 1860 ha. Had de gemeente in 1907 daarvan 525 ha op naam, dat aantal was in 1923 volgens officieele opgaaf tot 5 ha teruggeloopen dank het krachtig werken van het gemeentebestuur.

Als men nagaat hoe Tilburg in enkele jaren hoofdzakelijk met werkloozen aanlegde pl.m. 340 ha bouw- en grasland, pl.m. 160 ha bosch en pl.m. 75 ha vloei- en drainagevelden, dan krijgt men een geheel anderen kijk op het besteden van veel belastingpenningen aan werkloozenondersteuning. Na het verwerken van woesten grond geeft "de landbehandeling van vuil water schoon water en schoone gewassen".

De tijden, dat in ons land weinig gevoeld werd voor bebossching van overheidswege, liggen nog niet zoo heel ver achter ons. De stelling, dat de overheid ongeschikt is voor het exploiteeren van bedrijven, werd ook op het cultuurbedrijf toegepast met het gevolg dat wat juist in 't groot, desnoods met kostenoffers te bereiken was, overgegeven werd aan particuliere versnippering, die vaak op onoordeelkundige wijze te werk ging. Ook werd er ontboscht, zonder voor de noodige nieuwe aanplanting te zorgen. Sinds is er echter veel verbeterd: het Staatsboschbedrijf, de Ned. Heidemij., de Boschwet 1922, vermeerdering van boschbouwkundige kennis, oefenden gestadigen invloed ten goede. Sinds 1907 vragen Ged. Staten van Noord-Brabant, alvorens goedkeuring te verleenen aan raadsbesluiten betreffende verkoop of ingebruikgeving van gemeentegrond, advies aan het Staatsboschbedrijf. Ook hierdoor kan dikwijls invloed ten bate van het ontginnen van gronden worden uitgeoefend.

Zoowel van gemeentewege als door particulieren is gedurende de laatste jaren veel bosch omgezet in bouw- en grasland, zoo bijv. in de omgeving van Beugen, Haps, Cuyk, Tilburg, Etten, Hoeven, Oosterhout, Dongen enz. De door de gemeente zelf ontgonnen gronden worden of in eigen beheer geëxploiteerd en de verbouwde gewassen zooveel mogelijk publiek verkocht, ofwel na de ontginning verpacht. Tilburg geeft hiervan een voorbeeld. Meestal geschiedt de verpachting als los land, in enkele gevallen hebben de gemeenten boerderijen gebouwd. Het stichten van gebouwen bracht meestal grootere bedrijven mede, wijl anders de bouwkosten te zwaar zouden drukken. Een gevolg hiervan was weer, dat de pachters dikwijls uit andere streken des lands kwamen, in den volksmond "Hollandsche boeren" genoemd. Jammer, dat sommigen van hen zich hier niet direct thuis voelden. Dit werkte dan verkeerd. De Brabantsche boer durfde een grooter ontginningsbedrijf aanvankelijk slecht aan.

Waar te Tilburg van gemeentewege uitstekend bouw- en grasland "klaargemaakt" is, en de Tilburgsche boer langzaam maar zeker uit de bebouwde stadskom - zooals overal - naar den buitenkant gedreven zal worden, wijl z'n gronden in de stad te duur worden, daar is het zaak voor hem zich tijdig van gronden te voorzien en zich in dit eldorado te vestigen. Wat bijv. aan den Dongenschen weg en in de Witsie tot stand kwam, zoo bij uitstek gunstig gelegen aan Wilhelminakanaal en verharde weg en tram met uitstekende gelegenheid tot afvoer der producten, terwijl flinke ruime wegen dit grondencomplex doorsnijden; zoo'n landelijk schoon, dat Canadeesche fantasiën wakker roept, moet den waren boer doen watertanden.

De Genestet zong eens:

     Uw sluimerende heidegrond,

     Ontwake nieuw en blijd.

     Sluit moeder aarde een schoon verbond

     Met moed, vernuft en vlijt.

     Ge trek' partij van 't woeste land,

     Natuur is mild genoeg,

     Als maar de mensch zijn trage hand

     Wil strekken naar den ploeg.

Den landbouwers wordt - dank de hulp van het gemeentebestuur - te Tilburg nu ruimschoots gelegenheid geboden hun bedrijven langzamerhand uit te breiden. Er kunnen nieuwe boerderijen gesticht worden als de oude boerderij zooveel uitgebreid is dat ze groot genoeg is om in tweeën gelegd te worden. Men moet het ijzer smeden als het heet is.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 4 October 1924