CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 14 juni 1924

 

 

Van vroeger dagen 39: Het Ziekenhuis

 

Nu de gemeenteraad opnieuw te praten krijgt over den bouw van een nieuw ziekenhuis, is het niet onaardig eens een en ander op te halen uit de geschiedenis van het bestaande, dat zoo veler leed en lijden in den loop der jaren stilde.

De Korvelsche menschen praten nog van het "kretshuiske", dat in vroeger jaren aan de Oerlesche straat gelegen was en zooveel als een quarantaine, een leprozeninrichting was, waarin zieke Kozakken en Fransche soldaten in desolaten toestand een tijdelijk tehuis vonden. Van een regelmatige ziekenverpleging schijnt daar geen sprake geweest te zijn.

Iets anders was de onderneming in belangelooze naastenliefde, vol christelijken godsdienstzin, van vier stadgenooten, te weten W.J. Mutsaerts, Bern. Jac. Mutsaers, F. Suys en J.Ch. van Dam, welke in 1827 leidde tot de stichting van ons R.K. Gasthuis. De eerste twee waren destijds fabrikant, de derde een talentvolle 29-jarige jonge man, die in 1850 burgemeester van Tilburg worden zou, de vierde was een vroolijke oude vrijgezel, Belg van geboorte, die vreugde vond in weldoen.

Bij schrijven van 1 Februari 1828 legden deze vier mannen hun plan aan den land-deken Van de Ven, pastoor van 't Goirke, voor. Zij overwogen daarin, dat "reeds langen tijd zij met afgrijzen ontwaar zijn geworden, dat zeer velen der noodlijdenden binnen deze uitgestrekte gemeente zich bij ziekte in een jammerlijken en deerniswaardigen toestand bevonden"; dat uit nauwkeurig onderzoek zelfs gebleken is, "dat niet weinigen dier ongelukkigen, zoowel uit gebrek aan geregelde oppassing, geschikte huisvesting en het noodige onderhoud, als door gemis van onmisbare hulpmiddelen zijn omgekomen" en "de geestelijke hulp uit hoofde van den verren afstand en de ongeschiktheid der woningen van kommer en ellende niet als op een gebrekkige wijze kon worden toegediend". Met eenige liefdegiften hadden zij provisioneel een huisje ingericht tot... Burger-Zieken-Gasthuis voor berging van zes zieken. Zij hoopten echter "voornoemde huizinge op een meer geschikte wijze tot dat einde te kunnen inrichten en tevens den oppas en verzorging der zieken te kunnen verbeteren". Tot dat einde wilden zij:

1. een jaarlijksche collecte aan de huizen der ingezetenen;

2. een wekelijksche collecte in de openbare gezelschappen;

3. de bedeeling van het algemeen armbestuur;

4. "de vrijwillige giften of legaten, welke door personen van een meer dan gewone godsvrucht of menschlievendheid tot onderhoud van het gesticht jaarlijks worden bijgedragen of gelegateerd".

Het toezicht boden zij aanstonds aan de geestelijkheid der stad aan.

 

Welk het huisje was? Het was een zeer gewoon arbeiders- of boerenhuis op de Veldhoven, destijds genummerd 990, in 1827 door W.J. Mutsaerts op eigen naam aangekocht en gelegen naast den ingang der tegenwoordige sigarenfabriek van de firma Majoie. Van 1827 tot 1838 heeft het als gasthuis dienst gedaan. De eerste verpleegde was Margo of Margrita Donders uit de Hasselt, 60 jaar oud, den 28en December 1827 op kosten van den "Heiligen Geest Arme" opgenomen en na drie maanden verpleging er gestorven. De geheele verplegingskosten beliepen destijds tusschen vijftien en twintig centen daags. In verhouding tot de loonen en prijzen van dien tijd was dit geen belachelijk laag tarief. Het dagloon van een werkvrouw was toen 25 cent, en het heele huis, dat tot gasthuis gemetamorfoseerd was, had in 1817 bij verkoop slechts een honderd en vijftig gulden opgebracht.

In het primitieve ziekenhuisje zijn tot hoogstens 20 patiënten gelijktijdig verpleegd. Het bleek veel te sober, het aantal bedden te gering en den 15en April 1837 werd de eerste steen gelegd van het huidige gasthuis. Ter plaatse was de buurt toen genaamd "de Locht", nu de Gasthuisstraat, een vrij wat duidelijker benaming. Cornelis Rietberg is de bouwmeester van het St. Elisabeth-Gasthuis geweest, waar met den nieuwbouw destijds de verpleging uit handen van een particulier kinderloos echtpaar in handen van liefdezusters overging. De eerste vier liefdezusters, onder Moeder Ursula, aanvaardden 19 November 1838 hun taak. Zij behoorden tot de in 1832 door pastoor Zwijsen gestichte Congregatie.

In 1845 werd de Kapel gebouwd; in 1867 de St. Barbara- en St. Rochus-zalen met drie kamertjes voor besmettelijke ziekten. In 1877 werd de verdieping op het gebouw gebracht, terwijl in 1904 de zalen welke tot dan voor besmettelijke lijders gebruikt waren, omgebouwd werden tot kinderafdeeling. Het Gedenkboek der stichting, waaraan we een en ander ontleenden, spreekt nog van de drie grootere stichtingen uit het Gasthuis voortgekomen, nl. het St. Jozefgesticht, het St. Rochusgesticht en de R.K. Spaarbank.

Hoelang men reeds de behoefte aan een modern ingericht, aan alle redelijke eischen voldoend, nieuw ziekenhuis gevoeld heeft, moge blijken uit de volgende mededeeling der regenten-vergadering van 15 October 1896: "Bij den secretaris is 11 Aug. 1896 van N.N. door tusschenkomst van notaris Maas onder couvert duizend gulden ingekomen, met beding genoemd bedrag te boeken als eerste bijdrage voor een te vormen fonds tot stichting van een eventueel nieuw te bouwen gasthuis." Wat is er sinds dien eersten inleg reeds veel water door de Maas gestroomd en hoeveel zal er nog langs Loevestein vloeien, voordat het moderne ziekenhuis er is.

De plannen zijn al lang in voorbereiding, ook bij het gemeentebestuur. In 1916 was reeds 'n complex gronden aangekocht tusschen Bosscheweg en St. Jozefstraat, waarvan bij raadsbesluit van 12 April 1918 een terrein van 5 ha aan de stichting "R.K. Gasthuis" in beginsel werd overgedragen. Sindsdien heeft de gemeente plan gehad zelf een ziekenhuis te bouwen, doch ten slotte is men weer met voornoemde stichting tot overeenstemming gekomen, zoodat nu plannen verwezenlijkt kunnen worden omtrent wier urgentie en noodzakelijkheid een beschouwing, volgens het Dagelijksch Bestuur onzer gemeente, gevoegelijk achterwege gelaten kan worden.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, Juni 1924