CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 28 oktober 1922

 

 

Uit vroeger dagen 14: Bidprentjes

 

Hoe men toch over bidprentjes aan de praat kan komen! Bij de brokskes plaatselijke geschiedenis der vorige week vermeldde er één het noodlottig overlijden van kapelaan Keirsemaeckers en daardoor speelde gewaardeerde belangstelling me zijn "doodsbeeldeke" in handen. We schreven dat op 1 Julij 1817 kapelaan De Keirsemaeckers overleden was ten gevolge kwetsuren op 10 Mei daaraan voorafgaande door een hollend paard bekomen. Op zijn antiek, meer dan 100-jarig bidprentje staat op de voorzijde de H. Lourentius met een palmtak afgebeeld, terwijl de keerzijde luidt als volgt:

 

GRAFSCHRIFT

voor den Eerwaarden Heer Josephus De Keirsemaecker, Religieus van Tongerloo, Priester en Capellaan der Roomsche Catholijke Kerk op het Heijke te Tilburg, aldaar overleden den 1 Julij 1817, in de ouderdom van 60 jaren en 2 maanden.

 

D.O.M.*

Hier rust het lichaam nu met aarde overdekt,

Wiens dood aan groot en klein tot smart en droefheid strekt.

Die vromen Priester nooit volprezen om zijn waarde,

Uitstekend zijn vlijt gestaag met godsvrugt paarde.

Zijn predicatie wierd van elk gehoord met vrugt,

De kinders had hij lief en hield hun in de tucht.

Men kan op elk gelaat den waren rouw bespeuren,

De arme bovenal hem troosteloos betreuren.

Zijn jammer-wond vol pijn was hem een bitter lot,

Die hij verduldig leed uit pure min tot God.

O Mensch! als gij dit schrift zult zien of horen lezen,

Wil dan zijn ziel in uw gebed gedagtig wezen.

 

Het sluit met: "Zijne gedachtenis is in zegeninge." (Eccl. XLV. vers I)

 

 

Hoe geheel anders is het doodsprentje van Mgr. Joannes Zwijsen, die zooveel voor Tilburg gedaan heeft en hier den 8 Mei 1832 Pastoor aan het Heike werd en 14 Januari 1842 benoemd tot bisschop van Gerra t.i.p. en Coadjutor van Z.D.H. Mgr. den Dubbelden met recht van opvolging. Hij werd in zijn Parochiekerk te Tilburg geconsacreerd op 17 April 1842. Uit zijn belangrijken levensloop staan de hoofdzaken beknopt vermeld en daaronder slechts deze twee spreuken:

- "De heer was met hem, en bestierde al zijne werken." (Gen. XXXIX. 23)

- "Ik heb mijn dienaar ... gevonden, met mijne heilige olie heb ik hem gezalfd, mijne hand zal hem ondersteunen, en mijn arm zal hem versterken."

Mgr. Zwijsen was 28 Aug. 1794 te Driel geboren, priester gewijd te Mechelen, 20 Dec. 1817, daarna kapelaan te Schijndel en pastoor te Best geweest, waarna hij dit te Tilburg werd. Hij volgde Mgr. Den Dubbelden in het bestuur van het bisdom van 's-Hertogenbosch op, 13 Oct. 1851. Drie maal is hij met een hooge zending naar Rome geweest. 15 Juli 1863 werd een moordaanslag op hem gepleegd, doch hij bleef gelukkig behouden. Eerst 16 October 1877 overleed hij in het Bisschoppelijk Paleis te 's-Bosch. Bij de herstelling der Kerkelijke Hiërarchie was hij 4 Maart 1853 tot Aartsbisschop van Utrecht benoemd, op 4 April 1868 was hij van het bestuur der Aartsbisdoms ontheven en bleef Aartsbisschop-Bisschop van 's-Hertogenbosch. In die hoedanigheid was hij Huisprelaat van Z.H. den Paus, Assistent-Bisschop bij den Pauselijken Stoel, Romeinsch Graaf en Burger, tevens Commandeur van den Nederlandsche Leeuw, Groot-Officier van de Eiken kroon, enz., waardigheden, die dit werkleven naar verdienste eerden.

 

 

Hoe heiligenprentjes niet en hoe ze wel moeten zijn, werd jl. week nog in Roomsch Leven besproken. Belangstellenden zullen dit wel gelezen hebben. De beoordeeling blijve aan de deskundigen. Met één enkelen goedgekozen zin het voornaamste uit het leven van den betrokkene te kenmerken achten wij juist.

Zoo mag het welgekozen heeten op het bidplaatje van een pastoor, die de verfraaiing zijner Kerk zooveel mogelijk bevorderde, een ware herder zijner parochie was en zeer weldadig en welsprekend, de spreuken te vinden:

- Hij was een welsprekend man, sterk in de Schriftuur; vurig van geest zijnde, sprak en leerde hij nauwkeurig aangaande Jezus.

- Hij was een priester, die in zijn leven het huis ondersteunde, en in zijn dagen den tempel opbouwde, die de schoonheid van het huis beminde, die de zorg droeg voor zijn volk en het voor 't bederf behoedde, die eere verwierf bij het verschijnen onder zijn volk, die zich over den arme ontfermde, de hongerenden spijzigde en de naakten van kleederen voorzag.

Stemt het niet van een dokter te lezen: "Eer den Geneesheer om de noodzakelijkheid, want alle geneeskunst komt van God." (Eccles. 38-1-2)

St. Chrysostemus zegt voor de onderwijzer: "Er is niets zoo verheven, als het hart der jeugd te vormen, en der zelver zeden te regelen." Een eer is het hem hierbij te lezen: "Hij heeft getracht aan de kleinen beleid en aan de jeugd wetenschap en kennis in te drukken."

Van een maagd heet het: "Zij was goed, geschikt in haar gelaat, geregeld in haar zeden, aangenaam in hare spreekwijze, van hare jeugd af oefende zij deze deugden."

Voor hem, die plotseling uit het leven is weggerukt, mogen de woorden van den H. Gregorius bewaarheid worden: "Niet de plotselinge dood is te vreezen, maar wel die, welke tegelijk en plotseling en onvoorbereid is."

Dit zijn alle aanhalingen van "beeldekes" uit vroeger dagen.

 

Wilt ge er een uit den jongsten tijd van een meisje dat groote devotie had voor de gelukzalige Zuster Theresia van het Kindje Jezus en toevallig op haar 18den jaardag stierf. Hier is het:

 

     Een gouden uchtendzonnestraal

     Kwam lentedauw omkransen.

     Hij drong tot 't ziekbed door

     Als boo van 's hemels transen.

 

     Dien groet trof 't jarig lentekind.

     Haar ziek, maar hoopvol smachtend harte

     Vroeg toen den Hemelhof

     In ruil voor aardsche smarte.

 

     Een Engel wiekte-onzichtbaar bij,

     Zoo troostvol wenkend aan de lijdenssponde,

     Dat smartetrekken werden blij

     En hooprijk in die droeve stonden.

 

     Toen look zij 't oog en was bevrijd.

     Een engelreine ziel vloog tot den godentroon,

     Waar zij met palmtak' en laurieren

     Den maagdenhof mag sieren als eeuwig loon.

 

     Daar jubelt zij blij,

     Daar zweeft zij zoo vrij,

     Omringd van geliefden en magen.

     Zij leeft er verheugd,

     Zij lieft er de deugd,

     Die zij "Treeske" zo innig kon vragen.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

 

 

* D.O.M. = Dominus Omnium Magister, God is heer over alles.