CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 29 oktober 1921

 

 

Van vroeger dagen 10: Fabrieksbevolking en Productie (1837-1848)

 

Wanneer we in onze nijvere stad te twaalf en zes uur op werkdagen na het uitgaan der fabrieken bij een der drukke verkeerspunten zooals Nieuwlandstraat, Gasthuisstraat, Heuvel of de overwegen (veel gesmaad!!!) een kwartiertje de voorbijgaande massa observeeren, wordt een caleidoscopisch werkbeeld voor 't geestesoog getooverd bij de gedachte aan den massalen arbeid, die dagelijks verricht wordt door die duizenden "mannen met petten", gelijk een vroeger burgemeester van Tilburg zich bij zijn "joyeuse entrée" (?) met zekeren spijtigen trots uitliet, toen bij zijn intocht meer stoere werkmanskoppen dan stadsche heerenhoeden in de straten te zien waren.

De arbeid, verricht in de vele en velerlei bedrijven van Tilburg, is natuurlijk thans evenmin als vroeger met nauwkeurigheid aan te geven. Met de opgaven van een juist aantal werklieden, dat de fabrieken bevolkt of in andere werkplaatsen produceert, is het al even onzeker gesteld. Daarom is het mogelijk voor velen des te interessanter om dienaangaande iets te vernemen betreffende de textielindustrie van vroeger dagen; de industrie, die nog steeds de voornaamste factor voor Tilburgs industrieele leven is.

 

Toegegeven, dat statische gegevens veelmaals verzameld worden om oningezien netjes opgeborgen te worden en hoogstzelden nageslagen, achtte ik voor dit doel het ditmaal toch het best een paar staatjes samen te stellen, die in klein bestek veel sprekende cijfers geven en een goed overzichtelijk geheel. Een nauwkeurig nagaan ervan leert, hoe met de bevolkingstoename der stad (waarmede de groei der arbeidersbevolking wel recht evenredig zal zijn) de toeneming van het aantal fabrieksarbeiders en -arbeidsters geen gelijken tred gehouden heeft in de jaren 1837 tot 1848. Integendeel. In de veertiger jaren nam het aantal werklieden, werkzaam in de bedrijven, sterk af. Hieruit valt te concludeeren, dat er ook toen hier ter stede een groote werkloosheid geheerscht moet hebben. In verhouding even groot, zoo niet grooter dan de jongste malaise. Dit blijkt al evenzeer uit de geringe toename der weefgetouwen. Als er in tien jaar tijd op een bevolking van bijna veertien duizend personen slechts 10 getouwen bijkomen, naast de nieuwe welke oude vervingen, dan floreeren de zaken niet schitterend.

Onze historiekennis-van-de-schoolbanken vult over de jaren zoo mooi aan, dat er toen in ons vaderland na de oorlogsrampen der laatste jaren (Fransche tijd 1795-1815; Belgische opstand 1830-1839) geen welvaart was. Slechts langzaam keerde deze op allerlei gebied terug, dank mede den steun der regeering, met koning Willem I aan de spits. Uit deze periode dateert ook den aanleg der eerste spoorwegen hier te lande, waardoor een gansche ommekeer in verkeer en vervoer gekomen is. Het eene staatje laat evenzeer een herleving na de inzinking zien.

Het gemeentearchief bevat een "Staat der gesteldheid van de Fabrieken en Laken Manufacturen en allerlij wolle Stoffen" te Tilburg en evenzoo over de "Katoenen manufacturen". We lezen hier niet zooals in het begin der vorige eeuw bij: "en trafieken". Zou dit zijn, doordat het Groot-bedrijf in opkomst was? Uit die oude staten verzamelde ik met heel wat tellen en zoeken de navolgende cijfers, waarbij ter vergelijking ook het bevolkingscijfer der stad gegeven wordt. Voor wie het niet weten, zij vermeld, dat Tilburg op 1 Januari 1921 in totaal 63.066 inwoners telde.

 

 

 

Ook werd er toentertijd hier aan katoenweverij en -spinnerij gedaan al kon deze toen evenmin als thans, wat den omvang der industrie betreft, in de schaduw der wollen stofjes staan. Het aantal weefgetouwen voor katoen klom in den loop dier jaren van 19 tot 64 en het aantal werklieden, daarvoor werkzaam, van 32 tot 85. Ziehier een overzicht-staatje.

 

 

 

Als men deze totaalcijfers ziet, maken zij een pover figuur tegenover den omvang der wollenstoffen-industrie dier dagen. Toch is het opmerkelijk, dat hierbij in de veertiger jaren niet een inzinking in de mate valt waar te nemen als bij de wollen stoffen het geval was. Bezie daartoe slechts aandachtig de cijfers. De diemietfabricage nam zelfs aanmerkelijk toe. Is Twente al het katoencentrum van ons land, toch mag het een verheugend verschijnsel heeten, dat we de jongste tijden te Tilburg aan de Enschotsche straat een modern ingericht grootbedrijf zagen verrijzen in de "Tilburgsche Katoenspinnerij".

Het volgend overzicht geeft de wollenstoffenproductie van ruim 80 jaar geleden aan.

 

 

 

 

 

Er komen "vaktermen" in deze lijst voor. De "lapkesmenschen" onder de lezers zullen zich wellicht evengoed als ik afgevraagd hebben, wat is dat: "tirrentaai". Geen andere verklaring weet ik er voor te geven, dan dat de toenmalige samensteller der statistiek de juiste uitspraak en schrijfwijze gemist heeft van het woord "tiretein". Tiretein toch is een grove stof van half wol en half garen. Tiretaine (Fr.) van het Spaansche tiritana.

Opmerkelijk is de teruggang der productie over vrijwel de geheele lijn gedurende eenige jaren om daarna weder langzaam te stijgen. De deken-fabricage vermeerderde geleidelijk. Zij bleef tot op onze dagen ontwikkelen en vormt thans voor enkele fabrieken de hoofdbron van het bestaan.

 

De oude staten zijn kwartaalsgewijs ingevuld en opmerkelijk is daarbij hoe vaak een opklimming per driemaandsche periode valt waar te nemen. Zoo bleef bijv. het aantal machinale spinnerijen in 1837 het gehele jaar door op 21 staan, doch de getouwen klommen achtereenvolgens dat jaar van 200 en 230 in het eerste half jaar op 350 en 370 in de laatste twee kwartalen. Het aantal geëmployeerden was respectievelijk 862 - 1000 - 1030 en 1035 voor de machinale spinnerijen en 218 - 250 - 360 - 380 voor de weefgetouwen, terwijl daarnaast 634 - 900 - 920 en 930 werklieden in de fabrieken aanwezig waren. Verminderden de bestellingen, dan gingen de knechts de straat op, en waar toen werkloosheidsverzekering en dergelijke sociale maatregelen nog niet "dagewesen" waren, zal in menig werkmansgezin schraalhans vaak keukenmeester geweest zijn.

In 1837 bedroeg de productie kwartaalsgewijs onderscheidenlijk 28260 - 56000 - 63008 en 69008 "gesponne wolle", terwijl het aantal stukken grove lakens 860 - 1500 - 1253 en 1800 beliep tegen 52 - 75 - 69 en 55 fijne lakens. Het totaal der gefabriceerde stoffen in de vier kwartalen van genoemd jaar: 1576 - 2935 - 3027 en 3831, ging eveneens in stijgende lijn.

In het tweede kwartaal van 1839 was er 1 fabriek minder in werking. De fabriek der firma Diepen, Jellinghaus en Cie toch was toen afgebrand en kwam in April van het volgend jaar eerst weer in werking. De daling der betrokken cijfers in de tabel doet dit ook uitkomen.

 

Het bovenstaande geeft naar best vermogen weer een brokje van Tilburgs industrieele geschiedenis. Ter vergelijking van het verleden met het heden is het spijtig, dat geen volledige soortgelijke gegevens over de jongsten tijd te mijner beschikking staan. Wel moge hier vermeld worden, dat op 1 Januari van het jaar 1921 het aantal arbeiders, werkzaam bij achtenveertig der grootste textielfabrieken hier ter stede in totaal 5837 bedroeg, terwijl volgens dezelfde bron voor diezelfde fabrieken het aantal arbeiders op volle capaciteit 7067 bedragen zou.

Dit is dus niet gezegd, dat onze fabrieksbevolking in totaal nog geen achtduizend zou beloopen. Immers: Op 31 Januari 1921 stonden aan de Gemeentelijke Arbeidsbeurs als geheel werkloos ingeschreven 1444 personen, waarvan slechts 806 textielarbeiders (sters), terwijl daarenboven zich nog 1584 personen als gedeeltelijk werkloos meldden, waarvan er 1541 tot het textielbedrijf behoorden.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 25 Oktober 1921