CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 9 juli 1930

 

 

Van vroeger dagen 162: Spotrijmen 6 ("De slag van Mozes")

 

Zóó mogen we de gebeurtenis wel noemen, die zich rond de zestiger jaren der vorige eeuw te Tilburg heeft afgespeeld naar aanleiding van het spotrijm, dat we vorige maal weergaven. Alvorens echter den loop te verhalen, zij nadrukkelijk verklaard, dat dit releveeren enkel folkloristisch bezien moet worden als 'n plaatselijk bewijs tusschen de vele soortgelijke gebeurlijkheden, die zich in 't verleden afspeelden, zoowel hier als elders: 't was een welkome afleiding in 't sleurleven van iederen dag.

Toen het lied gemaakt was en de gewezen vrijer met zijn kameraden het huis passeerde ('t stond waar nu dr. Bloemen woont, doch is afgebroken), waar zijn zoetelief hem versmaadde, werd het telkens gezongen - waardoor 't al heel spoedig populair werd, terwijl het mindere publiek avond aan avond naar de Locht ging om óók het liedje te zingen in de hoop, dat er iets gebeuren zou. Vertoonde zich iemand der huisgenooten, dan werd het aangeheven. Die avondtochten groeiden vlug en ongeordend aan, zoodat er soms honderden in clubjes samenschoolden. Van zingen kwam het door opgeschoten kwajongens dra tot baldadigheden, zoodat de rust van 't besproken gezin verstoord werd.

Als hierbij opgemerkt wordt, dat het een voorbeeldig gezin betrof, waarop nimmer iets te zeggen geweest was, dat integendeel stond aangeschreven als 'n welwillende, bereidwillige familie van wie "elkendeen" een goede ontvangst te beurt viel, dan kan men nagaan, wat verdriet die spotter veroorzaakt heeft. Folkloristisch gezien bewijst 't weer de onberekende en oncontroleerbare gestes der massa, die impulsief en daardoor vaak onverstandig handelt, zonder de gevolgen van soortgelijke daden te voorzien of er zich om te bekommeren. Kleine oorzaken, groote gevolgen; dat wijst tot zelfs de wereldhistorie uit!

 

De familie, die zich onverdiend en onverwacht zóó tot mikpunt der publieke belangstelling gebracht zag, was genoodzaakt de hulp der politie in te roepen. Nu kwam er nog bij, dat destijds pas kort de vier veldwachters, die men telde, tot agenten gepromoveerd waren door de omstandigheid, dat zij een uniform aangekregen hadden. Die mooi opgetuigde dorpelingen verhoogden de belangrijkheid der gebeurtenis zoodoende nog eenigszins, met 't gevolg, dat zij vrijwel niets vermochten tegen het massa-crapule, dat 's avonds opkwam. Er werd met steenen gegooid op een wijze, die op 'n bombardement ging lijken. De Commissaris van Politie, de heer Arnold, die nog niet lang in Tilburg was, liet in overleg met burgemeester Suys ter assistentie twaalf marechaussees-te-paard komen, die 's avonds door de straten galoppeerden en zelfs charges met den blanken sabel uitvoerden. Ieder die zich op straat bevond, zocht in drang naar lijfsbehoud op die momenten z'n heil in de vlucht. Toch werd het er daardoor niet beter op: 't getal der nieuwsgierigen groeide met den dag en ten slotte werden politie en marechaussees met steenen en pannen gekogeld, zoodat deze van de vuurwapens gebruik gingen maken. Die schietpartijen zijn betrekkelijk goed afgeloopen, al kreeg toch nog iemand een schot door het been. Tilburg werd in staat van beleg verklaard.

Wat zullen de agenten Bakker, Everts, Cobben en Van Roy zich gewichtige personaadjens gevoeld hebben - tenzij ze niet tot de vechtjassen behoorden en 's avonds verzuchtten: "Heere, Heere, stuur geen menschen meer!" De marechaussees waren op de marechausseekazerne ingekwartierd, in het gebouw, dat nu Heuvelsche pastorie is, vijf stuks.

't Waren geen prettige dagen: er hing een lucht van zorg en onrust door de straten, waar men niet mocht stilstaan voor 'n praatje, waar geen drie personen bijeen mochten zijn. Zelfs mocht men niet eens in den deurstijl gaan hangen en uitkijken of er niets bijzonders stond te gebeuren. 't Beruchte lied was verboden; er rustte een vloek op.

Den volgenden Zondag moest men naar de H. Mis, het H. Lof en de H. Familie. Ge begrijpt, dat er waren, die meenden 't niet zoo nauw met de voorschriften te behoeven te nemen en dus 'n praatje met buurman waagden. Gevolg: wegens samenscholing werden acht personen opgebracht, waarbij zelfs een 82-jarige vellenblooter Jan de Kanter, van goede familie, die heel onschuldig z'n babbeltje stond te maken. Naast de Heikesche kerk stonden er twee te praten, waarop ze gesommeerd werden door te loopen. Zij voldeden wel aan 't bevel, doch zegden al uiteengaand nog iets tegen elkaar, terwijl ze voor de pastorie weer bleven staan praten. En nu vertelt de overlevering, dat een der marechaussees, die allen met de bajonet op 't geweer liepen, een dier twee mannen met de... bajonet doorstak, zoodat 't slachtoffer aan de gevolgen overleden is. De legende heeft haar loop begonnen... de fantasie krijgt vrij spel.

 

Er vloeide dus reeds onschuldig bloed ten gevolge van 'n oogenschijnlijk onschuldige hatelijkheid, die zich door spotrijm lucht gegeven had. Daags na dien noodlottigen Zondag werden vijfhonderd militairen uit Den Bosch gerekwireerd. Toen deze langs den Bosscheweg in aantocht waren, zouden onder Berkel-Enschot eenige mannen, vrouwen en kinderen langs den slootkant gras aan 't snijden zijn geweest, zooals dat destijds gebruikelijk was om de geit van 't noodige te voorzien of de konijnen. Dit ongewone gezicht verrukte wellicht onze grassnijders en met de messen zwaaiend riepen ze: "Hoera!" De officieren dachten dat hier al de voorgevechten zouden te leveren zijn, waarom ze bevel gaven tot opsteken der bajonetten. Dra zag men echter in, dat 't vreedzame burgers waren, wien alle strijdlust ontbrak.

De militairen werden in de buurt van 't park bij burgers ingekwartierd en verbleven er vijf volle weken zonder heldhaftige daden te moeten volvoeren. Met 'n paar keeren per dag een flinke marsch door de straten te maken, bleek er de schrik al afdoende in te komen. Wel was dat gezicht met de roffelende tamboers voorop 'n zoodanig imposante aanblik voor de weiniggewende buurtbewoners, dat het spotlied met nog een paar coupletten verrijkt werd. Een bakkersvrouw uit de Heuvelstraat had haar beklag blijkbaar gemaakt over 't lawijt, dat die roffelaars en marcheerende soldaten maakten, en dus klonk het:

 

     Een bakkersvrouw, die heeft gezeid,

     Kiere wiere wiet, bom, bom!

     Als dat haar kindje altijd schreit,

     Kiere wiere wiet, bom, bom!

     Ik wou dat die vervloekte trom

     Bij Mozes aan z'n deurstijl hong!

     Gloria, gloria, kiere wiere wiet, bom, bom, ja, ja,

     Gloria, gloria, kiere wiere wiet, bom, bom, ja, ja.

 

Den volgenden dag was er een nieuw versje bij doordat een oude jonge juffrouw uit de Nieuwlandstraat zich ook beklaagd scheen te hebben:

 

     Dan is er nog een mottig dier,

     Kiere wiere wiet, bom, bom!

     Het is een meisje van pleizier,

     Kiere wiere wiet, bom, bom!

     't Is de dochter van de Zoldermuis,

     En ze hoort in 't Nieuwland thuis.

     Gloria, gloria, kiere wiere wiet, bom, bom, ja, ja,

     Gloria, gloria, kiere wiere wiet, bom, bom, ja, ja.

 

Hierin kon men dus alweer een spotnaam beluisteren, waarover we vroeger iets geschreven hebben. Die bijnaam had de hier aangeduide te wijten aan eenige onaangenaamheden, welke hij met z'n vrouw gehad had, en toen gezegd had er vandoor te zullen gaan om nooit meer weer te keeren. Later bleek, dat hij zich anderhalven dag op zolder schuil gehouden had, en toen dit ruchtbaar werd, was de naam 'n feit.

 

Meerdere arrestaties hebben nog plaats gehad. Ten slotte is de "dichter" van 't lied voor den rechter gedaagd, doch... niet veroordeeld.

 

A.J.A.C. VAN DELFT