CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 20 november 1920

 

 

6. Over de Industrie van vroeger dagen

 

Opbeuring van het Fabriekswezen

 

Noemde ik in mijn vorig opstel onder de middelen door de fabrikanten in 1813 aangeprezen om den kwijnenden toestand van het fabriekswezen hier ter stede zoowel als elders te verbeteren ook de nauwkeuriger naleving van het Koninklijk besluit van 1 Juni 1820, Staatsblad No. 14, hieronder mogen een paar stukken volgen, die aangaven hoe in 1835 de omstandigheden blijkbaar nog verslechterd waren. Ook daarin komt de meening tot uiting, dat genoemd Koninklijk besluit redding brengen kon. Het waren alweer de firmanten Vreede, die zich uitten. Onder dagteekening van 28 Februari 1835 richtten deze het volgende verzoekschrift tot den Koning:

 

Sire,

De ondergeteekenden Paulus en Hendrik Vreede, Lakenfabrikanten te Tilburg, provincie Noordbrabant, nemen eerbiediglijk de vrijheid Uwer Majesteit een vertoog voor te leggen tot strekking hebbende den kwijnende toestand waarin zich de lakenfabrieken in het algemeen te Tilburg bevinden door de goedgunstige medewerking van Uwe Majesteit uit hunne werkeloosheid op te beuren en hun de middelen te verschaffen, waardoor zij aan hun bestaan een nieuw leven zullen kunnen aanbrengen en aan tallooze werklieden brood en onderhoud verzekeren. De middelen, welke de ondergeteekenden de vrijheid zullen nemen hier nader te ontwikkelen zijn mede van een algemeen belang en voordeel voor al de gevestigde lakenfabrieken in het Rijk.

Het grootste gedeelte der Lakenfabrieken te Tilburg, waarvan het getal niet gering is, hebben meest allen door de afscheuring der zuidelijke gewesten het vertier hunner fabrikaten verloren, waarvan de consumptie in vele der Belgische provinciën zeer aanmerkelijk was en voor het grootste gedeelte bestond uit grove lakens, baaijen en carzaaijen, duffels, jichtvriezen en andere. De concurrenten van de Engelsche fabrikaten van dien aard, welke zich in handen bevinden van de Engelsche manufactuurhuizen, vooral te Amsterdam en Rotterdam, ontneemt aan den fabrikant de middelen om zijn binnenlandsch vervaardigde fabrikaten met eenige vrucht af te kunnen zetten en de gebruiker gevoelt er de waarde niet van de voorkeur aan het inlandsch gefabriceerd wollen manufactuur te geven, hetwelk meestal het gevolg van vooroordeel of onwil is, zooals de ondervinding zeer dikwijls bewezen heeft. Dit gaat zelfs zoo verre, dat, wanneer de wisselkoers op Londen in het nadeel staat van den Manufacturier, zij alsdan hunne bestellingen te Tilburg doen en deze fabrikaten voor Engelsche manufactuur afleveren.

Na deze inleiding, welke door meer andere bewijzen gestaafd zouden kunnen worden, strekt het ondergeteekenden tot een waar genoegen daarbij te kunnen voegen dat de goedgunstige tusschenkomst van Uwe Majesteit zoo sprekend bewezen heeft het vervallen fabriekswezen hier te lande zooveel doenlijk op te willen beuren, dan welke heilzame verordeningen geen algemeen gewenscht gevolg gehad hebben. Zij bedoelen het besluit van 1 Juni 1820, Staatsblad No. 14, houdende maatregelen ter opbeuring der inlandsche fabrieken van lakens en andere wollen manufacturen. Welk heilzaam effect heeft dit besluit niet gehad op de kleeding der land- en zeemacht en de expeditiën naar de Oost- en West-Indiën, die men als stellig zich kan verzekerd houden van inlandsche fabrikaten voorzien worden. De bedoeling van meergemeld besluit gaat echter verder en wel inzonderheid toepasselijk de kleedingsbehoeften der armen- en weeshuizen en liefdadige gestichten van 's Rijkswege eenige vrijdom of onderstand genietende en volgens art. 3 van meergemeld besluit. Het is dan ook hoofdzakelijk tegen deze bestuurders in het algemeen genomen, dat deze aanklagt is gericht van ondergeteekenden, dat hieraan volgens de hun opgelegde verplichtingen geen gevolg wordt gegeven.

Dan buiten deze gestichten zijn er:

1e. Zoo vele, die, hetzij uit provinciale of stedelijke kassen of private fondsen bedeeld wordende, evenmin - misschien met uitzondering van eenige - zich voor de kleeding van inlandsche wollen manufacturen voorzien, dan welke volgens de meening van de ondergeteekenden niet rechtstreeks onder dezelfde verplichting rusten als die gestichten bepaaldelijk onder bovengenoemd art. 3 omschreven.

2e. De kleeding der Veld- en Boschwachters in de onderscheidene provinciën des Rijks met uitzondering van die der provincie Zeeland, welke jaarlijks totdat einde een contract van levering met de ondergeteekenden aangaan.

3e. De Koninklijke grensjagers, en eindelijk

4e. De Justicie-beambten in de onderscheiden steden des Rijks en wat meer is van dien aard.

Wanneer de behoeften der kleedingstukken voor al deze onderscheidene betrekkingen als verplichtend van inlandsch wollen manufactuur zoude gevorderd worden, konden voorzeker de lakenfabrikanten zich van een niet onaanzienlijk vertier verzekerd houden.

Maar vermits hier geen dadelijke verplichting is om in deze kleedingen te voorzien en de bepalingen in acht te nemen voor de identiteit van het inlandsch fabrikaat tengevolge van het voorschrift bij meergemeld besluit van 1 Juni 1820 omschreven, zoo nemen de ondergeteekenden hierbij eerbiediglijk de vrijheid de goedgunstige medewerking van Uwe Majesteit in te roepen om zoo mogelijk de middelen van voorziening daar te stellen, welke tot den bloei en de welvaart van de lakenfabrieken zouden meewerken, gegrond tevens op het billijke principe van den voorkeur aan de echt vaderlandsche artikelen te moeten geven.

Uitgaande en de mogelijkheid daarstellende, dat de voordracht van de ondergeteekenden in overweging zouden kunnen genomen worden, zij het hun vergund daarbij nog aan te kunnen merken, dat de corporatiën, de bestuurders of andere belanghebbenden wellicht zullen beweren, dat die onderscheidene benoodigde kleedingstukken, hetzij door een gezeten lakenkooper of kleedermaker geleverd worden, dan waar berust hier het bewijs, dat deze benoodigde fabrikaten uit eene inlandsche lakenfabriek getrokken zijn.

Andere, die door publieke inschrijvingen aan de laagst biedenden de levering toekennen zonder aanzien van de moraliteit van den persoon, welke door slingsche wegen vreemde fabrikaten leveren ofschoon de monsters uit een inlandsche fabriek zijn getrokken, de gezeten lakenfabrikant of eerlijken lakenkooper daarentegen richt daarnaar zijne prijzen dan kan die levering niet erlangen door de slingsche speculatiën van zijne mededinger.

Waarin ligt de eenige en ware oorzaak van deze aanklacht, dat men den aannemer blindelings de stukgoederen laat afleveren zonder zich te verzekeren van de identiteit van nationale oorsprong door de etiquetten aan de stukgoederen gehecht te doen verifiëren als een gevolg van de voorschriften en de verordening bij meergemeld besluit als verbindend voorgeschreven. Daar is tot wering van alle mogelijke fraudes in dezen eenen alles afdoenden maatregel vast te stellen, zooals zulks bij het departement van de Marine plaats heeft en aan wien ook de gemaakte kleedingstukken worden afgeleverd, hier worden vooraf de stukgoederen voor eene commissie gekeurd zoowel ten aanzien van de kwaliteit van de monsterstukken beantwoordende als voor de verificatie van het nationaal etiquette aan elk stuk gehecht, een en ander nu in orde bevonden zijnde, wordt het monster van het stuk met het etiquette gedeeltelijk afgescheurd en het manufactuur daarna voor de confectie der kleedingstukken aan den kleedermaker afgegeven.

Het moet vrij staan aan elke corpora zonder onderscheid om hunne leverancier toe te kennen, hetzij aan een fabrikant binnen dit Rijk gevestigd of aan een ander manufactuurshuis, lakenwinkelier of werkbaas, mits dat hoe gering de behoefte van een ander ook zijn moge, de stukgoederen vooraf door een commissie uit hun midden benoemd worden geverifieerd of achtervolgd op eene of dergelijke wijze als bij het departement van Marine in gebruik. Terwijl deze nieuwe verordeningen alleen de heilzame strekking zouden hebben om aan de inlandsch gevestigde lakenfabrieken een zeker debiet te waarborgen door de leveringen aan al die gestichten, corporatiën, provinciale, stedelijke of andere inrichtingen, zoo vermeenen dan ook de ondergeteekenden, dat het algemeen belang zal vorderen, dat het departement van de Nationale Nijverheid belast zal wezen met de verificatie en de richtige nakoming dezer verordeningen, zoomede met de inspectie der Laken-Hallen en de onderscheidene fabriekplaatsen van het Rijk gevestigd, welke inspectiën in alle opzichten dringend noodzakelijk zijn ter voorkoming van alle mogelijke fraudes. De kosten van dien zoude men kunnen vinden uit het excedent der betaalde Hal-loonen door de fabrikanten na aftrek van de kosten voor de salarissen der beambten bij de Hallen aangesteld, en gevolgelijk geheel en al buiten bezwaar van 's Rijks schatkist.

 

De ondergeteekenden onderwerpen deze hunne voordragt aan Uwe Majesteit alleen uit het zuiver beginsel om voor het algemeen belang der industrie werkzaam te wezen; eene aanmoediging van dien aard zal ontwijfelbaar de voordeeligste resultaten tot de ontwikkeling derzelven meer en meer bijdragen.

Mogten onze zoo gewenschte inzichten dan ook met eene goedgunstige beschikking van Uwe Majesteit bekroond worden.

 

Sire

Uwer Majesteits

Gehoorzaamste en onderdanigste Dienaren

(w.g.) Paulus en Hendrik Vreede

 

 

Zooals ook thans nog bij dergelijke aangelegenheden geschiedt, werd dit adres naar de provinciale griffie doorgezonden om daaromtrent het gevoelen van den Gouverneur te vernemen. Deze ging zijn licht ook al weer dichter bij de bron zoeken en zond het stuk der heeren Vreede dus naar Burgemeester en Wethouders van Tilburg met een ambtelijk schrijven, waarin o.m. de volgende passus:

"Hoezeer in dit voorstel veel gelegen is, wat met de reeds bestaande letter en den geest van het aangehaalde Koninklijke besluit schijnt te kunnen worden overeen gebragt, en wat zich in het belang der genoemde fabryken alleszins aanbeveelt, zoo doet zich echter de vraag op, of en in hoever de verwezenlijking van het bedoelde voorstel, zooals het ligt, zal kunnen worden overeengebragt met andere algemeene of bijzondere verordeningen, welke bereids omtrent de wijze van aanschaffing der beoogde kleedingstukken onder goedkeuring der hoogere autoriteit mogt in werking zijn, of waarop die autoriteit geacht kan worden den ten dezen verlangden invloed te mogen uitoefenen; en het is hieromtrent dat ik, naar aanleiding van het door den heer Administrateur voor de Nationale Nijverheid aan mij te kennen gegeven verlangen, de eer heb UEA te verzoeken om mij, voor zooveel uwe stad bij de zaak betrokken is, uw berigt en advies te willen mededeelen, onder bijvoeging van al zoodanige consideratiën als UEA ter zake dienstig mocht achten."

 

Het College van B. en W. stelde beide stukken in handen van de heeren P. van Dooren en B. Mutsaers, leden van den Raad dezer stad, met verzoek om hun gevoelen deswege schriftelijk aan dit college mede te deelen. Al weer nader tot de bron dus. Want B. Mutsaers was mede een der drie rapporteurs (waaronder ook de heeren Vreede) die in 1833 een onderzoek naar de bedrijfstoestanden van Tilburg ingesteld hadden. Rapport kwam in. Het werd door B. en W. met een net briefje aan den Gouverneur doorgezonden. Deze voegde natuurlijk bij de vele paperassen ook nog een vormelijk ambtsgeschrift en het resultaat was, dat het Ministerie van Buitenlandsche zaken aan de heeren Paulus en Hendrik Vreede, fabrykanten te Tilburg, het volgende schrijven zond, gedagteekend 25 Nov. 1835:

"Bij Uw aan den Koning ingediend adres van 28en February ll. is in het belang der hier te lande gevestigde lakenfabryken eene uitbreiding en nadere omschrijving verzocht der bepalingen van 's Konings besluit van 1 Juny 1820 (Staatsblad No. 14) voor zoover het verplichtend gebruik van binnenlands vervaardigde lakens en andere wollen manufacturen tot kleedingstukken voor beambten, gealimenteerden enz. betreft.

Naar aanleiding van een koninklijk rescript van 18 dezer No. 88 heb ik de eer U te berigten, dat na gedaan onderzoek Uw evengemeld voorstel, zooals het ligt, bevonden is niet te kunnen worden ingewilligd, doch dat er eene nadere aanbeveeling aan de gedeputeerde staten der verschillende Provinciën zal worden gedaan om te waken voor de handhaving van art. 3 van Zijner Majesteits voorgeschreven besluit, en om de Plaatselijke besturen aan te sporen, ten einde bij de Bestuurders over de Wees- en Armhuizen enz., welke uit de openbare kassen, hetzij plaatselijk of andere, geen Rijkskas zijnde, onderstand ontvangen, en zoo veel mogelijk op het gebruik maken van inlandsch fabrikaat aan te dringen.

De administrateur voor de Nationale Nijverheid,

(w.g.) Netcher"

 

Met veel beleefde woorden was per slot alzoo "nul op rekest" gekomen.

 

 

Was deze aangelegenheid door belanghebbenden te eenzijdig belicht - zooals hedentendage ook nog wel geschiedt - en overwoog de Regeering betere middelen, teneinde de prijsbepaling en -daling mede te regelen? Men zou dit kunnen opmaken uit de omstandigheid dat door den Raad der stad Tilburg nadien een adres over hetzelfde onderwerp gezonden is aan den Administrateur voor de Nationale Nijverheid. Daarop kwam als antwoord in, dat "men gereedelijk kon deelen in den geuiten wensch dat er middelen mogten kunnen worden beraamd om in den vervallen toestand van het fabrykswezen in UEA Stad te voorzien; doch dat hij echter met leedwezen moet betuigen, dat de middelen hiertoe door UEA voorgedragen bij onderzoek onaannemelijk bevonden zijn".

Zoo bleef voorshands alles zooals het was en ieder voor zich kon trachten den desolaten toestand van zijn bedrijf zooveel in z'n vermogen was te verbeteren.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 17 November 1920

 

 

Bijschrift:

Den lezer, die om toelichting vroeg over de "vele lichtzijden" van den Napoleontischen tijd, waarvan ik in een mijner vorige artikelen schreef, zal ik een volgende maal van antwoord dienen. Zoodoende slaan we meerdere vliegen in één klap.