CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 13 april 1929

 

 

Van vroeger dagen 109: Nog wat van het Tilburgsch idioom

 

Dat aanhalingen uit de Noord-Brabantsche gouwspraak, meer speciaal uit Tilburg, belangstelling wekken, was te voorzien. De hoop wordt gekoesterd, dat dit anderen, die uit den aard van hun betrekking of door innig meeleven met het volk daartoe in de gelegenheid zijn, zal opwekken op dienzelfden weg voort te gaan. Het belang der taalwetenschap kan er door gediend worden en aanvulling geschonken bijv. voor het "taalmuseum", dat onder leiding van dr. Jac. van Ginneken ontstaan kan in de verzameling van historische dialect-bloemlezingen getiteld "De Nederlandsche dialecten in den loop der eeuwen". Men ziet hieruit dat dit verzamelen niets nieuws is.

Johan Winkler noemde "eene ongeschreven taal als het wilde hert in het vrije bergwoud". In volle schoonheid, bevalligheid, kracht en vlugheid kan zoo'n edel hert niet vergeleken worden bij het makke en tamme gedierte, dat lusteloos en dof, half ziek en gansch ontaard, rondslentert in een omrasterd hertenpark.

 

De rijmkes van het vorig artikel zoowel als die verschillende uitdrukkingen zullen bij de lezers wel eenigszins bewezen hebben, dat ook het minder kiesche door mij genoteerd werd. Te verklaren, dat hierbij in geen geval de bedoeling voorzit ook maar iemand in het minst te kwetsen, is misschien niet ondienstig; tevens kan het een verontschuldiging zijn voor het geval zoo iemand uit hetgeen nog volgt, verkeerde conclusies zou willen of meenen te moeten trekken: de volksmond is nu eenmaal vaak raak, scherp en onmeedoogend.

Zoo herinnerde men mij aan de liedjes, die eertijds gezongen zijn van:

     Bult van der Loo is pater,

     Bult van der Loo is pater

     In den vergulden pil.

Dan wees men nog op het zoogenaamde "relletje van Malbroek". Aangezien ik hiervan niets weet, wil wellicht iemand dit eens op schrift stellen. Bij de opening van de tramlijn richting Loon op Zand is een liedje gezongen, waarin voorkwamen de woorden:

     Op zij, op zij,

     De tram, die komt voorbij,

     Hij rijdt in een kwartier

     Van Loon op Zand naar hier.

Als men er nog meer van weet, houd ik me aanbevolen voor mededeeling. Zoo moet er ook nog een liedje van het station geweest zijn, doch men kon er mij niets naders van vertellen.

 

Typische gezegden zijn nog de volgende:

- "Ze kunnen niet door één deur in en uitgaan." Dit is: Ze kunnen als man en vrouw niet in vrede leven.

 - "Die meid heeft mos aan der knieën (kuiten)." "Die aanstaande heeft iets voor den buik te binden." Dit is: Dat meisje is niet onbemiddeld.

 - "'t Zit er nauw in", zegt de kleermaker, die maar amper een kleedingstuk uit een lap stof kan maken. Hetzelfde zal ook een ander vakman zeggen, die slechts met moeite de benoodigde hoeveelheid materiaal voor een bepaald werk heeft.

 - "Hij heeft iets in een vloek en een zucht klaar." Dit is: Hij heeft het vlug klaar.

 - "'n Goed kastelein moet boonstaken op z'n kop kunnen laten scherpen." Dit is: Een herbergier moet veel "over z'n kant kunnen laten gaan". Hij moet zich veel kunnen laten zeggen zonder kwaad te worden.

 - "Van mekaar meugen ze niet en bij mekaar deugen ze niet", zegt men over een echtpaar, dat veel kijft en over kleinigheden twist.

 - "Hij is een neetekont." Dit is: Hij is een akelige, humeurige kerel.

 - "Wat is me dat een persekussie!" Dit is: Wat is dat vervelend, een naar geval, dat hindert.

 - "Sjouwerkes zijn houwerkes", zegt de eene buurvrouw tegen de andere, die klaagt dat haar zuigeling vaak braakt.

 - "Met leenen volle neef, met teruggeven hoerekind." Dit is: Als hij geld wil leenen, is hij poeslief, doch als het later op teruggeven aankomt, is hij onbeschoft.

 - "Het is met haar rijden en omzien." Dit is: Zij is zeer bij de hand.

 - "Hij heeft de kuitenlatten genomen." Dit is: Hij is op den loop gegaan.

 - "Wat heeft die vent een pertentie (verbeelding)." Dit is: Het is een branieschopper.

 - "Als er Jan te Kort komt wonen, wordt het klooten met den bok." Dit is: Wanneer de inkomsten te gering worden, ontstaat er licht oneenigheid.

 - "Hij kwam op ne schoen en ne slof binnengesukkeld en dertig jaor laoter was 't ne fabrikaant meej lef." Dit is: Als arme jonge handarbeider te Tilburg zich vestigend heeft hij zich tot fabrikant opgewerkt.

 - "Verhuizen kost bedstroo." Dit is: Verhuizen brengt steeds kosten mee. Hetzelfde wordt uitgedrukt door te zeggen: "Driemaal verhuisd is eens afgebrand."

 - "Ik nam m'n vroegpreek (ouderwetsche groene paraplu) onder den arm, terwijl m'n man zijn credietjas aantrok." Geen verklaring toegevoegd.

 - "Wat een ferm kindje ligt daar in de wieg", zei ik. "Ja, ja," was 't antwoord "en 't is er eene van half om half! De vrouw komt uit 't Turkenland en ik ben van de stad." Hiermede werd bedoeld, dat het ouderpaar onderscheidenlijk van benoorden en bezuiden de spoorlijn afkomstig is.

 - Voor het maken van promotie of tot het bemachtigen eener betrekking acht menigeen "'n kruiwagen" noodig, d.w.z. een invloedrijken voorspreker.

 - "Vat is ne verkèt om te vuulen of de èrepels gaor zèn." Dit is: Neem eens een vork om te voelen of de aardappels gaar zijn.

 - "Taandpènt". Dit is: Tandpijn, en zoo zijn er meerdere dier echt dialectische woorden aan te wijzen.

 - Toen zekere Panhuizen door een klooster ging en er "P.P.P." las, verklaarde hij die letters als te zijn: "Prikken, pakken, potver....." en gaarne zeggen sommigen hem dat nog na.

 - "Ik laot me kaort iets muuke", zegt een kaartspeler, die zijn kaarten bijeen laat liggen totdat ze rondgedeeld zijn en allen ze opnemen.

 - De markt op Sinterklaasavond heet "de Klottermèrt" en de menschen die deze bezoeken "gaon klotteren" of "ze zèn wiste klottere".

 - "Zô'n vuil stinkende sigret, waor ze 'n briefke veur de lighallen bij moesse geve as ze verkocht wierre" wordt met graagte opgepaft ten nadeele der gezondheid.

 - Zekere Dusee, een verstokt vrijgezel, zeide altijd als het op trouwen aankwam: "Ze hebben Onze Lieven Heer gemarteld en gekruisigd, mèr nog nie laoten trouwen." Deze Dusee wist rap van antwoord te dienen en een veelprater wierp hij toe: "Als ge zoo groot waart als ge lomp bent, dan konde oew sigaar aan de zon aansteken." Om aan te duiden, dat het in een huishouden een kale boel was, zei hij: "Ge vindt er niks als een opgedirkte dochter en 'n zuurkoolkaai." De schijnheiligen stonden niet in zijn gunst en z'n oordeel gaf hij volgenderwijs: "'k Zie ze nie gère, die zoo sloef, sloef, 's mèrges de Heuvelsche kerk binnensjokken en zoo lang stil blijven staon om die...ie...iep in 't wijwaotersvat te doopen."

 - De duivenliefhebbers, waarvan er onze stad velen telt, zeggen "Geen vèrke thuis te hebben" om aan te duiden, dat alle duiven meevliegen in wedstrijden.

 - "'t Is ne klossenbak." Dit is: 't Is een sufferd.

 - De zoutleurder (zoutsmokkelaar) was "ginne gollipaop". Dit is: Geen sufferd.

 - "Men mag goeie spullen niet verbellemonte." Dit is: Men mag goed huisraad of gereedschap niet verwaarlozen en er slordig mee omgaan.

 - "'k Waar er verèstert van." Dit is: Ik was er van geschrokken.

 - Een rijf is een hark, een reep is een hoepel, een moor is een ketel, een kakstoel is een kinderstoel.

 - "'t Is nou goed om wortelzaad te zaaien." "'t Is stil als 't niet waait." Dit is: Allen zwijgen stil, er wordt niet gesproken.

 - "Hij heeft twaalf gegooid." Dit is: Hij heeft het (met zijn vrouw) niet getroffen.

 - "Een interessaant wijf" is een vrouw die zuinig is, op het gierige af.

 

(Wordt voortgezet)

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, April 1929

 

 

N.B. De verschillende ingekomen brieven zullen in de eerst volgende artikelen verwerkt en beantwoord worden.