CUBRA HOME
INHOUD LOWIE VAN DORRUS MISTERS
Meer heemkundig werk uit Tilburg:
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

Foto: Regionaal Historisch Centrum Tilburg

Onze Tilburgse Folklore

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 24 januari 1953

 

20. Over mulders en molens

 

 

Waarschijnlijk heeft ieder van ons wel eens het spreekwoord gehoord: Dat zullen we God en de mulder maar laten scheiden, die scheiden zo veel. Dat God veel scheidingen maakt, ondervinden we dagelijks. Kinderen worden weggenomen van hun ouders, ouders van hun kinderen. Man en vrouw worden gescheiden van elkaar, maar wat God doet, is welgedaan. Hij is de Heer en Meester van al het geschapene.

En met deze gedachte voorop gezet, zit in bovenaangehaald gezegde geen verkeerde bedoeling tegenover God. Wij veronderstellen dat dit er dan ook is bijgevoegd om het scheiden van de mulder een beetje te verbloemen. Want tegenover deze schuilt er wel een angeltje in. Wanneer wordt dit gezegde gebruikt? Dat krijgt men te horen of zegt men, als men het over iemands gedrag heeft, in een of ander opzicht men zijn mening niet direct wil zeggen, en daarom een slag om de arm houdt. Waarin zit nu die angel?

Velen zullen de mulder wel eens bezig hebben gezien. Het aangebrachte koren of graan gaat eerst naar boven tussen de maalstenen, het meel hiervan gemalen komt door een gleuf van ca. 25 cm naar beneden. Deze gleuf heeft schuin opstaande wanden van 10 tot 15 cm hoogte en aan het einde is er een plankje, dat in de gleuf past en er bij het scheiden tegen kan worden gezet. De zak waarin het meel wordt opgevangen, hangt open aan die gleuf met twee haakjes. De voorkant van die zak wordt opengehouden door een haakje verbonden aan een touwtje, dat over een katrolletje loopt en waaraan een gewicht is bevestigd.

Toen de boer de zak bracht, was er bijv. 50 kg graan in, dus er zou ook 50 kg meel in moeten komen. Neen, zegt de mulder, want van dat meel verstuift onderweg of blijft kleven aan molenstenen en waar het verder passeert. De mulder staat onder bij de zak en meent op zeker moment dat er genoeg in is. Hij neemt bovengenoemd plankje en zet het tegen de latjes aan het eind der gleuf. Nu loopt er geen meel meer in de zak. De mulder heeft gescheiden, even de zak losgemaakt en op de bascule. Is er te weinig in, dan gaat er een schep bij, andersom een schep er uit. Dat is het scheiden van de mulder en iedereen zal nu het bovenaangehaalde gezegde wel begrijpen.

 

Andere mulders

Nog iets anders uit de oude muldersdoos. Wie heeft er ooit gehoord van "hegmulders"? Ja, zullen ze in Tilburg zeggen, die hebben we in onze jeugd met dozen vol uit de heggen geschud. Accoord, wij ook, maar die worden er toch niet mede bedoeld. Een andere vraag, die de meeste lezeressen en lezers wél zullen kunnen beantwoorden. Wat is een "wanderbursche"? In Duitsland vond men die vroeger nog al veel. Het waren reizende vaklui, die geen vast werk hadden en van de ene plaats naar de andere reisden en bij hun vakgenoten werk vroegen. Had de baas ze niet nodig, dan was 't toch 'n ongeschreven wet ze een reispenning of voedsel te geven. Duitse brouwers hebben we zelf meermalen ontmoet. Die kwamen ook in Nederland en bezochten vooral die brouwerijen waar Duitse brouwmeesters of "Oberburschen" in betrekking waren en dan was hun aanspraak: "Grüss Gott, ein tüchtiger Brauwer fragt um Arbeid." Was er geen werk, dan kregen ze wat geld en zij konden weer verder met de "reispenning". Van Nederlandse wandelknechts in het algemeen hoorden we nimmer. Maar wel echter in het molenaarsvak. Deze noemde men "hegmulders". De benaming is begrijpelijk, omdat zij evenals de meikever van de ene "haag" op de andere vliegen, zij van de ene mulder naar een volgende trokken. Bij onze oud-buurman hebben wij ze wel eens gezien als ze 's morgens na een nacht vrij logies en ontbijt met wat reisgeld verder trokken.

In Tilburg en omgeving hadden ze een goed terrein, want er waren hier veel mulders. We zullen maar op Broekhoven beginnen. Kwamen ze van Hilvarenbeek, dan hadden ze daar al drie of vier stations gehad. In Tilburg was de eerste Adr. v. Gorp ook kastelein, later werd dat bedrijf overgenomen door H. Schraven Eijsbouts. Deze zaak is thans uitgegroeid tot 'n meelfabriek en gevestigd aan de haven. Van Broekhoven naar Korvelseweg, Rielseweg, vonden zij P. v. Gorp met zijn molen aan de Rielseweg. In Goirle waren indertijd twee windmolens en de bekende watermolen aan de Goirlese vloed. De vroegere schaatsenrijders alhier kenden hem wel. In Riel was er één, P. v. Riel.

Onder Korvel op de spie tussen de tegenwoordige Paterstraat, Capucijnenstraat en Meelstraat was toen de molen van P. Janssen. Dit was een zg. standaardmolen. Deze bestond uit een stenen onderbouw van enkele meters hoogte met schuin oplopende kap. Hierop stond de vierkante houten molen, draaibaar op de onderbouw. Naar gelang de windrichting kon deze in de windvang worden gedraaid. Hier en daar kan men dit soort molen wel eens aantreffen. Vóór de oorlog bijv. stond er een te Poppel. Deze is thans verdwenen. Mogelijk staat er in Diessen nog een langs de weg naar het gehucht Baarschot. Op Korvel is de molen al lang vervangen door een massief stenen molen, die ook weer op non-activiteit is gesteld. Bij de oude molen stond ook nog een stoomgemaal, waarvan bij windstilte gebruik van werd gemaakt. Het laatste woon- en winkelhuis op bedoelde spie aan de zijde van de Capucijnenstraat is er nog geheel of gedeeltelijk een overblijfsel van. Verder moet er onder Korvel nog een derde molen gestaan hebben in de omgeving van de Hesperenstraat. Het café naast de ingang der Capucijnenkerk droeg vroeger de naam "Molenzicht". Maar wij hebben er nooit een molen gezien, daarom vroegen wij aan de dochter van de toenmalige kastelein Jan Sprangers waar die naam "Molenzicht" vandaan kwam en we kregen ten antwoord, dat de molen van haar vader op genoemde plaats had gestaan.

In de buurt van de "Kwakkel" - het gedeelte van de Elzenstraat tegenover de Eikstraat - stond en staat nog Kruissensmolen. Waar die naam vandaan komt, is ons niet bekend. De laatste molenaar hiervan was de heer Mathijssen, waarvan een zoon nog kastelein is in het oude huis en deze heeft bij de molen een houtzagerij en een ander heeft de graanmolen er tegenover aan 't einde van de Boomstraat, waarschijnlijk wel met electriciteit als drijfkracht.

In Alphen waren twee molenaars met de naam v. Gorp. In Gilze had men vroeger drie mulders, Jac. Aarts, v. Hoek en Theeuwes. De laatste naam is een echte muldersnaam. In Baarle-Nassau aan de grens bij Zondereigen was er ook een. In de Rijen waren er wel drie; in Teteringen eveneens. Een huisgezin, zoals bij mulder Theeuwes in Baarle-Nassau hebben wij nooit gezien. Vader en moeder, zoons en dochters, allen even struis en stoer. Onze voorouders zouden ieder vrouwelijk lid van dat gezin wel een meuleperd genoemd hebben en hiermede werd bedoeld, dat zij evenals een mulderspaard er goed uitzagen en heel wat werk konden verzetten. Anderen zouden misschien gezegd hebben, maar dan van alle gezinsleden: ge kunt er beter mee eten dan mee vechten, ofschoon wij bij het eerste uw volledig aandeel niet zouden durven garanderen, maar in het tweede geval zeker wel ruimschoots.

 

Nog 'n echte muldersfamilie

In Tilburg verder noordwaarts was vroeger tussen Tongerlose Hoefstraat en Hasselt ongeveer op de plaats waar eertijds het kasteel der familie Van Hogendorp stond de molen van Teurlings. Maar deze is al geruime tijd gesloopt. Aan de Van Bijlandstraat in de hoek had men toen ook een molen van Teurlings maar niet dezelfde. Nu is daar nog een molen, doch een machinale, waarvan de zoon eigenaar is. Nog verder noordwaarts aan het Lijnsheike had men ook weer een Teurlings en weer noordwaarts aan het Moleneind nog eens Teurlings. De laatste bedoelde is al verschillende jaren gesloopt. Gaan we door naar Loon op Zand dan treffen we weer Teurlings. In Kaatsheuvel ook al Teurlings, maar eveneens Robben en bij de vroegere tramhalte van Woensel stond er ook nog een. Deze is tegenwoordig gesloopt of wordt niet meer gebruikt. Komen we dan over de Schoorstraat terug, dan treffen we daar weer een Teurlings en in Diessen was ook nog een mulder Teurlings met wind- en watermolen. Men kan dus ook die familie wel een muldersfamilie noemen.

In den Udenhout op de Biezenmortel was vroeger een mulder Coppens. Ook weer van zo'n familie. We hebben er een gekend in Chaam, in Oud Turnhout, in Reusel, in Helvoirt en Haaren. In Berkel had men de Gebrs. Robben waarvan één, Piet, in Enschot een stoomgemaal heeft gebouwd. In Haaren was ook nog Van Dijk, die in zijn graanmolen ook een olieslagerij had. In Oisterwijk was een Van Riel, een broer van de Rielse mulder en beiden afkomstig uit Dongen, waar ook nog een naamgenoot familielid hetzelfde bedrijf uitoefende. In Dongen was in die tijd ook nog een watermolen in bedrijf. In Moergestel had een Roosen een wind- en stoommolen. De watermolen in Oirschot kent tegenwoordig wel iedereen.

In Tilburg was algemeen bekend "het Teurlings molentje", later overgenomen door de heer Jan en Piet Holten. De eerste bouwde later de molen naast het café Put maar wordt ook sinds vele jaren niet meer gebruikt. Dan was er nog in de St. Jozefstraat het stoomgemaal van Heerkens.

 

Zie zo, we hebben een aardige ronde gemaakt. Misschien is er hier of daar wel eentje vergeten, maar een ieder zal het toch wel duidelijk zijn, dat de "hegmulder" hier een vruchtbaar terrein had. Tegenwoordig is er veel veranderd. De graanhandelaars malen zelf. Vele Boerenbondsafdelingen hebben een eigen gemaal. De boer moet echter met zijn eigen gewonnen producten nog naar een of andere molen en misschien zijn er in het grootbedrijf ook al wel boeren, die zich zelf in deze branche kunnen helpen.

 

LOWIE VAN DORRUS MISTERS