CUBRA HOME
INHOUD LOWIE VAN DORRUS MISTERS
Meer heemkundig werk uit Tilburg:
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

Foto: Regionaal Historisch Centrum Tilburg

Onze Tilburgse Folklore

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 7 februari 1951

 

4. Van klepperman en kapelaan

 

 

Volgens inlichtingen van onze stadsarchivaris Drs. H. Schurink wordt de naam "klepperman" in het geheel niet aangetroffen, wel zijn in de rubriek "Personeel" de omroeper en de aflezer als afzonderlijke post gedrukt in de rekening van 1871 t/m 1879, doch het bedrag is niet ingevuld. In 1840 werden niet minder dan 6 nachtwakers genoemd, t.w. M. Prinsen, B. van Hest, F. v.d. Sanden, C. Bertens, P. v.d. Berg en J. Philipsen. De torenwachter wordt vermeld van 1843 t/m 1851. In 1851 is het F. van Opstal. De klokkenist, die o.m. het stadsuurwerk moest bijhouden vinden we tot na 1900. In 1840 bekleedde de schoolmeester J. Heer dit baantje. Ook ontving hij een tractement "voor het luiden der avondklok, waarbij de tijd van het verlaten der koffyhuizen en herbergen wordt aangekondigd". T/m 1873 ontmoeten we in de rekeningen ook een gezworen pootmeester, tevens opziener der Gemeentegronden.

Onder de genoemde nachtwakers hebben wij M. Prinsen persoonlijk gekend. Daar deze man echter scheel keek, werd hij nooit anders genoemd als "de schele Prins". Hij woonde in de Berkdijk en of hij ooit nachtwaker was, is ons niet bekend, maar klepperman was hij met zijn knechts alleen met Kerstmis. Wij hebben wel eens horen beweren, dat in het centrum der stad de klepperman met de ratel ging en op verschillende punten de tijd aankondigde. Zelf hoorden wij het ooit buiten Tilburg. Ca. 12 uur werden wij gewekt door geratel op straat en toen het ratelen ophield, klonk het met forse stem en kort afgebroken woorden: "Twaalf uren heit de klok, de klok heit twaalf" en verder ging de klepperman. Maar gedurende geruime tijd hoorden wij de herhaling van zijn omroep.

Maar keren wij naar Tilburg terug. Het was in 1886 dat pastoor Van Doren, de stichter van de parochie Korvel, zijn 50-jarig priesterfeest vierde. Iedere parochiaan wilde zijn woning versieren met vlag, groen en vers of chronicum en velen riepen de hulp in van kapelaan Muré om voor hen een toepasselijk versje te maken. Hierbij was ook de klepperman. Hij kreeg zijn versje:

     Schele de Prins of klepperman,

     Maar van kleppen komt niets van.

     Kleppen komt maar eens in 't jaar.

     Maar als hij met de beurs mag gaan,

     Dan is hij dadelijk klaar.

Er werd echter geen gebruik van gemaakt. De laatste twee regels sloegen op de rondgang van de klepperman op Nieuwjaarsdag. Dan ging hij zijn loon ophalen voor het wekken in de Kerstnacht. Het minimumloon was vijf cent per gezin. Op deze dag was op de meeste plaatsen ook iets in de fles en werd hem ook een glaasje aangeboden, dat hij niet afsloeg!

 

Vergeten kapelaan?

Tot onze verwondering vonden wij in de verschillende reportages over het eeuwfeest der parochie wel namen van verschillende heren geestelijken, die als pastoor of kapelaan hier hun verdienstelijk werk hadden uitgeoefend, maar niet die van de heer Muré. En toch is er niet een geweest, die voor de verfraaiing der oude kerk zoveel heeft gedaan als deze. Direct na zijne benoeming begon hij met de verlichting. Tot dan bestond de verlichting uit een ijzeren staafje aan weerszijden van de pilaren. Aan het eind een liggend plaatje met opstaand gekarteld rondje en daarop een kaarsje. Door zijn toedoen kwam daarvoor in de plaats een sierlijk gekrulde arm met ballon, waarin een gaspit, dus gasverlichting. Toen volgden de kale pilaren en ging hij er op uit om geld bij elkaar te krijgen voor heiligenbeelden. Dat schijnt goed gegaan te zijn, want spoedig was elke pilaar met een beeld versierd. Maar op één plaats had hij bot gevangen. Het was bij een alleenwonend manneke in de Berkdijk, dat naam had nogal rijk te zijn. Hij klopte daar ook eens aan en toen hij voor de dag kwam met het doel van zijn bezoek, kreeg hij ten antwoord: "Mijnheer kapelaan, ge kunt er zoveel heiligen in zetten as ge wilt, ik zal ze te eten geven!...

Na de beelden volgden de kerkramen. Eerst gewoon vensterglas, gevat in schuin liggende elkaar kruisende ijzers, nadien geëtst glas met boven in een rondeel een gebrandschilderd heiligenbeeld. Eertijds was in de oude kerk achter het altaar een groot gewelfd venster. Bij ons weten was er dit tweemaal uitgewaaid. De laatste keer in een Kerstnacht tijdens de Nachtmis. Ditmaal kwam er maar een noodherstelling. Mijnheer Muré trok er weer op uit en in de ronde van het priesterkoor kwamen vijf ronde ramen in de geest der andere kerkramen, geëtst glas met in het midden ook een heiligenbeeld gebrandschilderd. Terwijl men met deze ramen bezig was, kwam de kapelaan op een Zondag in de vergadering van de H. Familie. Vóórdat hij zijn conferentie begon, zei hij: "Nu zou ik wel eens willen weten, wat jullie van mijn 'kerraoi' (karraderen) zegt." Hij wees daarbij naar de in bewerking zijnde nieuwe ramen en voegde er bij: "Want ik hoor dat de boeren zeggen dat het net kerraoi zèn!" Na deze karraderen volgde de beschildering der hele kerk.

Uit bovenstaande heeft de lezer(es) al wel gemerkt, dat deze kapelaan van een grapje hield. Inderdaad. Het gebeurde omstreeks Kerstmis, dat hij in de vergadering van de H. Familie de patroonheiligen afriep voor de leden, de afdelingen en voor allen, met de toevoeging volle aflaat te verdienen voor die leden, voor de leden van die en die afdeling en voor allen. Hierop zei een der leden, die zijn plaats had schuin onder de preekstoel tegen zijn buurman: "Ze zijn er nog al te verdienen van de week", waarop vanaf de preekstoel het antwoord kwam: "Ja, als g'er maar gebruik van maken wilt!" Een andere keer begint kapelaan Muré de conferentie met de woorden: "Nu zullen we 't vandaag eens hebben over de H. Joannes Vranney. Ja, dat was een heilige pastoor en dè ziede nie veul." Natuurlijk sloeg dat op de heiligverklaring.

 

Nog méér grappen

Kort daarop komt in de H. Familie de heer v. Hassem en zegt, dat de heer Muré benoemd is tot rector van Reinier van Arkel, 't zwakzinnigengesticht in Den Bosch. Dit laatste zei hij met een grinnikend gezicht, alsof hij wilde zeggen: "Daar is hij op zijn plaats." Wat was van die verandering de oorzaak? Dat lekte ook uit. Hij zou namelijk in de meisjescongregatie gezegd hebben: "Kwezels, ezels en notebomen moeten mee slaan goed gemaakt worden." Enkele aanwezige oude dames hadden zich dat zodanig aangetrokken, dat zij naar Den Bosch zouden geschreven hebben met bovengenoemd gevolg.

 

LOWIE VAN DORRUS MISTERS