Klaas de Graaff

 

Cherchez la femme

 

Misdaad: moord

Jaar: 1918

Topografie: Etten, Zevenbergen, Leur

 
INHOUD DE GRAAFF MOORDZAKEN IN BRABANT

CUBRA HOME


© 2019 Klaas de Graaff & Stichting Cultureel Brabant


 

 

 

Cherchez la femme


Hij had er lang mee rondgelopen, maar op een gegeven moment, op 13 februari 1918 lukte het hem om zijn snode plan uit te voren. Zijn maatje Jan Uitdewilligen te doden met een kogel dwars door zijn hoofd.


Gerrit de Boer werd in 1918 als commies uit Friesland te werk gesteld in Zevenbergen om aan het Brabantse smokkelaarsprobleem een tegenwicht te geven. Hij was 27 jaar jong en vrijgezel en in dat laatste daar school het probleem. Timmerman Jan, die een sigarenwinkeltje voerde, had een aantrekkelijke vrouw Francisca Jacobs van 36 jaar, die Gerrit wel zag zitten. Trouwens omgekeerd ook. Volgens zijn zeggen had ze hem ertoe verleid een einde aan het leven van haar man te maken, maar toen het erop aankwam ontkende zij dat voor de rechters, voor wie ook zij als medeplichtige terechtstond voor de moord. Zij had beloofd met hem te willen trouwen als hij haar man zou doden. Gerrit bleef dat herhalen, maar uit niets kon worden afgeleid dat zijn verhaal op waarheid berustte.
Gerrit kwam vaak in het winkeltje om zijn zakcentje aan rookwaar te besteden. Zo groeide er langzamerhand een zekere band tussen de mannen, maar oogluikend ook met Francisca, die al naast haar man ook drie kindermonden te voeden had. Het huwelijk was kennelijk wat uitgeblust tussen de echtelieden. Er groeide een duidelijke hartstocht tussen Gerrit en Francisca, maar Jan zat er tussen.


Gerrit had als commies zoals gebruikelijk de beschikking over een dienstrevolver. Een week voor de dertiende februari 1918 haalde hij Uijtdewilligen over om met hem op die avond mee te gaan om zogenaamd smokkelaars te spotten. Kennelijk was Jan ook een tegenstander van smokkelarij. Omstreeks kwart over zeven fietste hij  naar de afgesproken Haagsche dijk in Etten, waar hij een kwartier later Jan tegenkwam. Zijn dienstrevolver, geheel met scherpe patronen geladen in een tas, droeg hij aan een gordel bij zich.  De fiets van Jan stond al tegen een boom, zodat ook Gerrit die van hem daar parkeerde. Daarna liepen beiden wat heen en weer en spraken wat over koetjes en kalfjes. Toen De Boer vlakbij Uijtdewilligen stond, trok hij zijn vuurwapen en richtte dat op het hoofd van zijn slachtoffer en schoot een kogel dwars door diens hoofd. Toen hij Jan zag neervallen, pakte hij de fiets en reed snel naar Zevenbergen waar hij na tienen aankwam.

 

De dag erop zagen jachtopzieners Cornelis Mol en Petrus Nouws in de ochtend om 7 uur op de Haagsche dijk onder de gemeente Etten, vlak bij een boom een damesfiets staan met een lichaam van een dode man op de grond en een gat in zijn hoofd. Terwijl Nouws op wacht bleef staan haalde Mol gemeenteveldwachter Jan Koedijk erbij aan wie zij het lijk vervolgens overgaven.

Samen sjouwden zij het lichaam naar het lijkenhuis op de katholieke begraafplaats te Leur, deden dat op slot en lieten Uijtdewilligen daar een hele dag liggen.  Pas daarna brachten zij het lijk naar de politiewacht te Leur, waar twee artsen Butner en Lijnkamp zich erover ontfermden. Uit alles bleek een onprofessioneel optreden. Sporenonderzoek had in die tijd weinig betekenis.

 

Toen zij de identiteit van de vermoorde man ontdekten, spoedde veldwachter Willem van Baal zich naar de woning van de overledene en arresteerde daar Franciska, die zich weinig ontdaan toonde over wat er was gebeurd. Hem vertrouwde ze al toe dat  De Boer haar enige tijd voor 13 februari had medegedeeld dat hij met haar wilde trouwen. Dat kon niet, had zij toen gezegd, omdat zij met Uijtdewilligen  getrouwd was. De Boer had haar vervolgens gezegd dan zal ik je man wel uit de weg ruimen. Zij gaf toe dat zij Gerrits plan niet had tegengewerkt. Ook erkende zij dat ze haar man of de politie niet had gewaarschuwd. Dit alles had zij aan de Rechter Commissaris toevertrouwd, maar later tijdens de rechtzitting kwam zij erop terug. Dat kwam omdat ik onder hevige druk stond.

 

Op de terechtzitting van 6 juni 1918 kreeg Gerrit de Boer voor zijn snode daad een straf van twaalf jaar, maar de weduwe Francisca werd vrijgesproken.

Beide zaken kwamen enkele maanden later in hoger beroep weer voor in ’s-Hertogenbosch.

 

Het pleidooi van advocaat Mayer kwam erop neer dat hij zijn cliënt een beklagenswaardige man vond. ‘Deze jonge man, in de lente van zijn leven, die als gebroken voor u zit, is door een door en door verdorven vrouw tot zijn daad gebracht. De Boer stond hier als wildvreemde. Hij kwam uit het noorden. Langzamerhand heeft de vrouw van de gedode echtgenoot haar strikken nauwer aangehaald, waar de 10 jaar jongere De Boer niet tegen opgewassen was. Hij heeft haar een brief geschreven die zij niet aanvaardde en opnieuw haar strikken aangehaald. Vooreerst is steeds door haar die walgelijke uitdrukking gebezigd: "Er moet steeds iets vreselijks gebeuren". Ook was ze jaloers op de vriendschap van haar man met de Boer. Steeds weer kwam de vraag terug van de vrouw: "wanneer zullen wij eens alleen zijn?”’

 

Franciska krijgt een aantal moeilijke vragen van de president van het gerechtshof. Haar flirtpartijen ontkent ze niet. Ze is zover gekomen, zegt ze brutaal, omdat haar man een jonge vrouw niet geven kon, wat ze toekwam. Ze heeft alles gedaan uit hartstocht.

Op insinuerende vragen blijft ze zwijgen. Waarom heeft u hem niet tegengehouden als u wist wat er zou kunnen gebeuren op de noodlottige 13e februari ? Geen antwoord. Dan krijgt zij te horen dat er een ogenblik zal komen dat haar kinderen van haar verantwoording zullen eisen wat zij met hun vader heeft gedaan.

De vrouw blijft er ijskoud onder. Het ontroert haar nauwelijks.

 

Maar de president die niet kon bewijzen dat zij de daad had uitgelokt en dus moest vrijspreken, hield haar voor dat ze de straf toch wel had ondergaan door meermalen  publiekelijk voor de rechtbank te moeten verschijnen en door in haar woonplaats als geschandvlekte steeds als de schuldige te worden nagewezen.

 

Zij kon naar huis terug, maar Gerrit moest zijn straf in Leeuwarden uitzitten, in elk geval dichter waar hij eens was opgegroeid.