Klaas de Graaff

 

Eemn veldwachter als verdachte

 

Misdaad: moord of zelfverdediging

Jaar: 1879

Topografie: Oud en Nieuw Gastel

 
INHOUD DE GRAAFF MOORDZAKEN IN BRABANT

CUBRA HOME


© 2019 Klaas de Graaff & Stichting Cultureel Brabant


 

 

 

Een veldwachter als verdachte

Een beroep als veldwachter in een Brabants dorp in de negentiende eeuw kende vele risico’s. Hij was de gezagsdrager, moest erop letten dat er vrede heerste in zijn gebied en moest de steun en toeverlaat zijn voor de bevolking. Als de cafés om tien uur moesten sluiten was hij erbij om te zien of die kroegen zich ook hielden aan die wet. Vaak liepen de cafégangers luid zingend en schreeuwend naar hun huizen om de roes uit te slapen. Menig proces verbaal ging dan ook over verstoring van de nachtrust. Zo ook in Oud en Nieuw Gastel op 17 augustus 1879, waar de 37-jarige Johannes van de Luijtgaarden zijn taak als rusthandhaver uitoefende. Een groepje twintigers had de herberg van Van Zundert verlaten en liep in koppels van twee of drie in de Steenstraat naar huis. De veldwachter volgde hen om te zien of ze geen herrie maakten of ongeoorloofde dingen uithaalden. Uit de stukken die voor handen zijn, komt naar voren dat hij geen geliefde dorpsgenoot was, terwijl ook de jeugdigen geen brave ingezetenen waren. Kortom een plaatje dat riep om problemen. Uit het verslag van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 6 januari 1880 waar als enige getuigen de betreffende jongemannen hun verslag deden, komt naar voren dat Van de Luijtgaarden drie schoten in het duister had gelost, waarbij twee van hen getroffen werden. Antonie Vergouwen overleed ter plaatse, Johannes Schouw overleefde zijn schotwond.

Vergouwen zou toen tegen zijn vriend Schouw, met wie hij samenliep, vlak voor de schoten, gezegd hebben:  "Daar gaat iemand voorbij die niet spreekt, ik wil wel eens zien wie dat is, want die heeft wat in de zin.” Achteraf geen uitdrukking met een positieve strekking. Schouw, die tijdens de zitting van het gerechtshof weer van de schotwond in zijn borst hersteld was, deed voorkomen alsof er geen schermutselingen aan vooraf waren gegaan. Ook de andere getuigen  vertelden dat zij op grotere afstand wel iemand om hulp hadden horen roepen, maar niet wie die hulpvrager was geweest.

Twee bewoners uit de Steenstraat waren door de schoten wakker geworden, onder hen J. Traats, die op die avond uit de slaap was gewekt door een pistool- of geweerschot. Hij was opgestaan, had zich aangekleed en hoorde daarna nog twee schoten vallen, alle uit de richting van zijn overbuur G. Tak. Buiten zag hij Antonij Vergouwen op de rand van de weg dood liggen voor het huis van zijn buurman E. Embregts. Bij hem stond Jan Peters. Ook had hij nog iemand hard horen weglopen.

 

Op die manier stond Van de Luijtgaarden er bepaald niet gunstig voor. Gelukkig voor hem nam de burgemeester van Oud en Nieuw Gastel het voor hem op. Hij karakteriseerde hem als een “zeer bedaard, voorzichtig en moedig beambte, die steeds voorbeeldig zijn plicht betracht, nimmer misbruik gemaakt had van sterke drank en wiens karakter alle vertrouwen en achting verdient”. Ook bleek achteraf dat hij door Vergouwen en Schouw vastgegrepen, gestompt en geschopt was. Dokter Verlinden had Van de Luijtgaarden kort na het voorval in zijn woning bezocht en hem aangetroffen als hevig vermoeid, ontdaan en afgemat, iemand alsof die uit een zware strijd kwam, met gescheurde broek, kapotte knie en klagend over pijn in het hoofd en in de lendenen. Vlak bij het lijk vonden ze de dienstpet van de verdachte.

Daarbij kwam dat Antonie Vergouwen en Johannes Schouw al eens in 1877 wegens mishandeling tot twee maanden gevangenisstraf waren veroordeeld.

Dit was voor de rechters voldoende om Van de Luijtgaarden vrij te spreken van de aanklacht. Zij hadden ook weinig vertrouwen in de getuigenissen van de andere cafégangers.

Zoekend op internet vond ik de vrijgesproken veldwachter in de jaren erna terug als veldwachter in Waspik. Daar trad hij meermalen op als getuige bij huwelijken van inwoners, waaruit af te leiden is dat hij daar een geziene inwoner was. Hij overleed als gevolg van een hersenbloeding op 21 april 1906, 63 jaar.