Klaas de Graaff

 

De stroper

 

Misdaad: moord

Jaar: 1909

Topografie: Gemonde

 
INHOUD DE GRAAFF MOORDZAKEN IN BRABANT

CUBRA HOME


© 2019 Klaas de Graaff & Stichting Cultureel Brabant


 

 

 

De stroper

Hij was een vreemde snuiter: Andries Hosewol. Iemand uit de familie die iedereen in de buurt van Gemonde wel in negatieve zin kende. Vader Pieter voor zware mishandeling en broer Pieter voor een serie geweldsdelicten.

Deze jongere zoon maakte van stropen min of meer zijn beroep, hoewel hij voor mandenmaker was opgeleid. Kreeg het menigmaal met de veldwachter ook om andere dingen aan de stok. In 1901 wegens medeplichtigheid aan diefstal en vijf jaar later stond hij terecht voor het stukslaan van vier ruiten, waarvoor hij echter wegens gebrek aan bewijs werd vrijgesproken. In 1908 kreeg hij met drie andere buurtgenoten veertien dagen straf wegens huisvredebreuk en in 1916 werd hem dierenmishandeling verweten. Hij had toen N.B. op Maria Hemelvaartsdag in 1915 een hond doodgeslagen op straat.

Maar het ergste waarvoor hij voor de rechtbank moest verschijnen  was  het doden van Hendrikus Louis Hoozemans, een 45-jarige uit Maastricht afkomstige Oost Indische militair.

Op 31 augustus 1909, de verjaardag van onze vorstin Wilhelmina, maar daar zal deze vrijbuiter weinig aan hebben gelegen. Hoozemans was vier jaar geleden op 44 jarige leeftijd naar Sint  Oedenrode gekomen en had daar een kosthuis gevonden bij de familie Timmers in Gemonde. De beweegreden om zich elders te vestigen is onbekend. Hij had als oud militair, die het een en ander gewend was in de tropen, geen blad voor de mond genomen toen hij Dries leerde kennen. Wat moet die soldaat uit Limburg in mijn dorp, had Dries uit gekraamd. En sindsdien stond het voor hem vast dat die sinjeur maar moest verdwijnen.

Volgens mevrouw Timmers was Hoosemans een drinkebroer en wilde zij hem ook liever niet te lang als kostganger in haar huis hebben. Hij gedroeg zich in elk geval vreemd op die avond, want hij kwam na een wandeling met gestrekte paraplu en een broodmes binnen. De heer des huizes Timmers gaf zijn opgewonden kostganger met een pollepel een klap op het hoofd, hetgeen voor Dries, die daar ook was, het startsein was om gelijk op Hendrikus af te stormen. Volgens getuigen haalde hij een mes over diens gezicht, sleepte hem al bloedend naar buiten en drong met zijn mes diep in diens lichaam. Nadat het slachtoffer rochelend stierf, merkte Timmers op “hij moet hier weg, want het is te akelig”, waarna zij het dode lichaam naar de rand van de sloot langs het huis sleepten. “Ik ga het aangeven”, zei Timmers gelaten, maar Dries drong aan om daarmee tot de volgende dag te wachten. “Het helpt toch niet meer” was zijn argumentatie. Maar Timmers hield stand en haalde veldwachter Seuren erbij. “Zeg dan maar hoe het gebeurd is en dat ik het gedaan heb” zei Hosewol, terwijl hij het rit aannam.

Seuren haalde op zijn beurt de brigadier van de marechaussee Hennekam erbij [i] en samen bleven zij de hele nacht bij het lijk zitten tot de medische deskundigen zich ’s morgens meldden. Artsen Anderegg en Nooren stelden na een onderzoek vast dat de 3 centimeter grote wond ter hoogte van de zevende rib bij inwendig onderzoek te zien gaf dat de ruimte daarachter geheel gevuld was met donkergekleurd bloed als gevolg van het doorboorde hart.

De dader doodde zijn hond op zijn vluchtweg, omdat hij bang was dat het dier hem zou verraden, en wist zich tot 5 september in de omgeving schuil te houden. Maar toen vonden de dertig marechaussees die dagenlang op zoek waren, hem in de buurt van zijn broer.

Zware mishandeling de dood tot gevolg was het oordeel van de rechtbank op 9 november, dus minder ernstig dan doodslag of moord. Er was immers het één en ander aan vooraf gegaan. Dries moest daarom een straf uitzitten van zes jaar. Hij werd niet oud, overleed zes jaar na zijn straf op 22 november 1922: nog geen 35 jaar.

 

[i] De marechaussee had in de dorpen meer juridische zeggingskracht dan de veldwachters in die tijd.