CuBra

Inhoud Jan Jaansen
Inhoud Heerkens
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2010 van deze digitale presentatie Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

EEN NAWOORD BIJ DE BAOZEL-VERHALEN

 

In de eenentwintig Baozel-verhalen, zestien van Jan Jaansen en vijf van A. Wibbelt + Piet Heerkens, ben ik een aantal tegenstrijdigheden tegengekomen. In de voetnoot onder "13. De nuuwe dokter" heb ik al opgemerkt dat hoewel deze vertelling zich in Baozel afspeelt tóch de brandweer uit het naburige dorp Baozel op het Baozelsche kerkplein verschijnt. De vermelding in dit verhaal van de bestaande wrijving tussen Bemelen en Baozel slaat als een tang op een varken en geeft eveneens aan dat er bij de vertaling en de bewerking iets vreselijk mis is gegaan voor wat betreft de plaats van handeling. Hieronder nog wat meer vraagtekens die bij de Baozel-vertellingen gezet kunnen worden.

 

1. In verschillende verhalen wordt de lezers duidelijk gemaakt dat Baozel een heel klein dorpje is. De pastoriebezetting van 1 pastoor + 3 kapelaans ("01. De nuuwe kapelaon van Baozel") en de aanwezigheid van een gasthuis ("02. Bad Baozel") zijn hier beslist niet mee in overeenstemming.

 

2. Ome Teun reist als jongen met de trein vanuit Baozel naar de stad ("08. Oome Teun in den trein"). In "20. 't Testament", Teun is dan al redelijk op leeftijd, wordt gesproken over plannen om een spoorlijn bij Baozel aan te leggen. Waar is het oude spoor dan gebleven?

 

3. Nadat dokter Paul van Gool Baozel ontvlucht is, verlooft hij zich met Ernestine van Nuenen ("03. Den Sik van Baozel"). In het hierop volgende "04. Den jongen dokter" staat evenwel dat Paul in het vorige verhaal vrijgezel was en wordt uit de doeken gedaan hoe hij dan eindelijk toch nog aan een verloofde (Milly Geuskens) geraakte.

 

4. In "04. Den jongen dokter" wordt dokter Paul van Gool door de Sik uitgenodigd een paar dagen te komen logeren! Na de gebeurtenissen in "03. Den Sik van Baozel" een heel onlogische invitatie!

 

5. Ik kom drie smeden tegen: smid Kruisen ("01. De nuuwe kapelaon van Baozel"), smid Verbiest ("07. Oome Teun op collecte") en smid Van Beurden ("19. Anneke"). Zoveel smeden zijn er niet tegelijk in zo'n klein dorp. En als het een kwestie van opvolging is, dan oefenen ze hun ambacht maar korte tijd uit, hetgeen niet geloofwaardig is.

 

6. In de meeste verhalen speelt ook de burgemeester van Baozel een rol. Burgemeester Claessen ("13. De nuuwe dokter") is wel de meest vreemde eend in de bijt: het is een boerke met amper verstand van gemeentezaken. Alle andere burgemeesters, De Leeuw, Versteeg en de niet met name genoemde burgervaders, hebben veel meer in hun mars.

 

7. In "08. Oome Teun in den trein" zegt Jan Jaansen dat ome Teun dit verhaal zelf met veel smaak aan hem verteld heeft. In "11. Oome Teun naor zee" lezen we dat Jan Ansems dat had gedaan.

 

8. Arnold ("15. Oome Teun als opvoeder") zou bij de meester van Bemelen op de lagere school komen. Het lijkt me sterk dat ome Teun zijn "pleegkind" in Bemelen naar school laat gaan en niet in Baozel. Is hier weer sprake van een verwisseling van de dorpsnaam?

 

9. Er worden in totaal vier cafés met name genoemd: de Gouwen Os, de Post, 't Hert en 't café van de tramhalte. Hoewel er in het kleine Baozel aardig wat alcoholische versnaperingen ingenomen worden, is een viertal cafés toch te veel van het goede. Er zijn ook geen aanwijzingen dat het steeds over een en hetzelfde café gaat, dat regelmatig van naam verandert.

 

10. In de eerste afleveringen van "02. Bad Baozel" heet de krant "de Baozelsche Post". Later werd dat "den Bode van Baozel", de krantennaam die ook in het eerste Baozel-verhaal gebruikt werd. Om verwarring te voorkomen heb ik steeds als naam van de krant "den Bode van Baozel" aangehouden.

 

11. In "16. Kareltje Vinken" zegt ome Teun dat hij dat jaar weinig geluk had in het kippenhok, want het waren haast allemaal kiepkes en bijna geen haontjes geworden. In "20. 't Testament" staat echter dat ome Teun liever kiepkes heeft dan haontjes.

 

12. In "03. Den Sik van Baozel" zegt de Sik tegen zijn vriend dokter Paul van Gool, die nog geen praktijk heeft, dat er in Baozel al een dokter is en dat Paul dus geen kans maakt om hier aan de slag te gaan. In "13. De nuuwe dokter", tien verhalen verder, staat echter te lezen dat die nuuwen dokter de eerste dokter in Baozel was.

"13. De nuuwe dokter" had dus geplaatst moeten worden vóór "03. Den Sik van Baozel".

 

13. In "02. Bad Baozel" is te lezen dat badmeester Pietje Petit vroeger als tabakswinkelier failliet was gegaan. In "11. Oome Teun naor zee" staat evenwel dat ome Teun tabak ging kopen bij Pietje Petit en wordt ook nog vermeld dat ome Teun na het collecteren in Bemelen ("07. Oome Teun op collecte") bijna halfdood in Baozel terugkwam.

"11. Oome Teun naor zee" had dus geplaatst moeten worden vóór "02. Bad Baozel" en "07. Oome Teun op collecte" moet vóór "11. Oome Teun naor zee" blijven staan.

 

14. Er is ook iets aan de hand met den aawen apotheker De Jong en zijn zoon Harrie. We komen ze beiden samen tegen in "01. Den nuuwen kapelaon van Baozel", "02. Bad Baozel" en "05. 'n Staandbild in Baozel". In "13. De nuuwe dokter" speelt alleen Harrie een rol.

In "01. Den nuuwen kapelaon van Baozel" wordt gezegd dat Harrie een stuk jonger is dan 30 jaar. In "02. Bad Baozel" is de apotheker al bijna 88 jaar oud, doet voortaan er het zwijgen toe in de gemeenteraad en verwisselt kort hierna het tijdelijke met het eeuwige. Harrie gedraagt zich nog steeds als de kwajongen uit het eerste verhaal. In "05. 'n Staandbild in Baozel" is de apotheker weer springlevend en voert met onverdroten ijver het woord in de gemeenteraad. Harrie is de voorzitter van de lummelclub die onder zijn leiding besluit de sokkel voor het standbeeld de sloot in te rollen. In "13. De nuuwe dokter" treedt Harrie op als de brandmeester van de Baozelsche brandweer.

Vanwege het overlijden van den aawen apotheker had dus "05. 'n Staandbild in Baozel" geplaatst moeten worden vóór "02. Bad Baozel". Omdat Harrie als brandmeester zijn vlegeljaren al achter zich gelaten heeft, komt de "13. De nuuwe dokter" ergens na "02. Bad Baozel".

 

15. "14. Naor Oome Teun" zou natuurlijk het laatste Baozel-verhaal moeten zijn omdat Tante Hanna al is gaan hemelen en omdat er al een trein naar Baozel gaat, die er in "20. 't Testament" nog niet was. Maar aangezien ome Teun in dit verhaal Jan Jaansen stof verschaft voor een aantal vertellingen (15 t/m 21 nemen we maar aan), hoeft er met "14. Naor Oome Teun" niet geschoven te worden.

 

Mijn conclusie: Het heeft er alle schijn van dat de oorspronkelijke Wibbelt-verhalen zich in verschillende dorpjes afspeelden en dat Pater Piet Heerkens alles naar Baozel vertaald heeft. Daarbij verzuimde hij de verhalen onderling sluitend op elkaar af te stemmen en af en toe raakte hij in de verhalen zelf ook het spoor bijster zoals bijvoorbeeld in "De nuuwe dokter". Met verandering van de publicatievolgorde in de NTC wordt wel wát opgelost maar lang niet alle vraagtekens kunnen dan uitgegumd worden. Pas als we de hand kunnen leggen op de Duitse uitgaven van de streekvertellingen van Wibbelt, kan de waarheid aan het licht komen. Heeft iemand een tip?

 

Ben van de Pol