Drie Tilburgers in de VS
Voor de meeste mensen in Tilburg zijn ze onbekend, maar in
de Verenigde Staten wereldberoemd: Drie 'zonen van parochie
't Goirke' die missionaris waren in de VS. Namelijk pater
Smarius en de twee gebroeders Hoecken, echte Tilburgers. Zij
deden hun werk in de 19e eeuw, in het 'Wilde Westen' van de
cowboys en de indianen (Native Americans). We zullen
er in de toekomst nog wel meer van horen, want het
missieverleden lééft. Straks krijgen de drie wellicht een
plaquette in onze wijk of een muurschildering in de Hall of
Fame óf een afbeelding op het
Tilburgs Leesplèngske. Ze worden namelijk steeds bekender in
de stad. Een introductie.
Smarius, de prater
Zijn
begrafenisstoet in 1870 was -let op- meer dan een mijl lang.
Pater Cornelius Smarius (1823-1870) was dan ook een beroemd
man in de nog jonge Verenigde Staten. Vooral in
Cincinnati en Saint Louis, waar hij
godsdienstles gaf. Cornelius had namelijk een groot
redenaarstalent, 'un goei praotje' op z'n Tilburgs. Sommige
redevoeringen duurden wel drie uur, zonder te vervelen.
Daarom werd hij naar verschillende grote steden in de VS
gestuurd om te preken. Zijn kerkbaas, de Vlaming Pieter-Jan
De Smet (1801-1873) schreef over hem: ”Zodra hij wordt
aangekondigd snelt de gehele bevolking der omstreken toe,
protestanten zowel als katholieken, naar zijn predikatiën.”
Cincinatti (Ohio), 1841; C. Smarius en A. Hoecken werkten
hier.
Eens
hield Smarius een redetwist met een vermaarde methodistisch
predikant, Martin genaamd. Er kwamen toen maar liefst 7.000
belangstellenden naar het beursgebouw om te luisteren naar
dat tweegesprek. Uiteraard boekte 'onze Smarius' een
glansrijke overwinning. Wie had dat gedacht van deze
eenvoudige Tilburgse jongen, die maar gebrekkig onderwijs
had genoten op de Heikant in Tilburg Noord?
In
1863 keerde Smarius kortstondig terug naar zijn Brabantse
geboortegrond. Dit om nieuwe missionarissen te werven, zo
ging dat in die tijd. Zijn zus woonde toen in het moederhuis
van de Zusters van Liefde aan de Oude Dijk. Cornelius kwam
dus uit een behoorlijk katholiek nest.
Twee Amerikaanse zusters geprofest in het moederhuis aan de
Oude Dijk (1956). Onder Tilburgers was het gezegde 'Zusters
van Liefde - Krengen van Barmhartigheid'. Collectie
Regionaal Archief Tilburg.
Goede schoolmeester
Twee
andere zonen van 't Goirke waren al eerder vertrokken naar
de VS en ook zij kwamen uit een zeer godsdienstig gezin.
Christiaan Hoecken (1808-1851) en Adriaan Hoecken
(1815-1897) werden geboren precies op de plaats waar nu de
toegangspoort van museum De Pont is. Dat is eigenlijk het
begin van de Hasseltstraat. Ze werden gedoopt in de
schuurkerk van 't Goirke, alwaar hun vader voorzitter was
van het parochieel kerkkoor.
Het voorportaal van De Pont is de geboortegrond van de
Hoeckens.
De schuurkerk van 't Goirke waarin de drie missionarissen
zijn gedoopt (illustratie: Peter van Gestel). Dit was de
situatie van 1757 tot 1839. Daarna werd de huidige kerk
gebouwd.
Om precies te zijn vonden de doopsels plaats in het
naastgelegen doophuisje, onder de Norbertijnerpoort
(bouwjaar 1724). Dit is het oudste huis van Tilburg - thans
kantoor. De doopvont (uit 1590) bevond zich achter de kleine
deur links.
De
twee hadden het geluk een heel goede schoolmeester te hebben
gehad, namelijk meester Mutsaers op de Veldhoven
(Wilhelminapark). Dat was een uitstekende voorbereiding op
het seminarie en uiteindelijk op de uitzending naar het
buitenland, 'om het geloof te verspreiden en de katholieke
kerk overzee te versterken'. Ze zouden beiden nooit meer
naar Tilburg terugkeren. Gelukkig zijn hun schrijfsels wel
bewaard.
Het
seminarie St. Stanislaus (Florissant, Missouri) is een van
de oudste van de V.S. De Tilburgers deden hier hun noviciaat
voordat hun missiewerk aanving.
Christiaan heeft onder meer gewerkt bij de Sioux-indianen en
onder de Potawatomi, een andere indianenstam in the
Great Plains. De Potawatomi werden van hun land
verdreven, westwaarts, en Hoecken ving ze op in zijn
missiepost in het huidige Kansas. Als een goede
schoolmeester probeerde hij hen landbouw bij te brengen en
huizenbouw van hout. Allereerst moest natuurlijk een kerkje
gebouwd worden. Hoecken, gewapend met een grote bijl,
klaarde dat in drie dagen. ”Maar het was niet meer dan
een stal van Bethlehem” schrijft Christiaan in 1838 aan
zijn ouders.
Herdenkingsplaquette van de gedwongen volksverhuizing der
Potawatomi in 1838
Christiaan had ook een talenknobbel: “Bij de heilige mis
zongen de wilden geestelijke liederen in hun eigen taal. Ik
leerde hun taal in korte tijd. Na twee of drie maanden was
ik verplicht in hun taal de biecht te horen. In het begin
schijnt het heel moeilijk, maar zij is het inderdaad niet.”
Christiaan Hoecken schreef later zelfs een catechismus
in de taal van de Potawatomi, waardoor die taal werd
vastgelegd. Helaas stierf hij heel jong, plotseling ziek
geworden op een boot op de Missouri-rivier. Zijn
medepassagiers waren pelshandelaren.
De Tien Geboden uit een kinderboek in Potawatomi, door
Chistiaan Hoecken, 1846. Deze taal wordt helaas niet meer
gesproken, maar is verwant aan het Ojibwe dat nog wordt
gesproken in Canada. Bron: www.CuBra.nl
Lower Missouri river
Bidprentje van Christiaan Hoecken, gedrukt te Tilburg in
zijn sterfjaar 1851. Collectie Regionaal Archief Tilburg.
Geval apart
Adriaan is een geval apart. Hij is in Amerika wat minder
bekend dan zijn broer. Samen met pater De Smet, bijgenaamd
'De Grote Zwartrok', trok hij nóg dieper naar het westen,
over het rotsgebergte (the Rocky Mountains) naar de
westelijke kuststaten Montana, Washington en Oregon. Daar
probeerde hij de zogenoemde 'Plathoofden', 'Zwartvoeten' en
'Oorhangers' te bekeren. Maar gaandeweg liet Adriaan steeds
minder van zich horen. Op een of andere manier leefde hij
samen met deze oorspronkelijke bewoners. Dat was nou
natuurlijk ook weer niet de bedoeling van de kerk.
Adriaan Hoecken en zijn baas Pieter-Jan De Smet in 1862
De belangrijkste Noord-Amerikaanse cultuurgebieden*. De
Verenigde Staten tellen meer dan 570 erkende precolumbiaanse
volkeren (Native American tribes / First Nations).
Een delegatie van Kalispels (Flathead) met tolk, voor
audiëntie in Washington, 1884. De Kalispels waren al in 1842
gekerstend, onder meer door de Hoeckens. Beschermd door de
God van de blanken namen de Kalispels ('most civilized and
advanced of all' volgens De Smet) een agressievere houding
aan tegenover andere stammen.
Toen
Adriaan na 18 jaar terugkeerde naar California zag hij voor
het eerst weer blanke gezichten, stenen huizen en gevulde
magazijnen. ”Alles leek zo vreemd, alsof ik van een
andere wereld kwam”, schrijft Adriaan in 1860 aan zijn
familie in Tilburg, ”daar zie ik nog appelen en peren die
ik sedert 18 jaren niet meer gezien heb.” Had hij
heimwee naar Tilburg?In de Amerikaanse kranten stond
helemaal niks over Nederland en zijn broer Christiaan was
reeds overleden.
Op
zijn oude dag heeft Adriaan nog gewerkt onder
Afro-Amerikanen in de stad Cincinnati. Daar deed hij opnieuw
iets opmerkelijks: hij hing een schilderij op van een zwarte
heilige. Dat was natuurlijk not done en die moest hij
dus snel verwijderen van zijn kerkbazen (orde der
Jezuieten).
Jezuïeten werden 'black-robes' (zwartrokken) genoemd. In de
stripverbeelding door de Vlaming Jef Nys hadden de
'indianen' groot ontzag en respect voor hen.
Saint Benedict the Moor, de zwarte heilige, hier in
glas-in-lood in een kapel in Porto Allegre, Brazilië
Grafsteen van Adriaan Hoecken, thans op Calvary Cemetery,
Milwaukee, Wisconsin
Tot
zover het verhaal van de eerste Tilburgse pioniers en
avonturiers in het beloofde land de VS. Maar de
allerberoemdste Brabantse missionaris in die tijd was
natuurlijk – aldus schoolmeester Weijters, je raadt het vast
niet – pater Arnold Damen uit Etten-Leur. Naar hem is in
Chicago zelfs een brug en een hoofdstraat vernoemd!
Een van de vier Rapid-transit stations van Damen Avenue,
Chicago, Illinois
Standbeeld van Johannes
de doper met Jezus, Fort Pierre, South Dakota. Het herdenkt
de eerste doop van een Sioux ten westen van de rivier de
Missouri, door Christiaan Hoecken in juni 1840.
De plaquette op het
voetstuk van dit roomse beeld
, aangebracht in 1941.
*
Naschrift: Wat betreft de kolonisatie van Noord-Amerika
is Weijters zich bewust van de schaduwkanten, want hij
schrijft dat er van de 370 Sioux-stammen in 1846 nog maar 28
over zijn in 1873 (bron: onbekend). Weijters daarover: “Door
aankoop, met list en geweld gepaard, werd hen de grond
ontnomen. Geleidelijk aan werden zij feitelijk uitgeroeid.
Denken wij slechts aan de moordende uitwerking, die
invoering van vuurwapenen en jenever door de blanken onder
deze natuurmensen heeft gehad.” Zijn beoordeling van de
missie -onderdeel van de kolonisatie - is evenwel positief:
''Het blijft een eer voor de katholieke kerk, dat zij zich
het lot van deze mensen, geestelijk en lichamelijk, hebben
aangetrokken.”
|