CUBRA HOME
INHOUD HERMAN FITTERS

Herman Fitters

 

Gregoriaans in Tilburg en omstreken: Toekomstmuziek?

In mijn geboortejaar 1969 werd in Tilburg het TGK (Tilburgs Gregoriaans Koor) opgericht. Het was een reactie op de verdringing van het gregoriaans uit de liturgie door Nederlandstalige gezangen, na het Tweede Vaticaans Concilie. Dit koor zou niet meer aan één parochie verbonden zijn en zingen waar ze gevraagd werd, van Helvoirt tot Poppel. En zo gebeurde het.

 

Tien jaar ben ik nu lid van het TGK. Collega zanger Joep Rietveld -onze vraagbaak waar het gaat om goed Latijn- maakte in de loop der tijd diverse jubileumboekjes waarin de leden hun ei kwijt konden. Hieronder twee artikelen die ik schreef bij gelegenheid van twee jubilea. In 2012 vierden we het veertig jaar rector-cantus zijn van onze toenmalige dirigent, in 2019 het vijftigjarig bestaan van het TGK. Helaas houdt het koor er binnenkort mee op. Of …?

 

 

Een ivoren boekomslag uit de tijd van Karel de Grote (8e eeuw). Lang werd aangenomen dat de inspiratie voor de gregoriaanse kerkmuziek recht van God kwam: we zien hoe een duif -de Heilige Geest- bij Gregorius de noten in zijn oor zingt. In de 'kruipruimte' schrijven monniken op wat ze horen.

 

 

Necrologium Gregorianum

(September 2019)

 

"Het bericht van mijn dood is sterk overdreven”, zei Mark Twain in 1897. De Amerikaanse schrijver kon wel lachen om het abusievelijke overlijdensbericht dat over zijn persoon rondging. Als jongste lid van het Tilburgs Gregoriaans Koor moet ik daaraan denken als het gaat om onze zangtraditie, haar mogelijke ondergang -of toch niet echt. Nu wil ik geen necrologie schrijven, integendeel, maar het heengaan van naasten en collega-koorleden in het recente verleden nopen wel tot reflectie en actie. Op verzoek van Joep Rietveld om een stukje te schrijven doe ik een kleine duit 'op de offerschaal' en wel voor het goede doel: cultureel erfgoed in een volgend leven.

 

In 2010, na jarenlang koorloos te zijn geweest, werd ik lid van het TGK. Een goede keuze. In mijn studententijd heb ik gezongen bij Contrast, wat repeteerde in de Maranathakerk. Vervolgens ben ik wel enigszins blijven zingen, op onregelmatige basis, bij de Tuna de la Ciudad Jarrera. Dat betekent tuna-muziek uit kruikenstad, Spaanstalig gezang, geen Latijn. Ook de tuna is een traditionele zang, maar we gooien er soms wat Nederlands doorheen en we zijn een gemengde groep. Je kunt dat zien als een breuk met de traditie, maar ook als een goedbedoelde aanpassing ervan. 

 

Eigen-aardigheid

Op volkstuinvereniging Sint Fanciscus in Tilburg-Noord ontmoette ik Willebrord Verzuu en zo ben ik bij het TGK beland. Het contemplatieve karakter van het gregoriaans en de eenstemmigheid trokken me. Gerard Croymans werd mijn mentor; hij hield een audit en blijkbaar kon ik er mee door. Gerard wees me er wel op dat ik een donker pak en stropdas moest dragen. Die stropdas heb ik toen gekocht en draag ik nog steeds. Maar niet iedereen houdt zich aan de dress-code merkte ik gaandeweg. Tja, zo heeft ieder zijn eigen-aardigheid. De een zingt de troepen vooruit, een ander houdt stiekem van tweestemmig en een derde besluit het zingen steevast met een kuch. Ikzelf zing alles zo goed als ik kan -uiteraard- maar ik weiger mee te prevelen als er in het misboekje 'Allen' staat. En Gerard, die weigerde de hostie.

 

 

Maandelijkse repetitie in de kapel van het Fraterhuis Petrus Donders op 't Goirke in Tilburg. In 1999 verlieten de laatste fraters dit complex. Foto 2017.

 

Een bepaalde zinsnede herinner ik mij goed van de requiem-mis voor Herman Gommers in de Goirkese kerk, over geloof gesproken. Met de 'hemel van de kerk' had de dokter van het Wilhelminapark niet zoveel, maar wat hij wel had, dat was een 'antenne voor het eeuwige' en dat kwam vooral tot uitdrukking in zijn liefde voor gregoriaanse muziek en in het bezoeken van kathedralen. Dat is wel een overeenkomst tussen de Hermannen; zoveel verschil is er misschien niet tussen de generaties. Met Herman Gommers mocht ik vaak meerijden naar Poppel, onder het genot van klassieke muziek in zijn auto (spreek uit: oto). Hij scheurde wel flink door trouwens.

 

Emeritus bisschop

Ik kijk even in mijn kleine TGK-archiefje en stuit op het boekje Quadragesimo Anno, gemaakt voor het veertigjarig jubileum van onze rector-cantus Ko van Geldorp in 2012. Een fijne herinnering bewaar ik aan het interview dat ik samen met Willebrord heb mogen doen bij emeritus bisschop Bluyssen, te lezen in dat boekje. We deden het interview op zijn studeerkamer in klooster Mariënburg te 's-Hertogenbosch waar het TGK jaarlijks zong. Bluyssen kwam altijd naar ons luisteren en dronk daarna koffie mee. Op zijn begrafenis zouden wij bij hem mogen zingen, had hij eens gezegd. Mooi, zo dachten we, in de Sint Jan zingen! Maar toen het in 2013 zover was is er toch iets tussen gekomen, helaas. Verder lees ik dat Gerard bij zijn heengaan het Dies Irae op prijs zou hebben gesteld en dat hij dan toch even de klep zou oplichten, is het niet om mee te zingen, dan toch om te luisteren. Ook dat is een beetje anders gegaan.

 

 

Jubileum- en concertboekjes van het TGK, enthousiast en zorgvuldig samengesteld door Joep.

 

In 2019 heb ik mijn eigen vader moeten afstaan, in de leeftijd van 84 jaar. Ik ben dankbaar dat ik dat heb mogen doen in een stijlvolle gregoriaanse mis, in Vlijmen, waarbij ik in het koor van mijn vader zong. Voor veel jonge aanwezigen is zo een uitvaart een eerste kennismaking met het gregoriaans en voor sommigen ouderen een nostalgische ervaring, in positieve zin. Ik zie toch wel dat er in het algemeen meer waardering komt voor het gregoriaans en dat er dus kansen liggen. Zo is mijn bijna naamgenoot Finkers een goede ambassadeur op televisie.

 

Toekomst kijken

Net als Bluyssen en alle anderen die ons zijn voorgegaan vertrouw ik erop dat het gregoriaans niet verloren zal gaan ''omdat het zo oeroud is, zo echt” en, zo zei hij “beter live met een foutje, dan kunstmatig, anders is het geen liturgie”. Velen staan er zo in. De relatie met de liturgie, dat is nog een spannende kwestie voor de nabije toekomst. We kunnen niet echt in de toekomst kijken, wat dat betreft. Maar de meerstemmige muziek, de mis van Mozart en gospelmuziek zijn in de loop der tijd ook zo hun eigen weg gegaan. Het is wel goed dat koorzangers dit jaar in Tilburg gesprekken met elkaar aangaan over de toekomst van het gregoriaans. Er is echt wel wat mogelijk in de 'meest muzikale stad van 't laand'.

 

Ik hoop en ik doe mijn best -vooraleer ikzelf het tijdige voor het eeuwige verwissel- om mijn steentje bij te dragen aan het gregoriaans van de 21e eeuw. Dat is toch wel een beetje een religieuze plicht!

 

 

Ko van Geldorp (rechts) dirigeert het TGK in de Hasseltse kapel (Tilburg, 2017)

 

Jan Bluyssen feliciteert Ko van Geldorp

(Oktober 2012)

 

“Leuk.. nou leuk .. ik vind het wel gezellig”, zei Jan Bluyssen op mijn vraag of we bij hem langs konden komen voor een interview. Aanleiding is natuurlijk het jubileum van Ko. Maar het leek Willebrord en mij ook gewoon ‘leuk’ om langs te gaan in het klooster in Den Bosch. Nu eens even niet om te zingen, maar om dóór te praten met de man waar we na een optreden wel vaker mee spreken, maar altijd zo kort. Wat vind deze eerwaarde eigenlijk van het gregoriaans, van het Tilburgs Gregoriaans Koor en van onze celebrerende dirigent?

 

We hadden een uurtje ter beschikking, in zijn gezellige woon- en studeerkamer aan de straatzijde. Allerlei aanpalende thema’s lagen natuurlijk op de loer. Voordat zijn bisschoppelijke carrière begon -zo had ik op internet gelezen- was Jan Bluyssen (1926, Nijmegen) enige jaren professor in de spiritualiteit op het seminarie in Haaren. In 1984 ging hij om gezondheidsredenen met emiraat en trok direct in bij de zusters J.M.J. van Mariënburg. In dit klooster heeft hij toen een viertal boeken geschreven over spiritualiteit. Het is dan ook niet helemaal verwonderlijk dat het thema spiritualiteit opdook in ons gesprek. Maar Willebrord stuurde ook wel een beetje naar het hogere, dat moet ik erbij zeggen.

 

 

Johannes Bluyssen (1926-2013) tijdens de persconferentie van zijn bisschoppelijk afscheid ('s-Hertogenbsoch, 1984)

 

Hoe kort van stof en hoe bij de grond onze geachte gesprekspartner. Het gregoriaans, daar was hij als jongeman natuurlijk geheel en al mee opgevoed en vertrouwd. En wat vindt u dan de mooiste liederen, is onze vraag. Bluyssen: “Ik heb geen bepaalde voorkeur. Ik vind het gewoon mooi. Ik vind het fijn om mee te zingen en om diensten bij te wonen. Ik zing ook graag voor.” Bluyssen heeft er zelfs les in gehad, namelijk in de 2e klas van het gymnasium, op het kleinseminarie: “Eenmaal per week kreeg ik les in het gregoriaans, met uitleg en voorzang. Maar het zat er eigenlijk al in.”

 

Vlotte zang

Het TGK en de stijl van Ko kenmerkt zich volgens Bluyssen -niet geheel tot onze verrassing- door de vlotte zang. Dat is zowel een voor- als een nadeel: ”Het is vooral een voordeel, dat het vlot gaat” oordeelt Bluyssen,”maar soms denk ik: nu is het een beetje té vlot. Meestal is het fijn. Het tempo moet zich richten op de tekst, afgestemd zijn op de tekst. In Manus Tuas bijvoorbeeld moet gedragen gezongen worden en Alleluja’s sneller.” Onze koorzang op Mariënburg klinkt natuurlijk hemels, denken wij zelf, zo van boven. Bluyssen: “Ja, onder was het passen en meten. Aan de zijkant dat scheelde een hoop, dat was al een verbetering. Maar van boven klinkt het prima!”

 

 

De kapel van het Mariënburgklooster in 2011, met aanzicht 'van boven'; daar waar de organist en de koorleden zich opstellen voor het beste geluid.

 

Monsigneur Bluyssen, die als progressief te boek stond, heeft in zijn carrière heel wat koren voorbij zien trekken. Ze zingen het gregoriaans allemaal heel verschillend en dat mag van hem: “Maar er zijn koren die het niet kunnen. En dan moet je het niet doen.” Wat betreft de gregoriaanse koorzang konden wij als amateur-interviewers geen verdere anekdotes ontlokken aan de 86 jarige oud-bisschop: Nooit geen problemen met uitvoeringen. Zeker niet met ons! En nergens geen pijnlijke vergissingen, voor zover Bluyssen zich kan herinneren.

 

Met het Liber Usualis in de hand pogen we wat in te zoemen op het gregoriaans. We nemen het Dies Irae, van de uitvaartdienst. Willebrord: Vindt u het niet heel erg jammer dat dat niet meer gezongen kan worden? Vindt men het tegenwoordig te gruwelijk? Bluyssen reageert scherp: “Maar het is niet gruwelijk bedoeld! En het mag wel gezongen worden. Alleen in de officiële uitgave staat het niet afgedrukt, omdat het te lang is.”

 

 

Het Liber Usualis van het TGK, gedrukt te Tournai (B) in 1956, telt meer dan 2.000 bladzijden.

 

Mystiek

We proberen nog maar eens te achterhalen wat onze oud-bisschop de mooiste gezangen vindt in het liturgisch jaar. Heeft hij echt geen voorkeur? Bluyssen: “Dat zijn van die moeilijke vragen, dat weet ik niet. Kiezen kan ik niet”. Willebrord geeft een voorzet: Pinksteren. “Ja, dat is prachtig, zegt Bluyssen, “Eigenlijk is datgene waar je je op verheugt altijd prachtig.” Ook waar het gaat om de inhoud, om de tekst, geldt voor Bluyssen dit, namelijk dat hij geen voorkeur heeft. “Maar als ik tóch iets moet noemen dan zeg ik de Heilige Geest.”

 

En zo belanden we bij het thema spiritualiteit en krijgen we wat we willen; niet zozeer het pinksterfeest, als wel een goed gesprek over het hogere. Over de mystiek wel te verstaan. Mystici zijn 'mensen die op bijzondere wijze door God zijn geraakt', meent Bluyssen. Hoewel Bluyssen zelf, zoals hij ons zegt, geen echte mystieke beleving heeft gehad, beveelt hij iedereen van harte aan om de zoektocht te volgen die mystieke schrijvers in het verleden hebben gemaakt. Bluyssen’s belangrijkste gidsen zijn Augustinus, Bernardus van Clairvaux, Meester Eckhart, Jan van Ruusbroec, Teresa van Avila en Johannes van het Kruis.

 

 

Meister Eckhart (1260-1328) was een scholastisch theoloog/filosoof van de orde der Dominicanen (Predikheren).

 

Bluyssen: “In Rome heb ik op de spirituele beweging gestudeerd. Ik hou vooral van Eckhart, vanwege zijn originaliteit. Hij was baanbrekend in de 13e eeuw. En hij heeft een grote invloed gehad. Hij zegt: alles wat tegenstelling is moet je laten voor wat het is. Hij was een mysticus en een asceet”. Willebrord wordt enthousiast; de Hindoe-leer van de Advaita Vedanta, van de non-dualiteit, past dus helemaal in het denken van Eckhart! Ik vraag nog even door over de asceet, die moet ‘laten’, maar wat doet de mysticus, zingt die misschien gregoriaans? Bluyssen: “De mysticus weet dat er overal een weg naar God is (terug) te vinden. Het gregoriaans is zo’n weg, maar het is niet de enige weg. Het is een telefoonlijn naar God.”

 

Jubileum vieren

We naderen het einde van onze tijd en willen feestelijk afsluiten. Eind 2011 was het vijftig jaar geleden dat Bluyssen tot bisschop werd gewijd. Een gouden bisschopsjubilieum is tamelijk zeldzaam. Echter, wegens ontwikkelingen in het onderzoek naar sexueel misbruik binnen de rooms-katholieke kerk en uit piëteit met de slachtoffers, heeft Bluyssen besloten zijn jubileum niet te vieren.

 

Nu is hij binnenkort dertig jaar op Mariënburg. Is dat niet het vieren waard? Bluyssen: “Eigenlijk wel, maar dat ga ik niet doen. Mariënburg is voor mij vanzelfsprekend. Ik kwam hier altijd graag, voor vergaderingen en dergelijke. En door deze congregatie ben ik van jongs af aan al opgevangen. Al vanaf toen ik baby was, want toen waren deze zusters mijn kraamhulp. En in Rome bij het Nederlands College waren deze zusters er ook. Nee, het zijn gelukkig niet de strengsten. Ik ben blij dat ik hier woon. Ik ben al dertig jaar hier binnen, maar het zou me nu niet meer gelukt zijn om hier binnen te komen. Sinds ik hier woon is er namelijk niemand meer binnen gekomen. Het kan gewoon niet meer. Maar ik meng me niet met de congregatie hoor, dat heb ik nooit gedaan.”  

 

 

Klooster Mariënbrug aan de Sint Janssingel in Den Bosch. In 2015 verlieten de laatste zusters dit complex.

 

Diepste verlangens

Tot slot vragen we onze gesprekspartner een blik in de toekomst te werpen. Hoe ziet u de toekomst van het gregoriaans en van de kerk? Bluyssen: “Ik hoop dat het gregoriaans z’n plaats houdt in de kerk. De zusters genieten er altijd erg van. Op de Hoogdagen worden zo onze diepste verlangens vervult. Maar de jongeren die kennen het gregoriaans niet. En gregoriaans op een CD afspelen dat is niet de bedoeling. Beter live met een foutje dan kunstmatig. Anders is het geen liturgie. Het gregoriaans mag niet verloren gaan. Daar heb ik ook alle vertrouwen in, omdat het zo oeroud is, zo echt.”

 

Bij ons afscheid feliciteert Johannes Bluyssen nogmaals Jacobus van Geldorp en wenst het TGK en haar dirigent toe dat zij nog maar lang mogen doorgaan. We zijn het met elkaar eens en bedanken Bluyssen voor zijn tijd en zijn gastvrijheid. We zien elkaar weer met kerst. Bluyssen is een hartelijke man, concluderen we, als we naar het station terug lopen. Daar nemen we een Bossche bol op!

 

Tilburg, oktober 2012

 

 

Het TGK  voor de Mariakerk op de Schans (Tilburg, 2019). Boven v.l.n.r.: Rector-cantus Jan Janovčik, Jacques Roozen, Johan Reimerink (sec.), Henk Hoefnagel, Charles Verhoosel, Willebrord Verzuu, Hans Weetink, Arthur Baeten (vz.), Herman Fitters, Koos Scheffers en Ton van Amelsfort. Onder: Ad van Herel, Joep Rietveld, Jan de Groot en Frans Hermans (pen.).