INHOUD MAJOIE
CUBRA HOME

© 2017

Stichting Cultureel Brabant (CuBra)  & Ben van de Pol

Voici - John Majoie

De man die zijn lezers liet lachen

 

Onder redactie van Ben van de Pol

 

Aflevering 10 (181-200)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 26 oktober 1933

 

 

181 Verzuchting van een hit

 

"De geheele aanvoer op de groote najaarsmarkt van Hoofddorp was één hit!..." (Courantenbericht)

 

'k Had m'n baasje nog gewaarschuwd

Want ik zei: "Laat mij nou staan,

Laten wij nou wijzer wezen

En niet naar de markt gaan."

Want 't was net of ik het voelde,

Dat er toch geen hit zou zijn;

't Is geen tijd voor hitten koopen,

Want de beurzen zijn te klein.

Maar hij wou niet naar me hooren

En ik moest toen toch maar mee;

Onderweg zei ik nog: "Baasje,

Wij slaan een figuur als plee!"

Op de markt schrok-ie zelf:

Er was niemand. "Goeie grut,

Zei m'n baas, j'hebt gelijk, hit!"

Maar ik stond toch maar voor schut.

Heel alleen stond ik te kijken,

Hinnik, wat had ik het land!

Ach, toen kwam er nog zoo'n kiekerd

En die zette m'in de krant.

Heel het land heeft toen gelachen

Om dat één stuk hittenras;

Ook ik zou wel kunnen lachen,

Als het niet zoo treurig was…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 5 december 1933

 

 

182 Als het wintert…

 

Onverwacht blies een Noord-Ooster

Vlijmend scherp over 't land,

Maakte roode neuzenpunten,

Schrale plekken op de hand.

Niemand was al ingebakerd,

Niemand was ook voorbereid

Op de komst van Koning Winter

Plots'ling ver vóór wintertijd.

And're jaren op deez' dagen

Leek het vaak een herfstdag,

Die toevallig hoogstens even

In een kil omhulsel lag.

Of het regende wanhopig

Dagen, nachten achtereen

En we zeilden ijzig langzaam

Door een waterwinter heen.

Maar daar ziet het dezen keer toch

Niet zoo zeker meer naar uit,

Want de eerste koude-aanval

Wierp al bloemen op de ruit.

Het verraste vele menschen

(Het was ook surprise-tijd);

't Is een massa die nu aan de

Hoest- en snuiteritis lijdt.

Menig auto werd de dupe,

Leek wel op een stoommachien,

Maar de rep'rateurs die mogen

Zoo'n defect van harte zien.

Ook de jeugd hoort tot het groepje,

Dat deez' kou niet erg vindt,

Want die wacht slechts op den dag dat

Zij de schaatsen onderbindt.

Maar er zijn er talloos velen,

Wie nu bitt're zorg wacht

En ik hoop dat aan die menschen

Juist vooral NU wordt gedacht…

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 6 december 1933

 

 

183 Na het feest

 

Verslag van een surprise-avond.

 

Ziet ginds vaart de stoomboot

Naar Spanje weer heen;

De Sint laat ons weer voor

Een jaartje alleen.

De mand vol papieren,

De lade vol touw,

De zolder vol doozen

Plus heel wat gejouw.

Een doos vol met versjes

Met goedkoopen rijm;

De vloer onder rommel

Vol snippers met lijm.

Ons Pa kreeg sigaren,

(Ze zijn al haast op);

Ons moeder een cactus

En Toos wéér een pop.

Andreeke, de jongste,

Werd óók goed bedacht:

De Sint heeft voor hem

'n Ding meegebracht.

Maar Jopie, een huilbuik,

Die kreeg goed z'n part,

Hij vond in een pakje

Alleen maar de gard.

Toch werd-ie wat later

Nog aardig verrast

Met snoepgoed... gevolg:

Vannacht had-ie last.

Ons Keesje - die's zeven -

Werd ook niet misdeeld:

Een stoommachien kreeg-ie,

Waar pa nu mee speelt.

Een trom kreeg ons Krisje

Van Sintereklaas

(Hij zong eerst nog: "Makkers,

Maakt nu geen geraas!...")

En Rika, de oudste,

Een naai-"garretuur";

Ze vroeg eerst een kiekkast,

Maar dat was te duur.

(Daar kon ze naar fluiten,

Die ging langs d'r neus;

Die denkt dat ze méér mag,

Jawel, maar niet heusch!)

Tiesje kreeg schaatsen,

Maar kan er nog niet

Mee op de ijsbaan:

Hij heeft "difteriet".

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

De heerlijke avond,

Is nu weer voorbij

En de Sint is bedankt

Voor z'n gulle gerij.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 19 februari 1934

 

 

184 Koning Albert †

 

Bij den dood van dezen Koning,

Dezen held en edelman,

Is geen mensch die maar iets anders,

Dan een hulde brengen kan.

Zeldzaam was het schoon karakter

En de liefde voor het land

Van den koning die't bestierde

Met zoo'n sympathieke hand.

Koning Albert van de Belgen

Was een eenige figuur

Die vooraan stond bij de dreiging

Voor zijn volk in oorlogsvuur.

Hij was vader van de natie,

Als zoodanig ook bemind;

Als zoodanig door zijn volk

In aanhank'lijkheid gezind.

Diep zoo tragisch is de wijze

Waarop hij is weggerukt

Uit zijn hoogst verdienst'lijk leven,

Waar men nog de vrucht van plukt.

Wreed heeft weer de dood gewerkt,

Met één slag het land beroofd,

Van zijn meest geliefden leider,

Van zijn vorst en opperhoofd.

Een eersaluut van heel de wereld

Moet gebracht aan dezen mensch;

Dat God hem voor zijn werk loone

Zij oprecht hier ieders wensch.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 1 mei 1934

 

 

185 Aan het nieuwste koppel

 

Ter gelegenheid van het huwelijk van den beroemden wielrenner Jantje Pijnenburg, op 1 Mei 1934.

 

't Koppel Pijnenburg-Bierens

Dat hier aangekondigd wordt

Is beslist een knal-sensatie

In de rijwielrennerssport.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Pijn, je zult het met me eens zijn:

Dit wordt vast het mooist contract,

Dat je ooit zult kunnen teek'nen

Want dit is een huuw'lijkspact.

En dit geldt niet voor zes dagen,

Evenmin is't maar een sprint;

Dit is een contract voor't leven,

Dat je maar één keertje vindt.

En je hoeft hier niet te spurten,

Mededingers zijn er niet;

(Want we mogen v'ronderstellen

Dat men jou alléén hier ziet!)

Wel geeft ook het huuw'lijk premies

En vergeet dat niet, Jan Pijn;

In den vorm van jonge Pijnen

Kunnen die een zegen zijn.

Als het ooit zoover mocht komen

En je strakjes op je schoot

Met zoo'n Pijntje zit te spelen,

Breng hem dan naar waarde groot.

Geef hem als-ie al een broek draagt

Dan geen fiets van chocola,

Maar dan moet j'em laten trainen

Op de racekar van z'n pa.

Laat hem óók den kost verdienen

Met z'n beenen net als jij;

Tegenwoordig brengt dat meer op

Dan wat pennelikkerij!

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Pijn, ik hoop dat het je op een

Heele lange huuw'lijksbaan

Als voorheen net zoo gelukkig

En voorspoedig moge gaan!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 17 oktober 1934

 

 

186 Het euvel van den Heuvel

 

Naar aanleiding van de ontboezeming van een "zwerver" in het blad van gisteren.

 

Ach, Heuvel, nu zijn ge mijn Heuveltje weer,

Ge kondt me een tijd niet bekoren;

Door al die vervelende auto's was lang

Het uitzicht op veel schoons verloren.

 

't Stond er zoo slordig, zoo schots en zoo scheef

Die bonte vertooning van auto's,

Ze ontsierden zoo vaak den aanblik van't plein,

Dat niet meer geschikt was voor foto's.

 

Je liep er niet veilig, want iederen keer

Dan kwam er zoo'n auto gereden;

Maar, Heuvel, nu is er dat euvel niet meer:

Heil, Heuvel, het leed is geleden!

 

Die wagens, hè, Heuvel, die hoorden daar niet,

Heel goed, dat ze die daar voort' weren,

Dit plein met z'n plassen dat is slechts een plein

Om te bagg'ren, niet voor parkeeren!

 

VOICI

 

 

De ontboezeming van Zwerver waar Voici op reageerde:

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 16 oktober 1934

 

 

Sic transit gloria mundi

 

Ach! Heuvel, ge zijt mijn "Heuvel" niet meer,

Er is veel van uw stadsbeeld verloren,

Hoe mooi konden glanzend de wagens daar staan,

'k Ben er zoo vaak langs henen gegaan,

En ze konden mijn oog zoo bekoren.

 

Ze stonden zoo rustig, zelfs schuchter bedeesd,

De Ford, Citroën… alle merken,

De Buick, Chevrolet, de Opel e.a.

De Plymouth, De Crysler, De Dodge van papa,

De namen kon 'k soms niet verwerken.

 

Hoe dikwijls zag 'k bij avond het licht

Zacht over de koplampen stroomen,

De bundels die vloeiden langs dak en op ruit,

En het werd door geen enkele schaduw gestuit,

Stil stonden de wagens te droomen…

 

Die wagens! O, Heuvel, ze behoorden bij u!

Laat ze nu dan ook daar wederkeeren,

Dan zal er de "Heuvel", onze "Heuvel" weer zijn,

Dan keert weer terug, het licht en de schijn

O! Laat ons nu daar weer parkeeren.

 

ZWERVER

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 15 december 1934

 

 

187 We gaan nu "Snippen!"

 

Een nieuw bewijs dat ons klein land

In daden groot kan wezen,

Wil ieder eerstdaags uit den tocht

Van onze Snip wel lezen.

De vogelkooi der K.L.M.

Is gist'ren weer geopend;

De Snip is uitgevlogen en

Heel Holland is nu hopend.

Twee and're vogels groot van naam

Als Pelikaan en Uiver,

Die krijgen van de Snip gesnapt:

"Dat doe ik even zuiver!"

Het is een land- en watersnip

Die nog eens aan zal toonen,

Dat in dat kleine lage land

Zoo'n sterke vogels wonen.

Dat onderdeel van't moederland

- Zoo langzaam te bereiken -

Zal binnenkort door deze vlucht

Lang niet zoo ver meer lijken.

Ge-Uiverd is er thans genoeg,

We gaan nu maar eens "Snippen";

Want zeker ligt in heel het land

Dit woord op ieders lippen.

 

De Snip die nu een stipje is,

Bromt boven land en zee,

Dat Holland's faam gehandhaafd blijft,

Trouw aan't "Je Maintiendrai!"

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 17 december 1934

 

 

188 Niet meten met twee maten!

 

Als iets ooit met veel elastiek

Is in elkaar gezet

Dan is dat ongetwijfeld wel

De Winkelsluitingswet.

Na 8 uur mag er niets verkocht,

Dat is een mooie tijd;

Als a l l e verkoop dan ook staakt,

Veroorzaakt dat geen nijd.

Maar thans neem ik het op voor den

Sigarenwinkelier;

Dien brengt die winkel-fnuikingswet

Slechts schâ en displeizier.

Hij heeft meestal geen personeel,

Dat (met recht) vrij moet zijn;

Hij staat steeds zelf in zijn zaak

En volgt zijn eigen lijn.

Toch moest ook hij om 8 uur dicht

En werd er niet verkocht,

Totdat hij in de automaat

Zijn heil(tje) heeft gezocht.

Maar elke automaat kost geld,

Hij geeft er vaak op toe

En is voor 30 piek per stuk

Per jaar den fiscus moe!

En onderwijl wordt doodgewoon

De rookwaar geserveerd

In bioscopen en café's;

Geen wetsman die het keert.

Dat met twee maten meten, zij

Nu eind'lijk eens gedaan;

Men late anders even goed

Die winkels open staan!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 18 december 1934

 

 

189 "Sund' veur 't hundje!"

 

In een perceel te Den Haag is eens brand ontstaan door het electrisch verwarmd kussentje in een hondenmandje.

 

Da's toch jammer voor dat hondje,

Heel z'n nestje uitgebrand,

Dat zoo lekker was verwarmd

(Ge zòt zegge, war, hoe kan't!)

Er zijn vele soorten hondjes

Vieze, valsche, slimm'en schoon',

Maar 't is net als bij de menschen:

Z'hebben niet hetzelfde loon.

't Eene hondje wordt vertroeteld,

Opgekamd en soms bekroond;

And're beestjes lijden honger,

Worden slechts met slaag beloond.

Er zijn hondjes aan een touwtje,

Er zijn hondjes voor een kooi,

Er zijn hondjes in een nestje,

Hondjes met of zonder vlooi.

O, er zijn zoo'n massa hondjes

Voor pleizier of voor den kost;

Mannen zijn er rijk soms mede,

Vrouwen vaak mee uitgedost.

Er zijn hondjes voor de kamer,

Op den schoot of canapé;

En er zijn ook arme hondjes

Maar die tellen niet eens mee.

Er zijn hondjes waar z'om treuren

En een graf voor wordt gemaakt;

And're hondjes sterven eenzaam,

Worden niet eens aangeraakt.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Naast de hondjes met een kussen

Dat electrisch is ver-warmd,

Zijn er menschen die verkleumen

Zonder kolen en ver-armd.

Men moet zacht zijn voor de dieren

Ook de mensch toch lijdt niet graag,

Maar men moet niet overdrijven

Met zoo'n hondje uit Den Haag !...

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 22 december 1934

 

 

190 "Ende desespereert niet!"

 

Dit is dan't ellendig einde

Van een koning van de lucht;

Uit zijn ruim woest weggestooten

Door een elementen-zucht.

Eens de trots van heel de Natie

En de roem der Maatschappij,

Thans verpletterd, omgekomen

Eenzaam in de woestenij.

Vreugde om't succes van d'eene

Werd met één slag wreed verstoord

Door het droevig eind' van d'ander,

Dat de zege heeft vermoord.

Met een Kerstgroet naar het Oosten

Was de Uiver uitgegaan,

Maar het zou een einde worden

Van een glorievol bestaan.

Angst en hoop bij de vermissing,

Martelend' onzekerheid,

Zijn geworden ruwe feiten,

Een hard stuk realiteit.

In een groote dorre vlakte

Ligt daarginds een hoopje asch

Van wat eens een snelle postduif,

Een zoo ranke vogel was…

En weer zeven menschenoffers

Heeft die luchtramp hier geëischt;

Zeven nieuwe namen staan weer

Op der Luchtvaart doodenlijst.

Wat techniek dan ook vermoge,

Hoe de mensch het dan ook wikt:

Telkens blijkt en zal ook blijken

Dat nog immer God beschikt.

De bemanning is gevallen

In vervulling van haar plicht;

Moge zij van 't licht dat doodde

Overgaan naar 't Eeuwig Licht.

 

De techniek is wel geslagen,

d'Energie toch blijft bestaan,

Want wij zullen niet versagen,

Moedig voorwaarts blijven gaan.

Naar traditie heeft ons Holland

Juist uit tegenslag geleerd,

Het zal toonen dat het handhaaft

"Ende niet desespereert!"

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 19 januari 1935

 

 

191 "Where's the… winter?"

 

Ons Bartje heeft gister

Een vlinder gevangen;

In den tuin van mijn buurman

Kun je rozen zien hangen.

Ik heb al een maand met

M'n demi rondgeloopen

En denk dat ik gauw een

Nieuw zwempak ga koopen.

De peulen van Krelis,

Die staan weer in botten;

De menschen met dassen,

Die houd ik voor zotten.

De koeien der boeren

Vertoeven weer buiten;

De vogels zijn lente-

Deuntjes aan 't fluiten.

Ik ben aan mijn schaatsen,

Die 'k al deed ontvetten,

Voor een ander vermaak

Maar wieltjes aan 't zetten.

Ik heb van mijn auto,

Die steeds liep te stoomen,

Als gansch overbodig

De hoes afgenomen.

Mijn oom van de danstent

Geeft bal-à-champêtre,

Opdat-ie eens lekker

Den winter kan treit'ren.

De roeiploeg van Oxford

Is nu al aan 't trainen

Met niets dan een badpak

En kletsbloote beenen.

Mijn meisje draagt binnen

- Dat doet ze niet buiten -

Een mouwlooze jurk,

(De mode aan 't muiten!)

Mijn tante die anders

Des winters gaat slapen,

Kwam Zondag bij ons om

Viooltjes te kapen.

 

Hallo, Ma Natuur, zeg,

Wat heb je voor plannen?

Waarom heb je blijkbaar

Den winter verbannen?

Kun jij niet eens juist je

Bedoeling berichten,

Dan kan zich tenminste

Ons land daar naar richten.

 

Geen winter was best, want:

Geen ruzie om tijden

En 't zou ongetwijfeld

Nog meer leed vermijden!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 2 januari 1936

 

 

192 Bij den start van het nieuwe jaar

 

Van dat oude, wrakke jaartje

Viel het afscheid ons niet zwaar,

Want daarnaast stond al het wiegje

Van een nieuw te baren klaar.

Heden is het dan gekomen,

Door ons allen luid begroet,

Want zoo'n frisch en stralend wichtje

Brengt ons nieuwen levensmoed.

Nou, dien kunnen we gebruiken,

Want de struggle is vaak hard

En, in kleuren weergegeven,

Zat in 't oude jaar veel zwart.

Doch dat zijn we nu vergeten,

Vijf-en-dertig is voorbij;

Een nieuw jaar vervolgt heden

Een onafgebroken rij.

Zonder pauze gaan we verder,

Met den blik vooruit gewend,

Ook al blijft ons levenspaadje

Slecht verlicht en onbekend.

Maar we moeten in den maalstroom

Van den tijd nu eenmaal mee

En ontvangen weer een nieuw jaar

Met z'n wel en met z'n wee.

"Dat het nu eens beter worde!"

(Ja, dat hopen we al lang!)

Godsvertrouwen brengt ons echter

Verder dan dat klaaggezang.

Daarom naast dat zalig-wenschen

Neme men zich ook eens voor

Niet alleen te blijven zoeken

Naar een beter levensspoor,

Maar - wat velen vaak vergaten -

Ook eens meer een blik te slaan

Naar hierboven en dán zal het

In de wereld beter gaan!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 19 december 1936

 

 

193 De stille armen

 

Nog droever is wellicht het leed

En zwaarder om te dragen

Van hen van wie men het niet weet

En die niet durven vragen.

Zij kloppen noode bij U aan,

Zij willen het niet weten

En zullen lángs de deuren gaan,

Doch snakken naar meer eten.

Zij beed'len niet in 't openbaar,

Zij strekken niet de handen,

Zij zijn er niet de menschen naar,

Zij vreezen valsche schande.

Hun kleeding kan er net mee door,

Bedekt nog juist d'ellende;

Zij is de camouflage voor

De vrienden en bekenden.

Zij willen wel maar kunnen niet

Want alles loopt hun tegen;

Zij hébben armoe en verdriet,

Maar zijn er mee verlegen.

Hun leed wordt liever binnenshuis

In stilte uitgeschreid;

Zij torsen zonder steun hun kruis

En raken het niet kwijt.

Dat zijn, wat men prozaïsch zegt

Kortweg: Bijzond're Nooden,

Waaraan ook aandacht dient gehecht

En hulp zij geboden.

Gedenkt vooral dééz' evenmensch

En toont hem uw erbarmen;

Dat is de stil geuite wensch

Van alle stille armen.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 20 april 1938

 

 

194 Een wintersche Paschen

 

Zoo plots zei de lente:

"Ik wacht nog eens even."

En zijn wij met Paschen

Maar binnen gebleven.

Er blies een Noord-Wester

Zóó fel door den lande

Dat je neus ervan bloosde

En schraal zijn je handen.

Ik droeg al zoo zeker

Mijn nieuw C & A'tje,

Maar voel nog de koude

Die sneed door m'n baadje.

Hoewel men met Paschen

Met eieren goochelt,

Heb ik de buurt met een

Sneeuwbal bekogeld.

Mijn tuin is bevroren,

De ruiten gesprongen;

Ze zijn door die steenen

Van hagel doordrongen.

Dit jaar was de Paschen,

Zoo liegen de kranten,

Nog kouder dan Kerstmis,

Dat lijkt van geen kanten!

Het leek onlangs zomer

Al was het nog winter,

Maar nu boort de lente

Door je huid als een splinter.

Er valt voor De Bilt-ers

Geen peil op te trekken,

Want Moeder Natuur zegt:

"Ik laat me niet nekken!"

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 21 april 1938

 

 

195 Arme Jackie!

 

Toen Jackie nog een jochie was

En aardig om te zien,

Kon hij al zeggen: "Ja, ik ben

Nog snotneus, maar verdien!"

Die Jackie was een wonderkind,

Door velen aangegaapt;

Maar ondertusschen heeft het joch

Grof geld bijeengeraapt.

Men stroomde naar de bioscoop

Want 't joch was favoriet,

Dat nóg meer zoete filmkoek

Dan thans een Shirley biedt.

De ouders van het wonderjong,

Niet dravend in galop,

Die waren wijs en spaarden steeds

Des zoons salaris op.

Maar ook dat wonderkind werd groot,

Ja, grooter dan het is,

En over paard teveel getild,

Dan loopt het meestal mis.

Het jochie werd een echte blaag,

Kreeg geen verstand van geld,

Dat hem terecht uit wijs beleid

Slechts klein werd neergeteld.

Al had hij vier millioen verdiend,

Zoo kwam het hem niet toe;

Hij smeet ermee en zou al gauw

Weer zitten zonder "soe".

En opgezweept door wie-weet-wie

Heeft hij toen "raad" gevraagd,

Zoodat op order van den zoon

De moeder werd gedaagd.

Zoo groeide uit dit wonderkind

Een zoon die diep brutaal

Zijn moeder een proces aandoet,

Een al te grof schandaal.

Dit is geworden van het joch

Dat zalen snott'ren deed,

Maar realistisch is rond

Dit jong, het moederleed.

 

Al krijgt hij toch zijn vier millioen

Dan is hij nog niet rijk:

Hij is zeer arm want hij heeft

Zijn hart verpand aan 't slijk.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 25 april 1938

 

 

196 Drie in één!

 

Nog enk'le dagen en men wordt

Weer "aangenaam" verrast

Door het traditioneel biljet

Waarop men wordt belast.

Wanneer die lieve Meimaand komt

Met zoete voorjaarslucht

Dan neemt men weer een rijkspapier

In ontvangst met een zucht.

Zoo wordt de mooiste tijd van't jaar

Gezellig ingeluid

Met proza waarop poëzie

Steeds ruw is afgestuit.

Maar als men dan betalen wil

Dan weet men niet waarheen:

Er zijn hier drie kantoren voor

Al is de opzet één!

Want alle drie zijn ingesteld

Ter lichting van je zak,

Waarvan de inhoud wordt geschud

In 's rijks (op)centenbak.

En deze bak blijkt bodemloos,

Men staat er steeds in't krijt;

Je raakt er ook gegarandeerd

Je zuurste centen kwijt.

Nu komt er een centraal kantoor,

Een algemeene pot,

Geannonceerd als zoude dit

Verlichten soms ons lot.

Integendeel, het lot blijft zwaar,

Je beurs (ook van Voici!...)

Wordt wél verlicht - in één gebouw

In plaats van eerst in drie!

 

Een "uitkomst" is dat men niet meer

Door dit "verheugend" plan

Van Pontius naar Pilatus hoeft,

Maar récht naar Fiscus kan!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 30 april 1938

 

 

197 De Prinses-Moeder is jarig!

 

Heden wapp'ren weer de vlaggen,

Klinkt het nationale lied,

Is het alom in den lande

Weer oranje wat men ziet.

Ieder jaar op dezen datum

Voelt eenieder die wél meent

Zich met and'ren rond Oranje

En ons Vorstenhuis vereend.

Ieder jaar op dezen datum

Is er vreugde in het land,

Omdat ieder in den geest zich

Met Oranje voelt verwant.

Ons prinsesje is weer jarig,

Ons geliefde Koningskind,

Dat in alle goede harten

Van ons land een plaatsje vindt.

"Ons prinsesje is weer jarig",

Zeggen wij te goeder trouw,

Want Zij blijft voor ons "prinsesje"

Ook al is Zij waarlijk Vrouw.

Maar vandaag wordt Haar verjaardag

Op bijzond're wijz' gesierd

Door het feit dat voor het eerst Zij

Deze dag als MOEDER viert.

Eens was Zij een klein prinsesje,

Toen studente, toen verloofd,

En van bruid een echtgenoote,

Nu een moeder, straks het Hoofd

Van een staat en van het volk

Dat Haar zoo genegen is

En voor wie Haar moedertrots een

Vreugde en een zegen is.

Dit te weten en te vieren

In een bloeiend lenteland

En omringd door wie Haar lief zijn,

Één door den Oranjeband,

Maakt Haar taak als jonge moeder

Van het prinselijke wicht

En als draagster van tradities

Schooner, rijker en verlicht.

Moge Zij gelukkig blijven

Én als moeder én als vrouw

Door de stutse van een volk

Eensgezind en immer trouw!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 14 mei 1938

 

 

198 Het olieplein

 

We hebben hier een prachtig plein,

Voorzien van paaltjes

Voor oefening van buschauffeurs

In acrobatenstaaltjes.

En over dit idyllisch plein

Daar hobbelen de bussen;

Zij zwaaien op de paaltjes toe

En kunnen er nét tusschen.

Die paaltjes staan mooi op 'n rij,

Ze staan er heel gelaten

Als sierden zij de graven van

Gesneuvelde soldaten.

Wanneer men op de bussen wacht

Dan past het uit te kijken,

Want anders komt men er niet in

Maar ónder… bij de lijken!

De bussen draaien in het rond

Tot groot vermaak van kind'ren,

Maar niet tot nut van vlot verkeer,

Dat zij nogal eens hind'ren.

En als het regent staat het plein

Vol leuke, groote plassen,

Zoodat de bus den wachtende

Met douches komt verrassen.

De bussen doen dat maar voor proef,

Zoo grapte de directie,

Maar ied're vreemdeling vermoedt

Hier een verstandsinfectie.

Die "proef" duurt al een heelen tijd

(Men kan de proef wel proeven),

Maar zou men ondertusschen nog

Die paaltjesrij behoeven?

Men wéét nu wel hoe bussen hier

Steeds komen en vertrekken,

Want ieder ziet het best aan al

Die vieze olievlekken!

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant -woensdag 18 mei 1938

 

 

199 De chaos

 

Wij leven in een raren tijd

Van schijn en tegenstelling;

Wij glijden steeds maar dieper en

In stroomlijn van de helling.

De crisis duurt al negen jaar,

Steeds grooter wordt d'ellende;

De samenleving wordt allengs

Een wereldgroote bende.

Men loopt zich dood om voor een prik

Aan werk te geraken

En als men dat gevonden heeft

Dan gaat men meestal staken.

De loonen zijn er dan ook naar,

Ze gaan steeds naar beneden,

Terwijl het leven duurder wordt,

De fiscus ons wil kneden.

De politiek wordt meer en meer

Een kwestie van de centen,

Terwijl men niet meer debatteert

Maar vecht met d'argumenten.

Men slaat er op, men pikt maar in,

Het recht is voor den sterke,

Terwijl ze in Genève doen

Alsof z'er niets van merken.

En ondertusschen zijn er nog

Die ons maar steeds vertellen,

Dat Spanje een "modelstaat" is

Geteisterd door "rebellen".

Er is van alles veel te veel,

Toch wordt gebrek geleden,

Omdat te veel geregeld wordt,

Te weinig wordt vermeden.

Bezit van kapitaal is men

Als misdaad gaan beschouwen,

Alsof we allemáál maar op

Een houtje moesten knauwen.

Het meerendeel wil aan den slag,

Met handen uit de mouwen,

Maar vaak is het een hongerloon

Waarvoor men hard moet sjouwen.

De vrouw is te g'ëmancipeerd,

Ontvlucht te veel de keuken;

Zij geeft de maatschappij

Een van de zwaarste deuken.

De vrouw heeft veel te veel de plaats

Der mannen ingenomen,

Die wel op straat maar niet in de

Fabrieken kunnen komen.

Bewapening is algemeen

De droeve leus geworden

Om in te slaan wat er nog rest

Van welvaart en van orde.

 

Zoo staat de wereld op haar kop,

Zoo zal men haar ontwrichten,

Omdat de mensch zich afwendt van Hem,

Die haar eenmaal stichtte.

 

VOICI

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 31 mei 1938

 

 

200 Bij een melkjubileum

 

Dezer dagen zal er feest zijn

In een sympathiek bedrijf,

Waar ik veel van heb genoten,

En zoo graag een klant van blijf.

Tilburg's groote melkinrichting,

Deze goed-voor-elk fabriek,

Viert haar zilv'ren jubileum;

Och, wat klinkt dat manjefiek!

Reeds sinds 25 jaren

Hoort men 's morgens vroeg de stem

Van den nieuwtjesman-met-melk,

Afgezant der C.T.M.

Vijf-en-twintig lange jaren

Heeft de C.T.M. de stad

Ied'ren dag voorzien van melk,

Waar men zoo'n behoeft' aan had.

In die vijf-en-twintig jaren

Is het dit bedrijf gelukt

Zich steeds grooter faam te geven

Met een heilzaam prachtproduct.

't Is een mooie onderneming

Om dit edel witte vocht

Te verstrekken aan de menschheid,

Die er zooveel baat bij kocht.

't Is voor iedereen onmisbaar,

Zoo versterkend en gezond

En het staat je ook zoo deeg'lijk

Met een melkglas aan je mond.

Menigeen zou frisscher denken,

Beter zou de wereld zijn,

Als men meer de melk nuttigt

Dan den beker van venijn.

 

Zulk een zaak gun ik van harte

De klandizie, ied'ren dag;

En ik hoop dat ik met haar dan

Lang gezond nog blijven mag!

 

VOICI