INHOUD ZALEN - SALLES D'EXPOSITION HPM-HOME  Leeszaal van de Papegaai & Wijn & Wellust

CuBra

HOME

 

 Papegaai en Wijn en Wellust


Aristoteles schrijft in zijn Historia Animalium, Boek VIII-12, 597b:

Sowieso zijn het alle kromklauwige vogels met een korte hals en een brede tong, die graag imiteren. Ook de uit India stammende papegaai, die men een mensentong toeschrijft, behoort tot deze soort. Hij wordt nog uitgelatener – ‘more saucy’ in de vertaling van D'Arcy Wentworth Thompson, vrijpostiger dus, brutaler - wanneer hij wijn gedronken heeft.


De vroegste tekst, afgezien van die van Plinius’ ... van wijn raakt hij bijzonder uitgelaten... die terug gaat op Aristoteles’ opmerking over de wijn, is afkomstig van Thomas van Cantimpré (1200-1272), ook bekend als Thomas Cantimpratensis, of Thomas Brabantinus, in De Natura Rerum, CIX:

Hij bewaakt zijn staart met de grootste ijver en wist zijn vleugels regelmatig met zorg af met zijn bek. Zoals Aristoteles zegt drinkt hij met genoegen wijn en dan is de vogel erg wellustig. Het zal geen wonder zijn dat hij met genoegen wijn drinkt, want hierin zit de wellust.

Jacob van Maerlant (ca. 1225 - ca. 1330) parafraseert deze tekst in zijn verdichting van Thomas’ werk. Der Naturen bloeme, 3288 e. v., en ondanks het feit dat dit fragment voor hetzelfde geld een erotische scène kan inleiden:

... Den steert queect hi met ghenoechten groot

En strijct hem dicke, en maect hem fijn

Seere gheerne drinken si wijn...


Konrad von Megenberg (1309-1374), voor wie Thomas’ tekst iets meer dan een uitgangspunt is, hij vertaalt en voegt toe, schrijft in Das Buch der Natur, c. 63: ...Aristoteles zegt dat de papegaai graag wijn drinkt en zelfs een onkuise vogel is, en dat is geen wonder, want wijn is een oorzaak van de onkuisheid. Aristoteles zegt ook dat wanneer de vogel dronken wordt van de wijn, hij graag naar jonge maagden kijkt en dat uit zijn blik de lust spreekt.


De tekst van Thomas voegt dus reeds het wellustig worden na het genieten van de wijn, toe aan de tekst van De Filosoof, wat overgenomen wordt door vele schrijvers na hem, die er jonge maagden bijhalen enzovoort, zoals Von Megenberg, maar ook Ulrich van Lilienfeld en Konrad Gessner:


Ulrich von Lilienfeld (1308-1358) Concordantiae caritatis uit 1349-1351:

... Der Papagei trinkt gerne Wein und weidet sich am Anblick schöner Jungfrauen.



Konrad Gessner De Avium Natura 1555:

... Hij ziet graag mooie jonge maagden, en wordt van wijn vrolijk...


De oorspronkelijke latijnse tekst van Thomas spreekt van luxuriosus: ... vinum libenter bibit, et est avis luxuriosa nimium... De Aristoteles - tekst die Thomas Cantimpratensis voor zich had liggen toen hij zijn De natura rerum schreef, een werk van 15 jaren zoals hijzelf zegt, zal dus ongetwijfeld ook van luxuriosus gesproken hebben.

... Luxuriosus: wellustig, buitensporig, en hiermee is reeds een stevige aanzet gegeven voor latere teksten, zoals die van Von Megenberg, die reeds spreekt van onkuis, en zelfs al jonge maagden ten tonele voert.


Wat staat echter in de oorspronkelijke Aristoteles geschreven, uitgaande van de standaard-uitgave van Bekker uit 1831..? Daar staat, dat wanneer hij wijn gedronken heeft, hij nog αχολασδτερον wordt, en Bekker geeft daarvoor het latijnse intemperantia als vertaling.

Het Griekse woord betekent: onmatig levend - het komt als zodanig voor in Platos Republiek, 591a. Hier staat het voor ongehoorzaam, brutaal en onmatig, uitspattend.

Het Latijnse intemporans betekent: onmatig (in gedrag of begeerte), onbezonnen, teugelloos, buitensporig.


De oorspronkelijke Griekse Aristoteles-tekst doelt waarschijnlijk op onmatig, de grenzen van goed gedrag uit het oog verloren hebbende. De vertaling echter die Thomas van Cantimpré voor zich had liggen sprak van luxuriosus, en dat heeft onomwonden een liederlijke bijklank, meer naar de wellust toe. In de door Thomas gebruikte tekst is dus reeds een accent van seksuele wellust op het onmatig, uitgelaten van de Griekse tekst komen te liggen.


Bezat de papegaai in de tijd van Thomas reeds, of in de tijd dat de vertaling van Aristoteles tot stand kwam, een naam die associaties opriep die de tekst deze richting in deden gaan..?

Of hier sprake van toeval? Toeval in die zin dat luxuriosus ook nog, in een tweede betekenis bovenmatig kan betekenen en dus niet noodzakelijk deze eerste, veel sterkere en meer gangbare betekenis bedoeld hoeft te zijn.

Feit is dat de dubbelzinnigheid gegeven is, en dat met de tekst van Thomas van Cantimpré de papegaai zijn weg is gegaan, niet als onmatig, maar als wellustig, ontuchtig en onkuis.


Ook tijdgenoot Vincent van Beauvais (1190 – 1264) schrijft in zijn Speculum Narura, CXXXV:

Uit Plinius, Boek X: de woorden die hij hoort, spreekt hij uit, door wijn vloekt hij…

Een andere bron die hij in dit hoofdstuk noemt is de Physiologus, maar het is onduidelijk of hij het volgende ook aan de Physiologus ontleend heeft:

Hij heeft veel plezier in meisjes, en met wijn wordt hij dronken gemaakt.

In Speculum Natura XV stelt hij tenslotte:

en hij wordt wellustig (wulps) wanneer hij wijn drinkt.

Vincent van Beauvais gaat dus ook de weg op van de papegaai en de wijn, en het plezier in de meisjes.


En Chaucer zou deze gedachte weer van Vincent hebben overgenomen in zijn Parliament of foulys uit 1382, regel 359:

The popiniay, ful of delicasye…

De papegaai, een en al wellust…


En Der Dieren Palleys, bewerking van Hortus Sanitatis (Jacob Meydenbach, 1491), uit 1520:

Ende hi is een oncuysch voghel/ hi drinc

ket gheerne wijn/ ende hi spijst hem sel

uen met sinen voete ende daer mede bren

ghet hi die spijse aen sinen beck.

Hi heeft grote genuechte in dye maech

delijcke aensichten ende in dye maech

dekens ende ionffrouwen. ende met

ten wijn te drincken wert hi droncken


En in het verschiet van deze weg doemen grote dichters op, Jean Lemaire de Belge (1473 – 1525) met zijn Epistre de l’amant vert uit 1511, en John Skelton (1460 – 1529), met zijn Speke Parrot, uit 1521…

 

De oorzaak van de koppeling van de papegaai aan de wellust, of aan de wijn en de wellust, kan dus gezocht worden is een accentverschuiving in de vertaling van een Aristotelesfragment.

Anderzijds echter laat de fysieke verschijningsvorm van de papegaai die de Middeleeuwers bekend was, op papier althans, en die wij heden ten dage nog volop kunnen aanschouwen, zich moeilijk anders omschrijven dan een grasgroen gevederde fallus.

De physionomie van Halsbandparkiet, Pruimkopparkiet en Alexanderparkiet, als ook de tekening die het verenpak van deze soorten tentoon spreidt, en dan met name de band die de kop begrenst, doet een gelijkenis met het mannelijke geslachtsdeel ontstaan, waarbij het kopje heel wel de eikel verbeeldt. Bovendien, de houding die de papegaai aanneemt op een tak, rechtovereind, en niet als een mus, die een meer horizontale zithouding aanneemt, oogt als een erectie. Het zacht glanzend grasgroene lichaam kan, op symbolische wijze, gelezen worden als de eeuwige wederkeer van het groen, iedere lente weer, onvermoeibaar, onverstoorbaar…


En dat nu juist deze papegaai het maagdelijk moederschap tot uitdrukking moet brengen, dat Jan van Eijk hém nu juist bij de Madonna op schoot schildert, komt ons, post Freudianen, vreemd, mogelijk logisch, over. Ondanks het feit dat weinig Middeleeuwers een papegaai in levende lijve gezien hebben, staat vast dat Jan van Eijck hem aanschouwd heeft. Nooit eerder is hij zo natuurgetrouw afgebeeld, de spartelende grasgroene fallus, terwijl de liederlijkheid van de papegaai in de tijd van Van Eijck al lang en breed bekend was...


De papegaaien die bekend waren in de Oudheid en Middeleeuwen kwamen zonder uitzondering uit India. Het staat vele malen gesteld in de geschriften.

Dat die papegaai uit India helemaal niets van zijn erotische symboliek uit India meegebracht heeft, is ook wel duidelijk. Geen geschreven bron laat ook maar iets van een rest zien...


... Niets van dat in de Kama Sutra, het boek van levens- en liefdeskunst, en waarvan een ieder thans wel enige weet heeft, 64 vaardigheden vermeld staan die een mens moet beheersen om tot levensgenot te komen. En dat tussen al die vaardigheden óók die van de kunst van het papegaaien leren spreken opgesomd staat: ... Na het ontbijt moet papegaaien het spreken geleerd worden... De naam van de geliefde uiteraard, en lieve dingetjes, zacht en teder, intiem....


... Niets over Kamadeva, de liefdesgod, die een papegaai berijdt, of zijn wagen door papegaaien trekken laat... En niets over zijn vrouw Rati, de Godin van de lust, die eveneens de papegaai berijdt... Niets over dat Kamadeva ook de lichaamsloze genoemd wordt, omdat zijn lichaam in as gelegd werd toen hij Shiva stoorde in zijn meditatie, en deze zijn derde oog opende, het oog waarvan de blik zo krachtig was dat Kamadeva zijn lichaam verloor. En dat Shiva hem louter en alleen ten behoeve van vrouw Rati weer opbouwde, maar slechts als mentaal beeld, opdat zij de ware liefde kon leren kennen, en niet bleef opgaan in die lust van haar, in het berijden van de papegaai...


... Niets uit de erotische poëzie uit India, waarin het zwart van de papegaaien:

Geheel verblind door de geur

volgen de bijen

de papegaai

die onder zit met het sap van de mango

die hij met zijn snavel had opengebroken in de vertaling van Herman Tieken, uit 1981,

waarbij de papegaai die de mango opengebroken heeft, gelezen moet worden als de haast van de man in het bereiken van zijn doel...


... Niets over de Shukasaptati, de 70 vertellingen van de papegaai, vol van verlangen, wellust, minnaars, en liefdesverraad, de Shukasaptati, wat in de omgeving van Perzië zal uitgroeien tot de Tuti Nameh, de vele honderden verhalen van de papegaai, omdat niets genoeg is om het verlangen van de één naar de ander tot uitdrukking te brengen...

... Niets van nog veel en veel meer dat de papegaai toegedicht wordt... Allemaal niets van bekend...


Alleen Aristoteles, en een overdreven vertaling...