Jan Elemans, een leven vol taal
Enkele redactieleden van Brabants bezochten vorig
jaar dr. Jan Elemans in Huissen (G) waar hij samen met zijn
vrouw woont in een huis vol boeken en beeldende kunst,
omgeven door een prachtige tuin. Hoewel hij in 1924 geboren
is, legt hij nog altijd een bijzondere ijver aan de dag.
Zijn moedertaal laat hem niet los blijkens een recent
verschenen boek waarover u in dit nummer van Brabants
kunt lezen. Tijdens ons bezoek vertelde Elemans honderduit
over zijn leven vol taal.
Hij stamt uit een landbouwersgezin in Huisseling bij
Ravenstein. Het telde 8 kinderen: drie jongens en vijf
meisjes. Na de lagere school volgde Jan in Heeswijk een
opleiding op het toenmalige gymnasium St. Norbertus van de
Abdij van Berne, later – het was midden in de oorlog
vervolgde hij zijn middelbare school in Megen en op
20-jarige leeftijd deed hij staatsexamen gymnasium.
Vader Elemans was niet erg onder de indruk van de
schoolprestaties van zijn zoon en reageerde terughoudend,
toen die te kennen gaf in Nijmegen Nederlands te willen gaan
studeren aan de Katholieke Universiteit. Jan zette door. Hij
koos voor die studierichting omdat hij in de ban was van de
generatie moderne dichters van die dagen. Zo bewonderde hij
de poëzie van de dichteres M. Vasalis.
Eenmaal in Nijmegen bleek dat de studie Nederlands veel
onderdelen omvatte die niets met moderne poëzie te maken
hadden. Zo doceerde Prof. dr. Gerard Brom (1882-1959)
(historische) letterkunde, prof. dr. B.H. Molkenboer
(1875-1948) Vondelogie en prof. L.C. Michels (1887-1984)
taalkunde in al haar facetten. Voor zijn doctoraal examen
schreef Elemans een letterkundige verhandeling over de vrouw
in de literatuur en een taalkundige scriptie over de
onderdelen van de ploeg.
Jan Elemans herinnert zich Michels als een uitermate strenge
leermeester. Het botste tussen de rigide linguïst en de
dichterlijke student. Toch zou hij in 1958 bij diezelfde
Michels cum laude promoveren op een monografie over
het dialect van Huisseling, Woord en wereld van de
boer. Michels stond toen aan het eind van zijn
professoraat. Bij Michels zijn in die periode ook anderen
gepromoveerd op een vaktaalonderwerp: A. Brouwers beschreef
in 1957 De vaktaal van de vlasserij en J. van Bakel
een jaar later De vaktaal van de Nederlandse
klompenmaker. De kiem voor Elemans’ proefschrift was al
gelegd toen hij onderzoek deed naar de benamingen voor
onderdelen van de ploeg.
Bij de werkwijze tijdens zijn promotieonderzoek liet Elemans
zich leiden door dr. Jo Daan (1910-2006), die tot buiten ons
taalgebied bekendheid heeft verworven als dialectoloog. In
1950 promoveerde zij op Wieringer land en leven in de
taal. Om de taal van een gebied te beschrijven moet men
de mensen die er wonen en hun cultuur doorgronden, was haar
uitgangspunt. Alleen al de titel van Elemans’ proefschrift
bewijst dat hij voor hetzelfde uitgangspunt koos. In
hoofdstukken als ‘Natuur en techniek’, ‘Vee en veld’ en
‘Boer en buurt’ krijgt dat een ruime uitwerking.
Elemans vertelt dat hij 11 zegslieden had voor zijn
onderzoek, onder wie kleurrijke personen die ieder een mooi
verhaal waard zijn. Dat onderzoek was een eenzame bezigheid.
Hij was toen leraar op het Thomas à Kempislyceum in Arnhem
en heeft daar in 1956 zes maanden onbetaald verlof genomen
om de basis te leggen voor zijn dissertatie. Van begeleiding
door zijn promotor was in feite geen sprake. Het predicaat
cum laude vergoedde echter veel.
De woordenschat van boer in Huisseling is door Jan Elemans
thematisch beschreven zoals dat later in feite ook is
gebeurd in o.a. het Woordenboek van de Brabantse
dialecten (WBD). Er is echter een groot verschil.
Bij Elemans laten de onderzoeksresultaten zich lezen als een
boeiende vertelling, in het WBD zijn ze vastgelegd in
woordregisters, overigens wel voorzien van een uitgebreide
verantwoording.
Na zijn promotie in 1958 heeft Elemans zich meermalen aan
poëzie gewijd, voornamelijk in het Nederlands, maar zijn
moedertaal, het dialect van Huisseling, is hem blijven
boeien. In zijn herinnering klinkt die moedertaal nog als
toen hij die voor het eerst hoorde. Die o zo efficiënte en
zuinige taal, waar nog minder dan een half woord soms
volstond: de kortspraak waarover zijn laatste boek gaat.
|