Foto © Frans Goddijn

 

 

  

De website over Jan Elemans en zijn werk wordt geredigeerd door Ed Schilders met toestemming van de erven Elemans.

Alle bijdragen van andere auteurs verschijnen met hun toestemming.

 

 

Publicaties over Jan Elemans

Flip G. Droste & H. Hermkens

Bijdrage aan het Vriendenboek voor Jan Elemans, dichter - bij gelegenheid van zijn 90ste verjaardag, zonder plaats, zonder uitgever, 2014.

J.E., meester van het oor

 

Geen Schetsen uit de Pastorij te Maasland waren het, eerder uit de Pastorij te Moergestel, en een ruime honderd jaar later tot stand gekomen. Daar, in dat enorme pastoorshuis kwamen ze, sinds 1980, op ongeregelde maar hoog gewaardeerde tijden samen, licht vergrijzende neerlandici van de Nijmeegse Alma Mater.

Een huis als een kasteel was het, waar drie pissoirs als ode aan Duchamps naast elkaar hingen, zodat ooit priesterstudenten en hulppastoors tegelijk hun blaas konden ledigen, en waar de zolder-verdieping als een balzaal 300 m2 mat en waar zich een eindeloze tuin uitstrekte met een volière vol siervogels en een vijver met waterlelies van Monet en ver weg nog heerlijkheden als bramen, frambozen, rode aalbessen. Ze kwamen daar, de vroegere studiegenoten, vergezeld van vrouw of iets tijdelijker partner, waren leek uit overtuiging of door laat inzicht, en ze herbeleefden de na-oorlogse jaren alsof ze weer vergaderden in hun Nijmeegse vakvereniging 't Gilde achter het Verken.

Gastheer, een welgedane, monkelende Heer Bommel, bijgestaan door kasteelvrouwe Cis, was Piet C, de enige niet-doctor in het gezelschap maar met een grotere literaire kennis dan de vijf gasten samen: Jan en Jan, Jo en Harry, en ik, Flip. Alle zes waren we ouder dan toen, grijzer dan ooit en geheel onszelf gebleven. Piet was wereldheer af, maar blozend als in de jaren '40-'50, toen hij in zijn zwarte soutane met duizend knoopjes langs groene lanen zwierde op zijn damesfiets. Jan S., smal en ironisch, sprak nog altijd zijn sierlijk, haast hyperbeschaafd Algemeen Nederlands, dit in tegenstelling tot de andere Jan, Jan E., die als steeds zijn klinkers zong als ooit de monniken in de late middeleeuwen. Luisterend eerder dan discussiërend was er Jo P., kijkend met filosofische distantie van achter bolle brillenglazen. Harry H. daarentegen sprak eerder dan te luisteren, voelde zich nog altijd beroepsmatig te kort gedaan, hetgeen hij compenseerde door een groot tekentalent. Als quasi-protestants buitenbeentje was er ik, Frits D., door een speling van het lot herdoopt tot Flip.

 

Het was ontdekken en herontdekken daar in die oude pastorie, bij iedere samenkomst van de jaren '80. De alcohol vloeide als een bergbeek, de  gastvrouw toverde copieuze maaltijden op een lange tafel, en de bon-mots vlogen als vleermuizen door het schemerdonker. En natuurlijk herleefden weer de grote mannen die onze wetenschappelijke zielen gekneed hadden. Gerard Brom kwam weer kraaiend voorbij, een onbekende katholieke held toejuichend. Van L.C. Michels, groot in zijn bescheidenheid, leerden we komma's en punten neuken. En weer hoorden we in de verplichte geschiedeniscolleges Rogier de mythe van de brandstapels tijdens de inquisitie blussen, pedant maar exact, en zuchtend ondergingen we het gezeur van de eerwaarde Post over de keuken van een nonnenklooster, eeuwen en eeuwen geleden. Maar naast de spotternij was er ook ernst, waarbij ieder van ons de kans kreeg verslag te doen van zijn geestelijke pelgrimages: boeken, artikelen, voordrachten en noem maar op. Kermis der IJdelheid? Niet alleen, want elk vertelsel tekende de verteller. De mens leeft in zijn verhaal, besefte je daarbij, en sterker nog, met Derrida kwam je tot het inzicht dat de mens zijn verhaal is, zichtbaar in de tekst. En, al weer met Derrida, zag je ook hoe elke tekst op talloze manieren, intertekstueel, verbonden is met de vele andere. Als er één tekst is die ik bij die samenkomsten heb leren lezen, is het J.E. geweest. Dichter, dialectoloog, essayist maar toch ook schoolmeester, hij was het allemaal. Niet alleen was hij het in zijn jeugd, zijn rijpere tijden, ook daarna  is hij het gebleven, zoals talloze geschriften getuigen. Heel wat feestdagen in vroeger jaren heb ik zijn gedichten mogen genieten, waarin hij afstand neemt van zijn verleden zonder het te verloochenen. Ik heb hem bewonderd om zijn speelse essays, zo schitterend samengevat in de bundel De Nijmeegse Ferguut. Maar wat hij voor mij toch in de eerste plaats geworden is, is schrijvende muzikant, luisteraar van taal zoals ooit de grote Gezelle was. Hij zegt het zelf: "zo weinig als woorden een dialect kenmerken, zo hevig doen dat de taalklanken". Het bewijs van zijn verfijnd gehoor levert hij in zijn fonologisch-fonetische artikel - zijn zwanenzang? -  "Niet de Ö van Schönfeld". Met een pen gedoopt in ernst en ironie haalt

 

De tekening is van Harrie Hermkens, en dateert van juli 2014. Hij schreef er o.a. nog bij: Tekening pastorie Moergestel, Postelstraat is, 3e kwart 19e eeuw, rijksmonument nr. 29948. Achter het huis: park, vijver, bosje, groentetuin, hokken voor pluimvee. Deelnemers aan de bijeenkomsten van de Moergestelse club, die zoals de Muider Kring, enkele keren bijeen kwam: de bewoners Piet Coenen en zijn vrouw Cis, Jan Elemans (en wrsch. met Ted), Joop Poulsen, Harrie Hermkens zelf, Flip Droste en zijn vrouw Nanja, jan Starink en Carel Swinkels.

 

hij de vermaarde filoloog, de schrik van ons kandidaatsexamen, onderuit omdat die het diftongisch karakter van de ui en zijn familie heeft willen ontkennen. Dat komt, aldus de luisterende J.E., doordat hij de "ui niet hoort maar enkel ziet". Er zijn heel wat Elemansgeschriften de wereld in gezonden, vakkundig vorm gegeven door zijn trouwe eega Ted. Soms lijkt het alsof zonder haar de gedachten in de lucht waren blijven hangen, geen tastbare tekst geworden zouden zijn. Mede door haar

toedoen, dunkt mij, kunnen we hem lezen en kunnen we zijn muzikale divagaties volgen, ook die over klank en klankleer.

Een professoraat in de Fonetiek en Fonologie zou noch deze man noch de universiteit misstaan hebben. Dichter is hij, die de muziek van het vers beluistert met gesloten oog en het oor wijd open. Als dichter is hij het van nature, als wetenschapper is hij het door onderzoek: Meester van het Oor.

 

Flip G.Droste KU Leuven (B.)