

Twee
Jozeffen - een
kerstvertelling
Tweeduizend jaar geleden
Het eerste kerstverhaal
begon met het uitschrijven van een decreet of zoiets van de
regerende keizer van het toenmalige rijk. Die wilde dat iedereen in
het hele rijk (maar dat weten we niet zeker, misschien betrof het
alleen maar het gebied van Israël) zou afreizen om zich in zijn
eigen stad te laten tellen. Die pief heette Augustus en de maand is
naar hem genoemd. Hij heette overigens ook Julius, achternaam Caesar
- spreek uit Seesar - en dat betekent keizer en hij voerde een
nieuwe kalender in, de Juliaanse. Met deze kalender werd het
schrikkeltellen een feit, na drie jaren van 365 dagen komt er steeds
één jaar dat één dag, de schrikkeldag, langer duurt. Die Julius
was er ene die eigenlijk alles wilde hebben, juli én augustus én
de hele kalender. En die stomme volkstelling was wellicht nodig
omdat hij nou eenmaal een trotse sodemieter was die wilde weten over
hoeveel mensen hij nou eigenlijk in alle veroverde en bezette
gebieden wel de baas kon spelen. Bovendien liet hij daarmee zien dat
hij even goed mensen kon tellen als dagen, maanden en jaren, die
anders toch maar als schaduwen heen zouden vlieden. Maar dat telraam
van hem was natuurlijk vooral een soort registratie ten behoeve van
zijn belastingdienst om zo meer ‘van wat des keizers is’ te
vangen of in te pikken. Dat zal best wel, want de tweede achternaam
van deze zakkenvullersfamilie was Gaius, Gaaius of Gajes.
Hoe dan ook, Jozef ging
met zijn vriendinnetje op pad naar Bethlehem, dat was hun stad.
Ieder had toen een stad, van afkomst misschien, of - in het geval
Jozef - de stad waar ze hem het diploma van de ambachtsschool hadden
uitgereikt omdat zijn school in het district stond waar die stad de
hoofdplaats van was. Bethlehem was toevallig ook háár stad, ge
ziet: Bethlehem is voorwaar niet de geringste der steden. Omdaarom
reisden ze samen.
Behoorlijk omslachtig en
lastig voor de mensen is zo’n telling eigenlijk. Pesterij of
bureaucratie. Kon het niet voordeliger en efficiënter met
formulieren en per post? Nee hoor, want dat volkstellen hoorde nou
eenmaal gewoon bij de verdeel- en heerspolitiek die er toen ook al
op na werd gehouden. En bovendien wilden ze (wie?) dat iedereen kwam
en zich liet zien om dan dertig of meer vragen te beantwoorden over
afkomst, inkomen, politieke voorkeur en zo, en dat dan te
onderschrijven met ‘aldus naar waarheid ingevuld en ondertekend’
met handtekening of met een kruisje. Veni, vidi, vici dus,
men sprak toen ook al wat woordjes latijn, en dat betekent: ik (wie?
ik heb een vermoeden) kwam, ik zag, ik nam mee naar huis. Zo kon er
niks mis gaan. Want de bevolking kon zelf immers niet tellen.
Jozefke was daar een goed voorbeeld van. Die kon de schoonste kast
en het stevigste ledikant in mekaar geknutseld krijgen, maar tellen,
ho ho, hè toch, daar kon ie helemaal niks van. Want zie dat
verdorie-nog-toe! nou eens aan, dat meiske van hem was zwanger, maar
wanneer de kleine zou komen dat wisten ze niet. Hij zal gedacht
hebben dat het nog lang zo wijd niet was. Anders waren ze toch niet
krek nòu op reis gegaan, in de winter nog wel? Zo wijd en zo
ongemakkelijk, want het ging per ezel. Zij mocht daar van hem op
haar eigen manier bovenop zitten, in amazone-zit en vantdwars.
Jozefke zelf leidde het ezelke en liep erneven, den hele weg lang.
Er wordt gezegd dat het niet Jozefke zijn schuld was dat
Marieke in verwachting was geraakt, er zou enen andere achter
gezeten hebben. Maar Jozefke zat daar niet zo mee, hij had er een
verrekt fijne griet aan en er zijn erger dingen om uw eigen druk
over te maken, vond hij...
Wat een geluk dat daar
toen die stal stond en er wat volk bijeengeroepen was door zo’nen
engel. Die was nogal rap ter plaatse, hij zal van zijn vak wel
journalist zijn geweest en zulken zijn er altijd vliegensvlug bij.
Hij was daar binnengevlogen en trok al gauw er weer tussenuit, want
hij had het zó bekeken gehad. En overal had de nieuwsengel
rondgebazuind dat er in de stal aan de Schaapsdreef ene kleine was
geboren. En dat het vaderke erbij was, en het moederke vanzelf ook,
dat die twee onderwegens waren vanwege de volkstelling en dat ze van
tellen geen kaas hadden gegeten. En ook dat het waarschijnlijk van
die lui waren die niet getrouwd waren of niks, ook geen
geregistreerd partnerschap of zo, en dat ze maar wat bij mekaren
zaten te hokken, nou tenminste wel, dat kon alleman zien. Ook
blaasde hij rond, dien engel, dat ze gene rooie cent hadden, en geen
luiers, geen melk en geen romen, nog niet eens een fiepfleske. En
dat ze verrekten van den honger, dat meiske zag er blauw van en het
was duidelijk dat het blauwe figuurtje aan de lijn deed of had
gedaan. Nou den baby was geboren en er ook al helemaal geen dikte en
strakte of niks meer dat buikske van d'r wat formaat gaf, ocharme,
hè toch, nóu was dat deksels duidelijk aan te zien en aan te
voelen.
Er kwam gauw genoeg volk
op af, zo nieuwsgierig als de mieter, maar alleman had toch wel iets
voor de erremoeilijers meegebracht. Luiers, los geld, warme
kledingdingen voor alle drie, een turfkacheltje en wat dekens tegen
de kou, pijptabak voor het vaderke en roken dat moest hij buiten
maar doen, vanwege de kleine en vanwege het gevaar van brand in al
dat strooi. En omdat de engel van honger en van geen kaas hebben had
geroepen, bracht men ampart veel kaas, zowel van geiten en schapen
als van koeien en kamelen. Ze konden daar tot na de vasten wel mee
toe, zóveel kaas, dat het tot in België bekend werd, zodat
Elsschot er veel later nog een boek over kon schrijven. Wat hij dan
ook gedaan heeft, die Elsschot.
Tweeduizend jaren later
is ongeveer nu
Het is een paar duizend
jaar en een paar maanden later. Het zwanger zijn is veranderd. Het
duurt nog wel even lang maar je hoeft er niet meer voor te kunnen
tellen. Om niet zwanger te worden wel, dan moet op de tellen worden
gepast. De geboortedatum kan precies worden berekend en de draagtijd
kan ook kunstmatig worden beëindigd als dat beter uitkomt. En
zonder vent of vader gaat het ook, maar dat is niet helemaal waar.
Wel waar is dat de vent of vader niet die van jouw hoeft te zijn.
Een meisje dat niets van kerels moet hebben, kan zwanger worden
zonder zelfs een kerel te hoeven zien, dat is geen punt. Inderdaad,
er hoeft geeneens een punt gezet te worden. In de tijd van keizer
Augustus zijn volkstelling kwam zoiets nog maar één enkele keer
voor, een hóógst enkele keer, en het was een waarachtig en groot
wonder. Een chirurgische ingreep, de keizersnede, een snede in de
buikwand, die wordt gedaan als de bevalling moeilijk is of zal zijn
(want men weet dat dikwijls tevoren al) herinnert wel aan die tijd,
althans de benaming. Een nakomeling van de Augustus van hierboven,
die ook Gaius Caesar Augustus heette en keizer was, en die
bekend is met de bijnaam Caligula, was zo knetterkrankjorums gek,
dat hij ... foei toch!
Jozef en zijn vriendin
wonen samen, zo noemt men hokken nu. Want hokken klinkt zo
dierachtig, en ze hebben ruim drie jaar al een keurige flat met
balkon, trappenhuis, berging en eigen parkeerplek Het is een etage
met vier kamers en een keukentje in de torenflat aan de Dr.
Schaepmanlaan. In het kleinste vertrek staan de schildersezel, de
kwasten en de doeken die af zijn, de idem nog niet af en nog wat
lege doeken ook. Marijtje, zo heet de vriendin, schildert zelf. Ze
gebruikt veel blauwtinten omdat ze van zeeën houdt, van lucht en
wolken én van zuiverheid. Het andere kleine kamertje, een beetje
groter dan het ezelkamertje, is voor de baby. Ze weten al dat het
een zoon is en wanneer hij zal komen. De zwangerschap is bijna
voorbij. Alles is klaar, wiegje, maxi-cosy, zuigflesje met
snelwarmding, een voorraad pampers vanjewelste, en in het
babykamertje zachte geluid-dempende sluipvloerbedekking en
wandschilderingen met veel blauw, zeegezichten, omdat Marijtje daar
zo van houdt. Dat weet tante Willemijntje, die deze prachtige
zeeschilderingen heeft gemaakt, ze is daar heel ‘vaar’dig in. Je
kunt wel zien dat wandschilderen haar vak is en dat Willemijns
vader, Marijtjes opa, die haar het vak leerde, een grote paplepel
had. Iedereen die schildert weet hoe moeilijk het is om platte
zeeën zó op een verticale muur aan te brengen dat ze vlak en
horizontaal lijken. Die Willemijntje is een tante van Marijtje en
straks wordt ze oudtante, jeetje zeg.
De zwangerschap heeft
Marijtje tot nu toe een hele fijne tijd gevonden, met steeds veel
heerlijks, al was ze ook wel eens een beetje misselijk, ja hoor,
best wel. Maar ze hoefde vanaf de zoveelste maand lekker helemaal
niet meer te gaan werken en ze mag al die tijd de hele dag doen wat
ze wil. Nou dat is niet veel, lekker uitslapen en wat schilderen
maar toch ook heel veel luieren, zááá-lig. En mmm al die haring,
daar houdt ze toch zo van. Zo heerlijk fris het huis nu is door het
niet-meer-roken - ook Jozef rookt nu niet, fijn toch? Ja hoor, hij
doet en laat alles wat ze hem vraagt, en zo lief hij altijd voor
haar is, een echte schat! En dan de gimclub voor zwangere vrouwtjes
die straks weer een mooi buikje willen hebben, wat is haar dát
meegevallen, zeg, zó gezellig... kind! je zou er je zwangerschap
voor willen hóuden! En moet je horen! gelukkig geen kerstmis dit
jaar, helemaal niet, want dat stomme Kerstmis valt net samen met het
a.s. blijde gebeuren. Poeh, ze moet er niet aan denken, zo’n boom
met al die naalden die maar afvallen en al die sterretjes en meer
flauwe kul, fijn dat ze dit jaar aan die trend niet mee hoeft te
doen, iedereen doet mekaar ook maar na ... O, wat is ze gelukkig dat
Jozef er net zo over denkt. Om zijn lieve Marijtje een plezier te
doen - maar ook uit praktische overwegingen, dat moet gezegd - had
Jozef tijdig kerstkaarten laten drukken en die verzonden aan
familie, vrienden, relaties en aan de collega’s van kantoor. Nou
doewie!
wegens de zwangerschap
van Marijtje
en de a.s.
geboorte van onze zoon
doen we dit jaar
niet aan Kerstmis
Marijtje en
Jozef
Dr. Schaepmanlaan
2003 0000 NX Geenplaats
|