INHOUD IVEN
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

Print Pagina

 (c) Willem Iven 2003

 

Twee Jozeffen - een kerstvertelling

Tweeduizend jaar geleden

Het eerste kerstverhaal begon met het uitschrijven van een decreet of zoiets van de regerende keizer van het toenmalige rijk. Die wilde dat iedereen in het hele rijk (maar dat weten we niet zeker, misschien betrof het alleen maar het gebied van Israël) zou afreizen om zich in zijn eigen stad te laten tellen. Die pief heette Augustus en de maand is naar hem genoemd. Hij heette overigens ook Julius, achternaam Caesar - spreek uit Seesar - en dat betekent keizer en hij voerde een nieuwe kalender in, de Juliaanse. Met deze kalender werd het schrikkeltellen een feit, na drie jaren van 365 dagen komt er steeds één jaar dat één dag, de schrikkeldag, langer duurt. Die Julius was er ene die eigenlijk alles wilde hebben, juli én augustus én de hele kalender. En die stomme volkstelling was wellicht nodig omdat hij nou eenmaal een trotse sodemieter was die wilde weten over hoeveel mensen hij nou eigenlijk in alle veroverde en bezette gebieden wel de baas kon spelen. Bovendien liet hij daarmee zien dat hij even goed mensen kon tellen als dagen, maanden en jaren, die anders toch maar als schaduwen heen zouden vlieden. Maar dat telraam van hem was natuurlijk vooral een soort registratie ten behoeve van zijn belastingdienst om zo meer ‘van wat des keizers is’ te vangen of in te pikken. Dat zal best wel, want de tweede achternaam van deze zakkenvullersfamilie was Gaius, Gaaius of Gajes.

Hoe dan ook, Jozef ging met zijn vriendinnetje op pad naar Bethlehem, dat was hun stad. Ieder had toen een stad, van afkomst misschien, of - in het geval Jozef - de stad waar ze hem het diploma van de ambachtsschool hadden uitgereikt omdat zijn school in het district stond waar die stad de hoofdplaats van was. Bethlehem was toevallig ook háár stad, ge ziet: Bethlehem is voorwaar niet de geringste der steden. Omdaarom reisden ze samen.

Behoorlijk omslachtig en lastig voor de mensen is zo’n telling eigenlijk. Pesterij of bureaucratie. Kon het niet voordeliger en efficiënter met formulieren en per post? Nee hoor, want dat volkstellen hoorde nou eenmaal gewoon bij de verdeel- en heerspolitiek die er toen ook al op na werd gehouden. En bovendien wilden ze (wie?) dat iedereen kwam en zich liet zien om dan dertig of meer vragen te beantwoorden over afkomst, inkomen, politieke voorkeur en zo, en dat dan te onderschrijven met ‘aldus naar waarheid ingevuld en ondertekend’ met handtekening of met een kruisje. Veni, vidi, vici dus, men sprak toen ook al wat woordjes latijn, en dat betekent: ik (wie? ik heb een vermoeden) kwam, ik zag, ik nam mee naar huis. Zo kon er niks mis gaan. Want de bevolking kon zelf immers niet tellen. Jozefke was daar een goed voorbeeld van. Die kon de schoonste kast en het stevigste ledikant in mekaar geknutseld krijgen, maar tellen, ho ho, hè toch, daar kon ie helemaal niks van. Want zie dat verdorie-nog-toe! nou eens aan, dat meiske van hem was zwanger, maar wanneer de kleine zou komen dat wisten ze niet. Hij zal gedacht hebben dat het nog lang zo wijd niet was. Anders waren ze toch niet krek nòu op reis gegaan, in de winter nog wel? Zo wijd en zo ongemakkelijk, want het ging per ezel. Zij mocht daar van hem op haar eigen manier bovenop zitten, in amazone-zit en vantdwars. Jozefke zelf leidde het ezelke en liep erneven, den hele weg lang. Er wordt gezegd dat het niet Jozefke zijn schuld was dat Marieke in verwachting was geraakt, er zou enen andere achter gezeten hebben. Maar Jozefke zat daar niet zo mee, hij had er een verrekt fijne griet aan en er zijn erger dingen om uw eigen druk over te maken, vond hij...

Wat een geluk dat daar toen die stal stond en er wat volk bijeengeroepen was door zo’nen engel. Die was nogal rap ter plaatse, hij zal van zijn vak wel journalist zijn geweest en zulken zijn er altijd vliegensvlug bij. Hij was daar binnengevlogen en trok al gauw er weer tussenuit, want hij had het zó bekeken gehad. En overal had de nieuwsengel rondgebazuind dat er in de stal aan de Schaapsdreef ene kleine was geboren. En dat het vaderke erbij was, en het moederke vanzelf ook, dat die twee onderwegens waren vanwege de volkstelling en dat ze van tellen geen kaas hadden gegeten. En ook dat het waarschijnlijk van die lui waren die niet getrouwd waren of niks, ook geen geregistreerd partnerschap of zo, en dat ze maar wat bij mekaren zaten te hokken, nou tenminste wel, dat kon alleman zien. Ook blaasde hij rond, dien engel, dat ze gene rooie cent hadden, en geen luiers, geen melk en geen romen, nog niet eens een fiepfleske. En dat ze verrekten van den honger, dat meiske zag er blauw van en het was duidelijk dat het blauwe figuurtje aan de lijn deed of had gedaan. Nou den baby was geboren en er ook al helemaal geen dikte en strakte of niks meer dat buikske van d'r wat formaat gaf, ocharme, hè toch, nóu was dat deksels duidelijk aan te zien en aan te voelen.

Er kwam gauw genoeg volk op af, zo nieuwsgierig als de mieter, maar alleman had toch wel iets voor de erremoeilijers meegebracht. Luiers, los geld, warme kledingdingen voor alle drie, een turfkacheltje en wat dekens tegen de kou, pijptabak voor het vaderke en roken dat moest hij buiten maar doen, vanwege de kleine en vanwege het gevaar van brand in al dat strooi. En omdat de engel van honger en van geen kaas hebben had geroepen, bracht men ampart veel kaas, zowel van geiten en schapen als van koeien en kamelen. Ze konden daar tot na de vasten wel mee toe, zóveel kaas, dat het tot in België bekend werd, zodat Elsschot er veel later nog een boek over kon schrijven. Wat hij dan ook gedaan heeft, die Elsschot.

Tweeduizend jaren later is ongeveer nu

Het is een paar duizend jaar en een paar maanden later. Het zwanger zijn is veranderd. Het duurt nog wel even lang maar je hoeft er niet meer voor te kunnen tellen. Om niet zwanger te worden wel, dan moet op de tellen worden gepast. De geboortedatum kan precies worden berekend en de draagtijd kan ook kunstmatig worden beëindigd als dat beter uitkomt. En zonder vent of vader gaat het ook, maar dat is niet helemaal waar. Wel waar is dat de vent of vader niet die van jouw hoeft te zijn. Een meisje dat niets van kerels moet hebben, kan zwanger worden zonder zelfs een kerel te hoeven zien, dat is geen punt. Inderdaad, er hoeft geeneens een punt gezet te worden. In de tijd van keizer Augustus zijn volkstelling kwam zoiets nog maar één enkele keer voor, een hóógst enkele keer, en het was een waarachtig en groot wonder. Een chirurgische ingreep, de keizersnede, een snede in de buikwand, die wordt gedaan als de bevalling moeilijk is of zal zijn (want men weet dat dikwijls tevoren al) herinnert wel aan die tijd, althans de benaming. Een nakomeling van de Augustus van hierboven, die ook Gaius Caesar Augustus heette en keizer was, en die bekend is met de bijnaam Caligula, was zo knetterkrankjorums gek, dat hij ... foei toch!

Jozef en zijn vriendin wonen samen, zo noemt men hokken nu. Want hokken klinkt zo dierachtig, en ze hebben ruim drie jaar al een keurige flat met balkon, trappenhuis, berging en eigen parkeerplek Het is een etage met vier kamers en een keukentje in de torenflat aan de Dr. Schaepmanlaan. In het kleinste vertrek staan de schildersezel, de kwasten en de doeken die af zijn, de idem nog niet af en nog wat lege doeken ook. Marijtje, zo heet de vriendin, schildert zelf. Ze gebruikt veel blauwtinten omdat ze van zeeën houdt, van lucht en wolken én van zuiverheid. Het andere kleine kamertje, een beetje groter dan het ezelkamertje, is voor de baby. Ze weten al dat het een zoon is en wanneer hij zal komen. De zwangerschap is bijna voorbij. Alles is klaar, wiegje, maxi-cosy, zuigflesje met snelwarmding, een voorraad pampers vanjewelste, en in het babykamertje zachte geluid-dempende sluipvloerbedekking en wandschilderingen met veel blauw, zeegezichten, omdat Marijtje daar zo van houdt. Dat weet tante Willemijntje, die deze prachtige zeeschilderingen heeft gemaakt, ze is daar heel ‘vaar’dig in. Je kunt wel zien dat wandschilderen haar vak is en dat Willemijns vader, Marijtjes opa, die haar het vak leerde, een grote paplepel had. Iedereen die schildert weet hoe moeilijk het is om platte zeeën zó op een verticale muur aan te brengen dat ze vlak en horizontaal lijken. Die Willemijntje is een tante van Marijtje en straks wordt ze oudtante, jeetje zeg.

De zwangerschap heeft Marijtje tot nu toe een hele fijne tijd gevonden, met steeds veel heerlijks, al was ze ook wel eens een beetje misselijk, ja hoor, best wel. Maar ze hoefde vanaf de zoveelste maand lekker helemaal niet meer te gaan werken en ze mag al die tijd de hele dag doen wat ze wil. Nou dat is niet veel, lekker uitslapen en wat schilderen maar toch ook heel veel luieren, zááá-lig. En mmm al die haring, daar houdt ze toch zo van. Zo heerlijk fris het huis nu is door het niet-meer-roken - ook Jozef rookt nu niet, fijn toch? Ja hoor, hij doet en laat alles wat ze hem vraagt, en zo lief hij altijd voor haar is, een echte schat! En dan de gimclub voor zwangere vrouwtjes die straks weer een mooi buikje willen hebben, wat is haar dát meegevallen, zeg, zó gezellig... kind! je zou er je zwangerschap voor willen hóuden! En moet je horen! gelukkig geen kerstmis dit jaar, helemaal niet, want dat stomme Kerstmis valt net samen met het a.s. blijde gebeuren. Poeh, ze moet er niet aan denken, zo’n boom met al die naalden die maar afvallen en al die sterretjes en meer flauwe kul, fijn dat ze dit jaar aan die trend niet mee hoeft te doen, iedereen doet mekaar ook maar na ... O, wat is ze gelukkig dat Jozef er net zo over denkt. Om zijn lieve Marijtje een plezier te doen - maar ook uit praktische overwegingen, dat moet gezegd - had Jozef tijdig kerstkaarten laten drukken en die verzonden aan familie, vrienden, relaties en aan de collega’s van kantoor. Nou doewie!

wegens de zwangerschap van Marijtje

en de a.s. geboorte van onze zoon

doen we dit jaar niet aan Kerstmis

 

Marijtje en Jozef

Dr. Schaepmanlaan 2003 0000 NX Geenplaats