't Smiske in Goirle
- archief Pierre van Beek
Bescheiden
weggedoken onder zijn dik strooien dak, met zijn deur aan een
zijkant, mediteert aan de Nieuwe Rielseweg te Goirle een klein
huisje als een oud vrouwke, dat de dood vergeten heeft en dat
daarom niets beters weet te doen dan met een mummelmondje
rozenhoedjes te prevelen. Zo lijkt het tenminste! Eens lagen
er genoeg wevershuisjes door Goirle gezaaid, maar in de loop
der jaren hebben ze alle het veld moeten ruimen voor meer
moderne bebouwing. Ook dit huisje zou wellicht dezelfde weg
zijn opgegaan, indien de Goirlese Heemkundekring met zijn
mooie naam "De vyer Heertganghen" er zich - door
aankoop - niet tijdig over ontfermd en het ingericht had tot
wat men bescheiden "ons Heemhuisje" noemt, maar wat
nu onder de naam "'t Smiske" tot de Goirlese
geschiedenis behoort. Dat hier een vooruitziende blik de
heemkundemensen heeft geleid, blijkt uit het feit, dat
"'t Smiske" dit jaar officieel tot monument werd
verklaard, waardoor de betekenis voortaan over Goirle heen
grijpt. Nu is dat "Smiske" weer zijn winterslaap
ingegaan. In de zomermaanden is het echter als streekmuseumpje
iedere zondag enkele uren gratis toegankelijk en trekt het -
tot buiten Goirle - regelmatige bezoekers. Reden genoeg er nu
eens het een en ander over te vertellen.
Al
zou zijn naam het doen vermoeden, "'t Smiske" was
nooit een smederij. Het is van origine een wevershuisje zoals
ook Tilburg die vele geteld heeft. Weliswaar heeft er ooit een
huiswever, een zekere Crillaerts, gewoond, die geweren voor
stropers en boeren placht te repareren, maar dat is niet
voldoende om van een "smederij" te spreken. Mogelijk
heeft er ooit iemand van de naam Smid gewoond al bestaan
hiervoor geen verdere aanwijzingen. Zo tast men dus over de
naam in het duister.
Afgaande
op de zg. ijzersteentjes (kleine gele steentjes), waaruit het
werd opgetrokken, en op mededelingen van een oude Goirlenaar,
zou het wel 300 jaar oud kunnen zijn. Jammer genoeg werd de
hele buitenkant met cement besmeerd. Hierop heeft de tijd en
ook het weer al hier en daar zijn kleuren gemaald. Daar
tussendoor gluren kleine ruitjes met groene venstertjes, als
half dichtgeknepen ogen, naar een wereld waarvan ze niets meer
begrijpen. Oorspronkelijk waren ook die ruitjes vol kleur als
olievlekken op het water. Ze moesten helaas door nieuw glas
vervangen worden. Nog altijd echter zeeft het licht er wat
schemerig binnen, waar een sfeer hangt van een warme
geborgenheid. Als de herinnering oude mensen niet in de steek
heeft gelaten, werd in het huisje vroeger ook enige tijd café
gehouden. Dat moet dan een gezellig kroegske geweest zijn,
waar het borreltje van een paar cent extra zal hebben
gesmaakt.
Bewoners
Tot
degenen, die ooit in "'t Smiske" hebben gewoond,
behoorden: Drik van den Hout, Sus van Iersel, Kees van Gils en
diens zoon A. van Gils, Drik van Gestel, A. Schellekens, Kees
van de Laar en Jaans van de Laar, die broer en zuster waren,
J. Sprengers-van Herk, Jan Sprengers, Jantje Snels en de
gebroeders Jan en Gustje Huibrechts. Deze lijst pretendeert
geen volledigheid. Jan Huibrechts is de laatste Goirlese
huiswever geweest. Bij het begin van de oorlog is hij er mee
opgehouden. Jan weefde en zijn broer Gustje ging "met het
pak" den boer op om zijn negotie aan de man te brengen.
De
meest interessante bewoner van "'t Smiske" is
ongetwijfeld geweest de vrijgezel Drik van Gestel, een naam
die zó niet veel zegt. Er zal echter bij menige oude
Goirlenaar - en ook nog wel jongere - een lichtje gaan branden
als we zeggen, dat deze Drik eigenlijk nooit anders werd
genoemd dan: "Drik Babberdebennekes". Hoe hij aan
die naam kwam? Voor velen een vraag, voor niemand een weet!
Zo
was Drik
Drik
Babberdebennekes was al tijdens zijn leven een legendarische
figuur. Hij dankte dit wel mede aan zijn uiterlijke
verschijning. In een veertig jaar oude beschrijving van de man
lezen we o.a.: "Op een paar korte beentjes torste-n-ie
een gezellig kogelbuikske, waarover een lakense
broek-mee-presenteerblad spande, die zo groen zag alsof er mos
op groeide. Zo maar zonder nek zat een radijsachtig kopke op
zijn romp geplakt met twee spleten erin, waardoor
varkensoogskes langs een dikke neus piepten. Aan de voorkant
hing op zijn frontje een labbige onderkin te kwabberen. Enfin,
het was een manneke zoals ge kunt maken van lucifers mee 'nen
grote en 'nen kleine aardappel..." Zou misschien deze
verschijningsvorm tot de originele bijnaam geïnspireerd
hebben???
Als
Drik zó al een bijzondere aantrekkingskracht voor de jeugd
had, hij bezat die in nog hogere mate door de manier, waarop
hij met die jeugd omsprong. De jongens van de fraterschool
hadden voor hem een vast program van vragen, die Drik iedere
keer opnieuw beantwoordde: "Drik, waarom hedde gij zo'n
klein ogen?" "Omdè ik gin soep zè", orakelde
hij dan. Maar omdat de kinderen daar niets van snapten - zich
althans zo hielden - verklaarde hij: "Hoe vetter ik wor,
hoe kleiner mijn ogen. Mee soep is het net andersom"...
Slaande
meesters
"Drik,
sloegen de misters vruger ook?" Daarop vertelde Drik in
geuren en kleuren en met veel fantasie de melodramatische
geschiedenis van zijn jeugd bij meester Kandelaars. Daarna
kwam voor de jeugd het hoogtepunt: "Die misters sloegen
oe mee 'nen stok van 'nen èrrem lang en 'nen vinger
dik." Deze woorden gingen vergezeld van een verkeerd
geïllustreerde beweging, waarbij Drik, om de dikte van de
stok aan te geven, over zijn strak uitgestoken arm streek en
om de lengte te stellen zijn dikke wijsvinger omvatte. Dat
gold voor de jeugd als het afgesproken teken. In koor
herhaalde zij op lijzige toon en onder het trekken van scheve
snuiten: "Van 'nen èrrem dik en 'nen vinger lang",
waarbij de verkeerde bewegingen werden nagebootst. Dan zag
Drik zijn "vergissing" in en deed hij het nog eens
over. Maar nu goed.
Hij
zat vol grappen en was zo vriend en clown van de jeugd
geworden. Maar van de appels in zijn hof moest ge afblijven.
Dan schoot hij met grof zout in zijn jachtgeweer. Zo althans
ging de mare.
Zoutsmokkel
Een
gedeeltelijk in de grond gebouwd "schop", dat
vroeger achter "'t Smiske" stond, heeft nog een rol
gespeeld in de zeer florerende zoutsmokkel rond de
eeuwwisseling. Nederland had een accijns op zout ingevoerd
maar België kende die niet. Het prijsverschil tussen beide
landen was daardoor de moeite waard. De smokkelaars hadden hun
pad door de tuin van "'t Smiske". In het schuurtje
legden zij hun pungels (vrachtjes) neer om de weg verder te
gaan verkennen. Overigens was dat gesmokkel niet zo'n geheime
zaak. 's Avonds kon men tegen donker de smokkelaars op pad
zien gaan met een opgerold stuk was- of zeildoek als pakjes
open en bloot onder de arm. Die doek diende om het zout tegen
regen en vocht te beschermen.
Het
huidige "Smiske" verkeert niet geheel in zijn
oorspronkelijk staat. O.a. werden er twee bedsteden met
aardappelkelders eronder, de goot en een fornuisje uitgebroken
toen het als museum werd ingericht. Museum is het eigenlijk
maar toevallig geworden. De aankoop geschiedde met de
bedoeling het laatste prototype van een thuiswevershuisje te
conserveren en het als zodanig in te richten.
Ruimtegebrek
Die
gedachte hebben "De vyer Heertganghen" overigens nog
niet losgelaten. Alvorens die verwezenlijkt kan worden, zal
men echter de beschikking dienen te hebben over een andere
expositieruimte. Het museum schreeuwt daarom. Er is zoveel in
beperkte ruimte tentoongesteld, dat de zaken niet zo goed tot
hun recht komen als ze verdienen. Het interieur met zijn
zware, ruwbewerkte, donkere zolderbalken en planken, die de
geur van het verleden ademen en met zijn vloer van rode
plavuizen, waarvan niet ene in kleur gelijk is aan de andere,
is thans in twee ruimten verdeeld. Beide ruimten bezitten een
open schouw, waarvan die van de voorkamer een met open
haardvuur en wat daar aan attributen zoal bijhoort. Door de
zwartberoete schoorsteen kijkt ge naar de blote hemel. Wie
over een beetje fantasie beschikt, ziet er ook de ham of het
spek hangen al zal die bij een arme wever wel nooit zo heel
groot geweest zijn.
Prehistorie
Goirles
prehistorie spreekt er uit een vijftiental urnen en een
collectie zoals stenen pijlpunten, krabbers, handbijlen enz.
en allerhande scherven. Er zijn verschillende grote exemplaren
onder de urnen. Sommige origineel, andere afgietsels. Voor
zover er maar één exemplaar van bestond, zijn de originele
naar Leiden gegaan. Het moet een vreemde gewaarwording voor de
Goirlenaren zijn zich te buigen over de grote urn, die als
verzamelpot dient van de botjes uit de andere tijden, en daar,
uit de vaak sponsachtig uitziende restanten, zijn verre
voorvaderen voor de geest te halen zoals die leefden, leden en
stierven o.a. op de Rechte Heide.
Naast
toevallige vondsten werden er in Goirle ook verschillende
wetenschappelijk geleide opgravingen gedaan. In 1924 door dr.
A. Remourchamps op de Tichelberg, die vondsten uit de
ijzertijd opleverde en in 1935 op de "Vijfberg"
(Rechte Heide). Deze laatste leidde tot de ontdekking van de
Keltische graven uit het bronzen tijdperk. De graven (heuvels)
werden weer in hun oorspronkelijke staat teruggebracht. Men
kan ze nog zien. Maar nu speelt en fietst de jeugd er op en
erover... Met de steenvondsten mee heeft men te Goirle in
ieder geval sporen van drie tijden ontdekt: steen, brons en
ijzer.
Lange
bedden
Bij
de jongste opgravingen van prof. Modderman van de
Rijksuniversiteit te Leiden heeft men voor het eerst zg.
"lange bedden" geheel blootgelegd, waarvan het
bestaan al eerder hier en ook elders bekend was. Er werden er
in Goirle zeven blootgelegd. Het zijn naast elkaar gelegen
aftekeningen in de bodem van enkele meters breed en 40 tot 70
meter lang met afgesloten uiteinde van een halve cirkel. Ze
moeten dateren van 700 jaar vóór Christus. De betekenis
ervan is nog niet achterhaald. Mogelijk hebben ze gediend voor
een of ander begrafenisritueel, gezien de brandresten in één
dezer "bedden".
Van
de prehistorie maakt het museum een grote sprong tot een niet
zo ver achter ons liggend verleden, waarbij historie en
folklore dooreenspelen. Voor de mens van vandaag heeft dat de
verrassingsvolle attractie van de herkenning. Onweerstaanbaar
raakt ge daarbij in de ban van deze confrontatie met
grootmoeders tijd. Hoe fascinerend dat werkt, kunt ge bijna
dagelijks constateren in her en der opduikende antiekmarkten
of wat daar dan voor doorgaat. Het lijkt wel of een hele
generatie op meer of minder geslaagde wijze uit is op het
compenseren van een door haar nog niet als zodanig onderkend
heimwee. Nu, dan kan men in "'t Smiske" aan zijn
trekken komen. Maar wel: Handen thuis! "Gelieve de
voorwerpen niet aan te raken"...
Griekse
muze
Hier
een voorloper van de jukebox aan te treffen had ge zeker niet
verwacht. Het is een heel apparaat, dat de klassieke naam
Kalliope op zijn body draagt. Kalliope was de Griekse muze van
het epos. "Die met de schone stem", werd van haar
gezegd. Hoewel het apparaat uit het einde van de vorige eeuw
stamt, heeft het zijn "schone stem" nog niet
verloren. Het tingelt aardige deuntjes via een vertikaal
draaiende zinken plaat-met-gaatjes van bijna een halve meter
doorsnee. Een vergrote editie van de platen van het kleine
draaiorgeltje van de oude straatmuzikant. "Nog tientallen
van zulke platen liggen er hier op zolder", aldus onze
gids. Het apparaat heeft kennelijk in een café gestaan. Men
kwam daar goedkoop aan een deuntje, want op een gleuf aan de
zijkant valt te lezen: "Inwerping 1 cent". En dat
doet wel wat Vlaams aan.
Een
attractie van geheel andere aard vormt een nogal uitgebreide
en betrekkelijk recente serie van bodemmonsters uit een boring
in de nabijheid van het Goirles territoir. Die boring ging 147
meter diep. Van de eerste meters tot de laatste kan men hier
duidelijk zien, welke grondlagen er op elkander liggen.
Spectaculair is het niet. Wél interessant voor de
weetgierige, die belangstelling heeft voor de geheimen van de
grond, waarop hij staat.
Bij
de wever
In
de tweede afdeling van het "Heemhuisje" domineert
het getouw van de huiswever met wat daar nog bij komt kijken.
Ook andere beroepen tonen er hun spoor. De zeer complete
klompenmakersuitrusting is daarbij heel opmerkelijk. Vanwege
de veelheid van het geëxposeerde materiaal geeft deze
weefruimte niet de kaalheid van het oude weefgetouw weer. Maar
het wijwatervaatje is er wel. Ook het befaamde "oog-van-God-in-een-driehoek",
waarmee Ernest Claes zijn "Witte" grappen liet
maken. Het Goolse oog straalt er echter in een luxe
uitvoering, namelijk in gekleurd zilverpapier. Resultaat van
vrome huisvlijt.
De
rozenkrans aan de spijker kunt ge ook ontdekken. Het is
evenwel een nogal ongewone, waaraan we zelf nooit gebeden
hebben. Het heilige, bijbelse getal zeven krijgt er alle eer.
Hij bestaat namelijk uit zeven "tientjes" van elk
zeven kralen. Daartussen de Zeven smarten van Maria en ten
slotte een kruisje van weer zeven kralen. Het zal velen bekend
zijn, dat in een wevershuisje de rozenkrans op het kale,
witgekalkte muurvlak een centrale plaats innam, want bidden
deden die wevers in hun armoe wel. We hebben maar één "groffe"
wever gekend. Dat was degene die - toen de pastoor zijn
tevredenheid uitsprak over de aanwezigheid van de rozenkrans
aan de muur - antwoordde: "Mijnheer pastoor, het zou oe
aanders niet meevallen een heel jaor mee oew neus aon 'nen
spijker te hangen"... Het zullen wel boze tongen zijn
geweest, die dit verzonnen hebben!
Hoe
ze hun armoe uitsnikten, leert het oude weversdeuntje:
"Gin
brood, gin mik!
Ochod,
ochod, ochod...
Kaoi
wijf - hoop kender!
Ochod,
ochod, ochod"...
De
tweede en de vierde regel vormen een klanknabootsing van het
schieten van de spoel.
Geleend
getouw
Waar
men zich over verbaast, is dat Goirle er niet in geslaagd is
een eigen weefgetouw te bemachtigen. Het laatste Goolse getouw
werd in het begin van de oorlog verkocht aan het museum
Sterksel bij Antwerpen. Men moet het nu doen met een Tilburgs
raamgetouw, dat men in bruikleen heeft van het Tilburgse
Textielmuseum. Die Goolse getouwen waren anders dan de
Tilburgse, omdat men in Goirle geen wol maar grof linnen
weefde. Daarvoor gebruikte men zwaardere getouwen, waarvan de
zijstukken uit massief eikenhout bestonden. "Die stukken
wogen wel honderd kilo." Bij het opruimen of de
vervanging waren ze zeer gewild door de timmerlui. Dezen
zaagden ze namelijk stuk voor deur- en raamdorpels. Geen
wonder derhalve, dat ze allemaal verdwenen zijn. Men vertelde
ons verder, dat deze Goolse getouwen ook breder dan de
Tilburgse waren. Dat kwam goed uit toen in Goirle van het
linnen op jute voor behangsellinnen werd overgeschakeld.
Rondkijkend
en snuffelend door "'t Smiske" op een trieste
herfstdag toen de regen tegen de kleine ruitjes tokkelde en
luisterend naar de verhalen van onze begeleider, werden de
dingen, die we lang dood waanden, langzamerhand tot leven
gewekt. Ze brachten warmte in het oude huisje. De "lambels"
(lampe belge) met haar moderne gloeilamp onder de wit
porseleinen kap leek weer haar energie uit petroleum te putten
en het was of er opnieuw vlammen speelden om de halfverkoolde
houtblokken van de haard. Daardoor viel het afscheid zwaarder
dan de komst...
Één
gedachte heeft ons nog enige tijd beziggehouden: Hoe houden
die mannen van de Heemkunde het vol? "'t Smiske"
kwam tot stand uit idealisme en liefde tot eigen streek. Het
wordt ook uit die gronden draaiende gehouden. Dit betekent,
dat nu reeds vijf jaar lang, op toerbeurt, één van de leden
van de Heemkundekring van mei tot september zijn zondagmiddag
van 3 tot 5 uur opoffert om bezoekers te ontvangen en rond te
geleiden. En dit terwijl er niet eens entree geheven wordt.
Voor bijzonder geïnteresseerden is het museumpje altijd op
aanvraag te bezichtigen. De bekende uitspraak van Vondel:
"De liefde tot zijn land is ieder aangeboren" krijgt
hier doorlopend gestalte.
't Smiske in Goirle
- archief Pierre van Beek
PIERRE
VAN BEEK