HOME

AUTEURS

TEKSTEN

INTERVIEWS
BRABANTS
SPECIAAL

BIBLIOTHEEK

JodocuS

De lotgevallen van Tobias Krekelbaars

 

HOOFDSTUK 1.

Waarin wij kennismaken met Tobias Krekelbaars en Dominee Pruymelaer

In de Dubbel-en-Dwarsstraat van het stadje Mekkeren staat een heel merkwaardig huisje.

Het is het smalste huisje van de straat, want het wordt bijna platgedrukt tussen de School-met de-Bijbel van meester Barrevoets en de statige pastorie van Dominee Pruymelaer. In de voorgevel is juist plaats voor een smalle deur en een raam op de begane grond, twee smalle ramen op de eerste verdieping, en daarboven een klein rond raampje tussen de trapjes van het geveltje, waar de mussen en spreeuwen elkaar telkens vanaf proberen te duwen.

Maar kijk eens even naar die deur! In het rechterkozijn prijken maar liefst tien koperen trekbellen, netjes in gelijke afstanden boven en onder elkaar. En onder iedere bel een wit emaille plaatje met een aanduiding voor de gebruikers:

1. Postbode

2. Melkboer

3. Meester

4. Kruidenier

5. Bakker

6. Tante Truus

7. Dokter

8. Belletjestrekkers

9. Ongewenst Bezoek

10. Dominee

En in het middenpaneel van de deur zitten twee rijen van telkens vijf eveneens koperen brievengleuven, waaronder in wit emaille wederom de volgende aanduidingen:

1. Krant 6. Ansichtkaarten
2. Reclame / drukwerk 7. Strafport
3. Brieven Buitenland 8. Tante Truus
4. Brieven Binnenland. 9. Rekeningen
5. Belastingen. 10. Ongewenste Post

Nog een bezienswaardigheid valt op de deur te bespeuren. Midden op het bovenpaneel prijkt een bruinhouten plankje, dat in zwierige gouden krulletters informatie verstrekt over de bewoner van dit wonderlijke pand:

TOBIAS KREKELBAARS, UITVINDER

Kijk, daar komt juist Dominee Pruymelaer aan gewandeld. Het is een piepklein heertje met grijskrullend haar en een paar felle oogjes achter een miniatuurbrilletje.

Collega's in het kerkelijk ambt hebben hem wel eens gekscherend geadviseerd zich te laten beroepen in Madurodam. Maar Dominee voelt zich nog steeds best thuis in Mekkeren. En de Mekkeraars zijn opperbest tevreden met hun dominee.

Want als dominee ‘s zondags de kansel bestijgt en op zijn Kreba-trapje is geklauterd ( waarover straks meer ), dreunt zijn stem over de hoofden; en de klanken stoeien na rond de pilaren en in de gewelfjes van het pittoreske Mekkerense kerkje. En na de dienst hoor je op het kerkplein maar éen verzuchting: Wat heeft dominee weer mooi gepreekt vandaag!

Maar een keer heeft dominee niet zo mooi gepreekt. Een paar kwajongens - want die zijn er in Mekkeren zo goed als waar ook ter wereld - hadden vlak voor de dienst het trapje verdonkeremaand, dat timmerman Barend Brok pro deo en precies op maat voor dominee had gemaakt. En toen dominee onverwachts met zijn neus precies boven de balustrade van de kansel opdook plaatste zich een aanvankelijk nog met moeite onderdrukt gelach voort, vanaf de ouderlingenbank, tot een onbedaarlijk gebulder in de achterste gelederen, waar ook Tobias Krekelbaars gewoontegetrouw gezeten was. En Tobias Krekelbaars zat zich te bescheuren.

Toen trok dominee Pruymelaer plotseling alle registers van zijn gewijde toorn open. En toen heel de gemeente, diepbeschaamd en met gebogen hoofd zijn zondige opwelling zat te betreuren, zat Tobias nog steeds te gieren en met zijn groezelige zakdoek de tranen uit zijn ogen te wissen.

En toen deed dominee iets wat een dominee eigenlijk helemaal niet mag doen. Hij werd plotseling heel persoonlijk en bulderde door het muisstille kerkje: "En die Stekelbaars daar op de achterste bank zal op de dag des oordeels wel beseffen dat wie het laatst lacht nog steeds het best lacht!"

Daar werd zelfs Tobias Krekelbaars stil en beduusd van. En vanaf die dag werden Dominee Pruymelaer en Tobias Krekelbaars plotseling dikke vrienden. Want indachtig het woord van de Schrift "Laat de zon niet ondergaan over uw toorn " ging dominee Pruymelaer diezelfde dag nog naar Canossa. Dat wil zeggen: hij ging in hoogsteigen persoon naar zijn buurman Tobias om zijn excuses aan te bieden. En ze hebben zeker nog een half uur samen zitten gieren van het lachen om die neus boven de kansel

En met zijn uitvindersgereedschapskist toog Tobias Krekelbaars nog diezelfde avond naar de kerk, verdiepte zich enige tijd in de bijbel die open en bloot op de lezenaar lag, klom op de kansel, zaagde en schaafde en draaide en schroefde. En na een paar uur prutsen stond het trapje van Berend Brok, dat de rouwmoedige vlegels inmiddels hadden teruggebracht, niet alleen muurvast en onwrikbaar op de kansel, maar het kon bovendien met een handomdraai worden in- en uitgeklapt en met een andere handomdraai in alle richtingen worden voortbewogen.

Als je dus een kleine dominee of pastoor, wat op hetzelfde neerkomt, als een reus op de kansel ziet staan en in een sneltreinvaart de beperkte ruimte van de kansel ziet doorkruisen, dan kun je er donder op zeggen dat hij een Kreba-trapje heeft laten installeren.

Want van de vele uitvindingen die Tobias Krekelbaars reeds op zijn naam heeft staan is deze een van de weinige die hem tot op heden geen windeieren hebben gelegd. Timmerman Barend Brok, die ze in licentie vervaardigt, moet overuren maken om de vraag naar Kreba-trapjes voor te blijven.

Maar nu terug naar dominee Pruymelaer. Hij is zojuist gearriveerd voor de deur van het merkwaardige huisje van zijn even merkwaardige buurman. Zijn wandelstok, die hij altijd bij zich heeft om bij de bel te kunnen, hoeft hij hier niet te gebruiken. Want de onderste bel, nummer 10, is voor hem gereserveerd.

Als dominee de koperen knop naar buiten trekt en weer behoedzaam indrukt klinken van binnen onmiskenbaar de jubelende tonen van Haendel’s Halleluja, en door het microfoontje in de linker deurstijl, dat we van de weeromstuit helemaal over het hoofd hebben gezien, klinkt luid en opgewekt: Amen!

En dan gebeurt er weer iets wonderlijks: de deur valt bijna geruisloos. Net als de brug over een slotgracht: naar beneden. Dominee Pruymelaer zou letterlijk met de deur in huis gevallen zijn, ware het niet dat hij met de kostuimen van het huis en zijn bewoner zo goed op de hoogte was geweest.

 

Hoofdstuk twee.

Waarin wij kennismaken met Aristoteles, Pierewiet, Mijnheer Arie Zegelaar en, voorlopig nog uit de verte, de geheimzinnige Tante Truus.

 

Mijnheer Krekelbaars is vanmorgen niet goed gemutst. Sterker nog: hij heeft de bokkenpruik op. Aristoteles, de wijze kater, heeft al bijna een trap gekregen toen hij snorrend en flikflooiend rond de broekspijpen van zijn baas kronkelde. En Pierewiet, de kanarie, heeft de pogingen om zijn baas wat op te vrolijken ook maar opgegeven. Er is vandaag geen land mee te bezeilen!

Aristoteles vermoedt dat zijn baas weer eens met een nieuwe uitvinding in zijn hersens rondloopt die er maar niet uitgekronkeld wil komen. Dan is hij altijd zo sikkeneurig.

Dat zijn nu eenmaal de barensweeën van de vooruitgang, filosofeert Aristoteles gelaten. In het beste geval duurt het maar een dag. Maar het kan ook wel eens een hele week worden.

Bijvoorbeeld toen hij rondliep met zijn "Aubevoka " oftewel voluit: Automatische Bevochtiger Voor Kamerplanten. En het resultaat valt dan meestal nog zwaar tegen ook. Die Aubevoka was een regelrechte flop.

Aristoteles bromt niet zonder leedvermaak in zijn snor: Parturiunt montes, nascitur ridiculus mus. Pierewiet snapt er geen fluit van. Zelfs als Aristoteles hem uitlegt dat het een wijs woord is van een Latijnse dichter en zoveel wil zeggen als

"Het sop is de kool niet waard " zegt hij laconiek: "Schudt het maar in mijn voerbakje voor als ik niets beters meer heb!"

Nee, veel begrip voor zijn ideeën vindt de wijze kater, zoals gewoonlijk, niet bij de nuchtere Pierewiet. Het is meer de lotsverbondenheid die hun onderlinge vriendschap bestempelt. Het is een verheven roeping, maar ook een grote verantwoordelijkheid, onder een dak te mogen wonen met een uitvinder!

Pierewiet heeft in dit geval dan ook een totaal andere kijk op de sikkeneurigheid van hun gemeenschappelijke baas. Een veel nuchterder kijk, gebaseerd op zijn subjectieve waarneming. Zijn kooi hangt niet voor niets pal voor het raam, en zijn beweeglijke oogjes houden alles in de gaten. En Pierewiet heeft de postbode aan een van de brievengleuven in de voordeur zien morrelen. Dat kan best eens verkeerd gevallen zijn. Want op dit punt is Tobias Krekelbaars uiterst gevoelig. Dat heeft de ervaring hem allang geleerd.

En Pierwiet heeft natuurlijk weer gelijk. Er is een brief in de verkeerde gleuf gegleden. Of eigenlijk in de juiste, maar dat is nu toevallig de verkeerde. Dat zit zo. Al jarenlang bestaat er een heftig meningsverschil, dat inmiddels het stadium van een vete heeft bereikt, tussen Tobias Krekelbaars en de directeur van het Mekkerense postkantoor: mijnheer Zegelaar als hij achter het loket zit, maar doodgewoon Arie als hij de post bestelt.

Standsverschil moet er zijn, meent mijnheer Zegelaar. En Arie is het daar roerend mee eens.

Het meningsverschil gaat over een brief die ieder jaar in de eerste week van december bij Tobias Krekelbaars dient te worden besteld. Geen brief van Sint Nicolaas, want daar gelooft zelfs Tobias niet meer in en daarmee heeft hij dan ook bij de indeling van de brievengleuven geen rekening gehouden. Nee, de bewuste brief vermeldt overduidelijk in sierlijke krulletters op de achterzijde als afzender: Tante Truus. Dus moet die brief volgens Arie in de op twee na onderste brievengleuf, genummerd 8. Maar nu heeft Tobias Krekelbaars, per aangetekende post en bij herhaling, aan Mijnheer Zegelaar doen weten dat een brief met als afzender Tante Truus, door Arie te bezorgen in de eerste week van december, onder de categorie "ongewenste post " ressorteert en in die hoedanigheid in de onderste brievengleuf, genummerd 10, dient te worden besteld.

Maar mijnheer Zegelaar heeft de heer Krekelbaars, eveneens per aangetekende post maar niet bij herhaling, laten weten dat hij zijn brievenbesteller Arie niet met dergelijke ingewikkelde afspraken kan belasten. Hij mag al blij zijn dat hij zijn personeel zoveel gevoel voor service heeft bijgebracht dat het rekening wil houden met zijn belachelijk tiengleufsysteem! Voor een uitvinder mag je best eens een uitzondering maken, maar hij moet ook weer niet teveel kapsones krijgen. En daarmee basta!

En nu is het inderdaad weer zover. De kraakwitte enveloppe met de beeltenis van hare majesteit precies drie millimeter van de boven- en zijkant van de rechter bovenhoek, het adres van de heer Tobias Krekelbaars in zwierige krulletters op precies de voorgeschreven hoogte en de afzender 'Tante Truus' op de achterzijde, is in de bus gegleden. Via gleuf 8 wel te verstaan. Volgens mijnheer Zegelaar in de juiste, maar volgens Tobias Krekelbaars in de verkeerde.

Bovendien heeft mijnheer Zegelaar de impertinente vrijpostigheid gehad de sierlijke adreszijde van de enveloppe te besmeuren met zijn hanenpoterig handschrift. Want tante Truus vertikt het ten enenmale het postcodenummer van de Dubbel-en-Dwarsstraat in Mekkeren te vermelden. Daarvoor vindt zij Mekkeren te klein en de faam van haar neef Tobias stekelbaars te groot.

Ook daar kan mijnheer Zemelaar zich mateloos aan ergeren, hetgeen aan de met rood potlood toegevoegde postcode duidelijk valt af te lezen.

Tobias heeft de bewuste en betwiste brief na lang aarzelen briesend uit het bakje achter gleuf 8 gehaald, zijn valdeur neergelaten, hem door gleuf 10 voor Ongewenste Post laten glijden, en zijn valdeur weer opgetakeld. Maar dat is natuurlijk niet de juiste weg. Het lijkt toch nergens op dat een uitvinder zijn eigen post moet bestellen om hem ordentelijk besteld te krijgen. Als hij daar maar eens iets op kon vinden!

Hij heeft al lang lopen piekeren over een zodanige perfectionering van zijn gleufsysteem dat een in de eerste week van december in gleuf 8 bezorgde brief automatisch in vakje 10 terecht zou komen. Maar dat is natuurlijk niet de oplossing van het probleem. Het gaat uiteindelijk om de gleuf, en niet om het vakje.

Ondertussen vervolgt Arie fluitend en welgemoed zijn dagelijks ronde en verheugt zich al op het geurige kopje koffie dat hem thuis te wachten staat. Hij is in zijn knollentuin. Zo’n malle uitvinder met zijn tien briefgleuven!

En Tante Truus is helemaal niet zo onaardig. Ze klemt regelmatig een dikke sigaar tussen de lippen van gleuf 8, als ze in huis is. En een sigaar van Tante Truus is een hele beste.

 

HOOFDSTUK DRIE.

Waarin wij kennis maken met enkele vernuftige uitvindingen van Tobias Krekelbaars.

Tobias begint weer wat te bekomen. Er straalt nu een zekere berusting van hem uit. Aristoteles mag weer behoedzaam rond zijn broekspijpen snorren, maar nog niet op zijn schoot springen. Hij voelt precies aan hoever hij kan gaan. Pierewiet fluit weer. Niet zo uitbundig, maar een beetje in mineur. Eigenlijk best fijn om eens wat melancholiek te fluiten, meen Pierewiet, maar het moet ook weer niet te lang duren.

Na drie dagen heeft Tobias de brief van Tante Truus toch maar uit het vakje achter gleuf 10 genomen. Hij heeft hem voorzichtig midden op de schoorsteen geplaatst, ongeopend, met de adreszijde naar de muur. Driemaal daags, ‘s morgens om 9, ‘s middags om 12 en ‘s avonds om 6 uur hurkt hij in yoga-houding voor de schoorsteenmantel en staart een half uur lang naar die twee fatale woorden: TANTE TRUUS.

Aristoteles zit naast hem en likt zijn hand. Pierewiet kan weer even zijn hoogste lied tierelieren, want Tobias is nu in een heel andere wereld: de wereld van Tante Truus. Hij ziet met de ogen van zijn geest Tante Truus die reeds haar koffers aan het pakken is. Tante Truus die met de antieke krultang haar haren friseert. Tante Truus die haar drie paar schoenen poetst tot ze blinken als een snotbel in de maneschijn. Tante Truus die met een pincet de borstelige haren van de wrat op haar kin rooit. Tante Truus die een laatste inspectietocht houdt langs al haar kraakheldere onroerende goederen. Tante Truus die haar aubevoka - een prille uitvinding van haar neef Tobias in werking stelt. Tante Truus die de voordeur van haar woning achter zich dichttrekt, de sleutel driemaal omdraait en met twee grote koffers in de taxi stapt, op weg naar het station.

Als dit laatste beeld van de afzender Tante Truus is uitgestraald, staat Tobias zuchtend op. Ook zonder dat hij de brief van Tante Truus heeft geopend weet hij precies wat er in staat. In de december-enveloppe zit namelijk nooit iets anders dan een met rozengeur geparfumeerde correspondentiekaart waarop vier woorden: ZOALS GEWOONLIJK . TANTE TRUUS.

Dat wil zeggen dat Tante Truus op 17 december, wat voor dag dat ook mag zijn, op het station te Mekkeren denkt te arriveren.

En nu is het 17 december 15.30 uur precies. Hoogste tijd om aanstalten te maken, realiseert Tobias zich.

Hij gaat op een onopvallend stoeltje zitten midden in de woonkamer, drukt op een knopje in de rechterarmleuning, en zie, de vloer onder de stoel gaat langzaam maar zeker omhoog.

Twintig centimeter boven de grond blijf hij even aarzelend hangen. Dat is geen storing in het mechanisme, maar een bewust ingebouwde onderbreking.

Want Tobias kent zichzelf. Hij weet dat hij zeer verstrooid en vergeetachtig is, vooral als hij uit een diepe concentratie komt. Nu kan hij nog in een mum van tijd op zijn schreden terugkeren.

Maar ditmaal is het niet nodig. De stoel glijdt met een zucht van verlichting verder. Bij de eerste lichte aanraking van zijn hoofd met het plafond opent zich een rond luik, afkomstig van een afgedankte onderzeeër, en dit herhaalt zich op de eerste verdieping. Dan is Tobias op de plaats van bestemming: een piepklein badkamertje achter het ronde raam tussen de trapjes van het geveltje.

Daar ontdoet Tobias zich van zijn schamele uitvindersplunje en stapt poedeltjebloot door een klein deurtje in een smalle hoge kabine. Daar draait hij aan een kraan en heerlijk warm water begint uit de vloer omhoog te borrelen, over zijn voeten, langs zijn knokige spillebenen, zijn rug, tot aan zijn tengere schouders. Hij kan nog amper het hoofd boven water houden.

Dan begint een automatische borstel het corpus van Tobias te bewerken en een mechanische scheerkwast brengt een fikse aromatische schuimlaag aan op zijn grijze, borstelige wangen. Scheren doet Tobias zich met een heel eenvoudig gilette-mesje. Dat zit hem wel een beetje dwars. Hij heeft namelijk wel eens een automatisch scheerkling ontworpen en geconstrueerd. Maar na een scheerbeurt heeft hij de rechten doorverkocht aan een houtzagerij voor het ontschorsen van boomstammen. Sindsdien behelpt hij zich maar weer.

Als het water in de zuiveringsinstallatie is teruggevloeid, en de heteluchtinstallatie hem helemaal heeft schoongeblazen, laat Tobias, nog steeds poedeltjenaakt, zich naar de eerste verdieping zakken. Daar haalt hij uit de linnenkast op de overloop kraakhelder ondergoed met lange pijpen en mouwen, dat hij ter plekke om zijn zuivere ledematen drapeert.

Dan zakt hij verder naar de begane grond, stapt uit zijn stoeltjeslift en hult zich in een grijze pofbroek, een wit overhemd met een grote blauwe strik en een sportief blauwgeruite sportcolbert.

Het is inmiddels 16.10 uur geworden en Tobias moet zich haasten. Want Tante Truus is precies, akelig precies.

Haastig loopt hij naar de tuinpoort van buurman Pruymelaer en komt er weldra weer uit met een uiterst merkwaardig vehikel: een fiets met een zijspan, oftewel een Kreba-Fiets. Dat is weer een van de vele uitvindingen van Tobias Krekelbaars die eigenlijk al achterhaald waren voor ze werden uitgevonden.

Ook hier hadden de barensweeën te lang geduurd, weet Aristoteles zich nog te herinneren. Maar Tante Truus wil daar niet van weten. Ze wil perse met de Kreba-Fiets van het station naar de bescheiden woning van haar neef worden vervoerd. En als het weer het ook maar een beetje toelaat wil ze er ook dagelijks een rijtoer mee maken door Mekkerens straten en dreven.

De politieagent van Mekkeren, Janus Pasop, krijgt al de bibberatie als hij het voertuig weer in het straatbeeld van Mekkeren ziet opdoemen. Er wordt dan van alle kanten getoeterd en gebeld, gefoeterd en gescholden. Maar vloeken doet men in Mekkeren niet. Daar is dominee Pruymelaer mordicus op tegen.

Maar Tante Truus zit triomfantelijk en doodgemoedereerd naar al die opgewonden haasthebbers te kijken en te wuiven. Ze strooit snoepjes en pepernoten voor de jeugd, omdat het toch nog zo’n beetje sinterklaastijd is.

Janus Pasop heeft alle verkeersreglementen en voorschriften al nageplozen om hetzij Tobias Krekelbaars, hetzij Tante Truus, hetzij elk van hen afzonderlijk of in combinatie te kunnen verbaliseren, maar tot nu toe zonder resultaat. De wet geeft namelijk geen uitsluitsel over de categorie waaronder de Kreba valt.

Moet het vehikel zich over de rijweg verplaatsen, of over het fietspad, of over het trottoir?

Tobias geniet het voordeel van de twijfel en verplaatst zich met zijn voertuig, al naargelang het hem uitkomt, over wegen en paden zonder zich te houden aan de schaarse verkeersborden in Mekkeren. Alleen aan de maximumsnelheid van 50 kilometer houdt hij zich stipt. Een dergelijke overtreding lijkt hem ook veel te vermoeiend.

Janus heeft het voertuig ook al meerdere malen aan een verkeerstechnisch onderzoek onderworpen. Maar alles bleek in prima conditie, vanaf de toeter, de witte spatborden, de rode reflectoren, tot zelfs de veiligheidsriem in het zijspan toe. Er bleek zelfs een brandblusapparaat in het zijspan aanwezig en ook een sigarenaansteker en een asbak.

Want Tante Truus rookt sigaren. Niet van die kleine damessigaartjes of als sigaar verklede sigaretten. Tante Truus rookt dikke havanna’s met wilde pluimen.

Ze rookt bij voorkeur als ze door Mekkeren toert en dan heeft de Kreba wel iets weg van een primitieve stoomlocomotief.

Tobias gaat nog even met een stofdoek over de niet roerende onderdelen van zijn voertuig, pompt de banden goed hard, werpt nog een vluchtige blik op zijn horloge, springt kwiek in het zadel en koerst richting station, waar hij punctueel om 16.40 uur zijn wagen parkeert.

Janus Pasop heeft zich al verdekt opgesteld om te kontroleren of hij het parkeerverbod niet wil overtreden. Maar hij moet onverrichterzake afdruipen.

Dat wordt me het weekje wel, bromt hij in zijn snor.

 

HOOFDSTUK VIER.

Waarin wij uitsluitend en alleen kennismaken met de raadselachtige Tante Truus, maar nu in levenden lijve.

De trein uit Pingeloord schuift met ruim drie minuten vertraging het stationnetje van Mekkeren binnen. Dat is een slecht voorteken, denkt Tobias. Daar kunnen alleen maar moeilijkheden ui voortvloeien. Dat kan alleen maar een noodlottige speling der techniek zijn of een betreurenswaardig menselijk falen.

Tobias weet niet aan welk van beide oorzaken hij de voorkeur moet geven. Een speling der techniek komt hem als uitvinder te na, maar een menselijk falen kwetst het geweten van zijn buurman en beste vriend dominee Pruymelaer.

Wat er ook van zij: Tante Truus zal niet berusten alvorens zij de oorzaak van haar ongewild tekort aan precisie heeft achterhaald. Zij laat zich niet ongestraft drie minuten van haar kostbare tijd ontfutselen.

Dit alles heeft Tobias nog ruimschoots kunnen overwegen in de vier minuten die hij op het perron heeft lopen ijsberen. Want de gedachten van uitvinders zijn altijd snel, en daarop vormen die van Tobias geen uitzondering.

De realiteit helpt hem spoedig uit de droom. Nauwelijks is de trein tot stilstand gekomen of er opent zich een eerste klas rookcoupé en door de smalle schuifdeur werkt zich een meer dan struise dame, of beter gezegd: zij wordt naar buiten gewerkt. Haar twee koffers worden haar weinig zachthandig achterna gesmeten. En terwijl het fluitje van de stationschef nog snerpt is de trein alweer vertrokken om zijn drie minuten vertraging in te lopen.

Tante Truus, want wie anders zou het kunnen zijn, staat met gebalde en opgeheven vuist de vertrekkende trein na te sputteren. De woordkeus die dit gebaar vergezelt is beschaafd, dat wel, maar bepaald niet vleiend en waarschijnlijk gericht aan de conducteur die haar zo hardhandig de coupé heeft uitgewerkt: Uilskuiken! Ongepelde garnaal! Gemarineerde pekelharing! Gepeperde oliebol! Gerookte hansworst! En nog meer van dergelijk fraais.

Tobias, zelf een man van weinig woorden, kent haar bloemrijke woordenschat, en het is een van de weinige eigenschappen waarom hij haar mateloos bewondert. Hij laat haar dan ook onbelemmerd uitrazen en brengt ondertussen haar bagage vast naar de Kreba.

Na vijf minuten is Tante Truus uitgeraasd. Zij beweegt haar arm met de gebalde vuist werktuiglijk naar beneden, ontspant haar vingers, draait zich een halve slag om, richt haar blik naar beneden en reikt haar zwartgeschoeide rechterhand naar de lippen van Tobias Krekelbaars, die er een weinig hartstochtelijke kus op drukt.

Daar zijn we dan weer, zegt Tante Truus. Je ziet er goed uit voor je doen, maar je hebt je schoenen niet gepoetst. En je haar is ook veel te lang. Dat past niet bij je leeftijd en bij je postuur. En breng me nu eerst maar even naar de stationschef.

Ook deze laatste woorden zijn in het verwelkomingsprotocol voorzien.

Tante Truus heeft op haar jaarlijkse treinreis van Pingeloord naar Mekkeren altijd wel iets beleefd of meegemaakt waarover zij zich heeft te beklagen. Vorig jaar heeft zij twee uur lang in een eerste klas rookcoupé moeten doorbrengen met een heer die het vertikte te roken en de hem door haar gepresenteerde sigaar botweg weigerde. Zoiets geeft natuurlijk geen pas. Als je in een niet-rookcoupé niet mag roken, dan is het toch logisch dat je in een rookcoupé niet niet mag roken. De stationschef heeft haar heilig beloofd dat hij haar klacht zou deponeren bij de spoorwegrecherche. Maar ze heeft er tot nu toe niets meer van gehoord.

Maar ditmaal zal zij voet bij stuk houden en niet rusten voor zij in het gelijk is gesteld. Want ditmaal ontwaarde zij op het traject tussen Rozengeur en Maneschijn een jong paartje - van beiderlei kunne zegt zij met nadruk tegen de verbouwereerde stationschef - dat onder het voorbijschuivend oog van de treinreizigers doodgemoedereerd lag te minnekozen in de spoorwegberm.

Tante Truus heeft toen onmiddellijk aan de noodrem getrokken, is

verontwaardigd de trein uit gestapt, heeft haar grootste en zwaarste koffer voor een van de wielen geschoven om de trein het verderrijden zonder haar te beletten, heeft het verbouwereerde stel eens flink de les gelezen, heeft haar koffer weer ter hand genomen en is weer opgelucht ingestapt.

Maar de conducteur die inmiddels reeds op de plaats des onheils was gearriveerd was niet voor rede vatbaar en heeft haar onverwijld geverbaliseerd. En toen zij tegensputterde heeft hij haar nog uitgescholden ook. Voor extremiste nog wel!

Dat neemt Tante Truus niet. Zij wil dat de zaak grondig wordt uitgezocht, ook al moet de onderste steen boven komen. Anders zal zij een lang geding aanspannen tegen die blaag van een conducteur. Want een kort geding lijkt haar voor zulk een onheuse bejegening van een dame volkomen ontoereikend.

Ziezo, dat is dan ook weer afgewerkt. Over zulke dingen moet je geen gras laten groeien, meent Tante Truus. En nu zeult Tobias aan de arm van Tante Truus naar de uitgang. Hij krijgt er altijd pijn van in zijn schouder, want de arm van Tante Truus houdt bijna op waar de zijne begint.

Hij is bovendien deze wijze van zich gezamenlijk voortbewegen niet gewend. Want Tobias is een verstokte vrijgezel. Soms neemt hij dominee Pruymelaer wel eens in de arm, maar dat is dan altijd figuurlijk.

Tobias is dan ook maar wat blij als Tante Truus zich vergenoegd in het zijspan heeft geïnstalleerd, de gordel om haar fraaie boezem heeft gedrapeerd en een verse havanna heeft ontstoken. Zij zit daar prinsheerlijk en triomfantelijk en schijnt alle ergernis opeens weer vergeten. Tobias zet zichzelf in het zadel, zijn voeten schrap, zijn borst vooruit en zijn pet op. Die pet draagt hij alleen als hij Tante Truus moet vervoeren. Daar staat Tante Truus op, ook al kombineert hij absoluut niet met zijn overige uitmonstering. Het is een roodgeruite pet met een grote klep, die Tante Truus in lang vervlogen dagen van een safari-vacantie in Centraal Afrika heeft meegebracht.

Sinds haar aanwezigheid daar heeft de wildstand zich duidelijk meer naar het noorden verplaatst en staat zij in een slecht blaadje bij het Wereld Natuurfonds. Maar daar ligt Tante Truus niet wakker van. Alleen vindt zij het spijtig dat haar sindsdien een visum voor Noord en Zuidafrika halsstarrig geweigerd wordt.

Tobias heeft de brede leren band aan de binnenzijde van de pet gevuld met ijsklontjes. Want vooral als hij Tante Truus vervoerd is het zaak zijn hoofd koel te houden. En het heeft nog een ander voordeel. Want als het water hem weldra in straaltjes langs zijn gezicht gutst denkt Tante Truus dat Tobias zich geweldig voor haar moet inspannen, en dan glundert zij des te meer.

Tante Truus is namelijk geweldig trots op haar lichaamsgewicht: 125 volledige kilogrammen wanneer zij in haar nachtgewaad op de weegschaal staat! Iedere zondagmorgen, na een formidabele ochtendplas, gaat zij op de weegschaal. En owee als er ook maar 100 gram zoek is geraakt!

Dan controleert zij eerst of zij haar gebit wel inheeft, haar pantoffels aan, haar bril op, haar oorknoppen in.

En als dit allemaal inderdaad het geval is en de schaal desondanks 100 gram te weinig blijft aangeven, zet zij het op een schransen. Dan vliegen de opdrachten voor de bakker, de slager en de kruidenier via de telefoon de deur uit en wrijft de Pingeloordse middenstand zich vergenoegd in de handen.

Maar als er een andere keer ook maar 100 gram teveel op de weegschaal staat controleert zij even nauwgezet of zij haar slaapmuts al afgezet heeft, haar peignoir niet aan heeft, geen twee zakdoeken in de zak van haar nachtpon heeft, en zelfs of zij het pepermuntje, dat zij van kindsbeen af voor het slapengaan in haar mond steekt, wel geheel heeft verwerkt.

En als ook dit alles in orde bevonden is vast zij net zo lang tot de illegale 100 grammen weer zijn afgevoerd. Want zo is Tante Truus: consequent tot het bittere einde.

Maar het vervoer van de 125 kilogram Tante Truus vergt van Tobias Krekelbaar veel minder inspanning dan Tante Truus vermoedt, Want hij zou geen uitvinder zijn als hij daar niet al lang iets op gevonden had. Aan een rubberen staaf, die onzichtbaar vanaf de achterkant onder de Kreba door naar voren loopt heeft hij een extra sterke en zware magneet verbonden. die zich precies twee centimeter voor de ijzeren voorbumper bevindt. Daardoor wordt de Kreba vanzelf aan-getrokken en zijn de trapbewegingen van Tobias meer schijn dan werkelijkheid.

Het op ieder gewenste moment tot stilstand brengen van het voertuig vormde aanvankelijk een veel groter probleem. Maar ook dat heeft hij vernuftig opgelost door de magneet met een handel 10 centimeter te laten zakken.

De geestelijke inspanningen van Tobias zijn dan ook aanmerkelijk groter en inspannender. Hij beslaat met zijn voertuig zoveel van de beschikbare straatbreedte dat er voor en achter hem een getoeter klinkt van jewelste.

Janus Pasop snelt op zijn dienstfiets van het ene kruispunt naar het andere om het verkeer in goede banen te leiden. En telkens als hij het Kreba-voertuig passeert werpt hij een vernietigende blik naar Tobias Krekelbaars.

Hij weet die blikken echter wel zo te werpen dat ze Tante Truus niet raken. Want Tante Truus kan bij hem een potje breken. Zij brengt leven in de brouwerij en doet daarmee indirect zijn promotiekansen stijgen.

Daar komt nog bij dat de intocht van Tante Truus dit jaar voor het eerst in de evenementenagenda van de regionale VVV is opgenomen. Tobias is daar des duivels om geweest. Daarom heeft hij op eigen kosten in heel de omtrek behalve in Mekkeren zelf, grote plakkaten laten aanbrengen met de niet mis te verstane tekst ' TANTE TRUUS KOMT NIET!'

Dit heeft kennelijk gewerkt als een rode lap op een stier. Bij honderdtallen zijn de toeristen en dagjesmensen naar Mekkeren gestroomd om deze wonderlijke intocht gade te slaan. Tante Truus is er helemaal beduusd van. Ze had nooit kunnen dromen dat zij in Mekkeren en ommelanden zo bemind en populair was.

Tobias slaakt een zucht van verlichting als hij eindelijk zijn Kreba voor de deur van zijn woning tot stilstand heeft weten te brengen.

Buurman Pruymelaer houdt met gebiedende stem en strenge blik de opdringende menigte in bedwang, tot grote ergernis van Janus Pasop. Hij klimt ‘s zondags toch ook niet op de kansel! Beseft dominee dan niet dat hij zo zijn promotie in gevaar brengt of misschien zelfs geheel op de lange baan schuift?!

Wat moet de burgemeester, zijn onmiddellijke superieur, er wel niet van denken als hij morgen via het plaatselijk nieuwsblad "De Mekkerende Geit" moet vernemen dat dominee Pruymelaer de orde moest handhaven. Daar zal hij met dominee nog eens een hartig woordje over moeten wisselen.

Ieder het zijne, meent Janus Pasop.

Ondertussen schrijdt Tante Truus, geflankeerd door Tobias en Pruymelaer, onbelemmerd als een vorstin over de valdeur de woning binnen.

 

HOOFDSTUK VIJF.

Waarin de zending van Tante Truus uit de doeken wordt gedaan en waarin het doopceel van Tobias Krekelbaars een weinig wordt gelicht.

Tante Truus heeft zich meteen na aankomst op haar kamer geïnstalleerd.

Het is de enige ruimte in het huis van Tobias die deze benaming verdient, ook al is die met de aanwezige meubels van Tante Truus ruimschoots gestoffeerd. Het is er kraakhelder, afgezien van een dikke laag stof op alle aanwezige meubels.

Over dit verschijnsel heeft Tobias zich al vaak het hoofd gebroken.

Hoe kan er in godsnaam zoveel stof komen in een kamer die het hele jaar hermetisch gesloten blijft? Want bij haar vertrek sluit Tante Truus de kamer zorgvuldig. En niemand, ook niet Tobias, heeft een sleutel van deze gewijde ruimte, behalve natuurlijk Tante Truus.

Tobias heeft haar koffers naar boven gesjouwd. Hij voelt zich daarbij als een martelaar die zijn eigen marteltuig naar de folterkamer moet brengen. Hij heeft ze aan weerszijden van de kamerdeur geplaatst, op het overloopje. Want ongenood mag hij zelfs geen stap over de drempel zetten.

Tante Truus heeft zich inmiddels verfrist, zichzelf aandachtig in de spiegel bekeken, en begint energiek als altijd aan de ontruiming van haar koffers. Ze heeft alles zo ingepakt en geordend dat de ontruiming weinig tijd en energie vergt.

Wat daar toch allemaal uit die koffer komt, dat houd je niet voor mogelijk.

Eerst een heel regiment stofdoeken, waarvan de bovenste meteen fanatiek wordt benut. Dan volgt een uitgebrijde garderobe, die meteen in de gestofte kast verdwijnt. En wat er nog allemaal méer tevoorschijn komt!

Drie kisten wilde havanna’s, een literfles eau de cologne, 12 rode en 12 witte zakdoeken, 3 bussen vim, 4 dweilen, 3 dozen groene zeep, een half dozijn sponzen, 3 zemelappen, twee ragebollen, een bezem, twee vegers, 3 inklapbare emmers, twee paar klompen, een paar rubberlaarzen, een weegschaal niet te vergeten en nog veel meer van dergelijke snuisterijen.

Tobias Krekelbaars is nu eenmaal een eenzame vrijgezel, een halve kluizenaar, die het niet altijd zo nauw neemt met de regels van orde en netheid. Roosje Pruymelaer doet wel eens een handreiking, maar ze heeft zelf een grote pastorie te verzorgen. En bovendien: daar komt ook maar praat van in de gemeente!

Morgen zal Tante Truus met hem de jaarlijkse ronde door zijn huisje maken, alle hoeken en gaten aan een grondige inspectie onderwerpen en aan de hand van haar bevindingen een gedetailleerd werkschema opstellen voor de komende dagen.

En vanaf overmorgen vliegen de stofwolken door alle ramen, spat het schuim je van alle kanten om de oren, roffelt de mattenklopper keer op keer, loopt Aristoteles overal in de weg en krijgt de ene trap na de andere, gaat Pierewiet noodgedwongen, maar niet met tegenzin een weekje logeren bij de Pruymelaers en sjouwt Tobias zich uit de naad om Tante Truus al haar instrumenten en benodigdheden na te dragen en aan te reiken. Dat zijn de hand en spandiensten die zij hem jaarlijks toevertrouwt.

Maar helemaal onder in de koffer ligt het schrikbeeld van Tobias Krekelbaars. Als dat er niet was zou de jaarlijkse bezoeking, in de dubbele zin van het woord, nog wel te verdragen zijn. Met een ietwat triomfantelijk-sadistisch trekje om haar mond ontvouwt Tante Truus een klein, bijna tot op de draad versleten persje uit en spreidt het zorgvuldig voor haar armstoel.

Dat is het matje waarop zij in de komende dagen haar neef Tobias herhaaldelijk ter verantwoording zal roepen over zijn handel en wandel in het afgelopen jaar.

Want Tobias is inderdaad een volle neef van Tante Truus, zelfs DE volle neef, want meer volle neven of zelfs halfvolle neven heeft het lot haar niet beschoren. Tante Truus staat dan ook officieel genoteerd als Geertruida Amalia Josephine Krekelbaars. En Tobias is de enige telg van wijlen haar broer Amadeus Krekelbaars.

Amadeus Qiuntus Rudolfus Krekelbaars was een merkwaardige figuur die als ontdekkingsreiziger door het leven ging en aan zijn einde kwam

Hij had zijn tijd niet mee, want alles wat er maar te ontdekken viel bleek al eerder ontdekt. Hij voer om Kaap de Goede Hoop, zette voet aan wal in Afrika, Amerika, Azië en Australië. Maar overal moest hij zijn paspoort laten zien.

Zijn enige echte ontdekking was een Japans geisha-meisje, dat hem haar hart en een zoon schonk, maar haar hart weldra terugnam en hem met zijn zoon liet voortdobberen.

Maar wat moet een ontdekkingsreiziger met een baby? Vader Amadeus vertrouwde hem toe aan de liefdevolle zorgen van zijn zus, ons aller Tante Truus, en vertrok met de noorderzon naar onbekende verten om nooit meer terug te keren.

 

HOOFDSTUK ZES.

Waarin wij iets meer te weten komen over het intieme leven en het wel en wee van Tobias Krekelbaars, Tante Truus, Aristoteles en Pierewiet.

De volgende morgen, reeds voor het krieken van de dag en het ochtendgloren, is Tobias Krekelbaars uit de veren. Maar of de morgenstond ook ditmaal goud in de mond zal hebben staat nog maar te bezien. Toch zijn er enkele gunstige voortekenen, meent Tobias.

Hij heeft de avond tevoren, gewoontegetrouw, de komst van Tante Truus gevierd met een glaasje boerenjongens en een spelletje eenentwintigen, waarbij hij maar liefst zeven cent heeft gewonnen, iets wat hem nog nooit is gelukt.

Zou Tante Truus toch een beetje aan het aftakelen zijn? Nu moet Tobias eerlijk bekennen dat hij zich voor het eerst van zijn leven op dit toernooi met de kaart heeft voorbereid, samen met dominee Pruymelaer. Want die zal er tijdens het werkbezoek van Tante Truus, willens nillens, ook aan moeten geloven.

Meester Barrevoets, zelf een fanatiek eenentwintiger, heeft hen de kneepjes van dit op het eerste gezicht zo simpele spel met een waarlijk engelengeduld trachten bij te brengen. Aan Tobias had hij een dankbare leerling, die op de duur zelfs enig plezier in het kaartspel leek te krijgen.

Maar met Pruymelaer was het boter aan de galg gesmeerd. Bij hem moest een welhaast pathologische afkeer van het kaartspel worden bezworen. Hoe vaak immers had hij niet van de kansel verkondigd dat het kaartspel een uitvinding van de duivel was!

Volgens dominee zijn de verdoemden in de hel veroordeeld tot een eeuwigdurend kaartspel: de overspelers houden zich onledig met harten-jagen, de sadisten met pesten, de schoolmeesters met eenentwintigen, de leraren met eenendertigen en last not least de uitvinders met jokeren.

Tobias is het daar vanzelfsprekend niet mee eens. Hij heeft er heel de bijbel op nageplozen, maar niets van dien aard kunnen vinden. Hij vindt het dus een welhaast ketterse en op zijn minst schismatieke opvatting van de overigens zo rechtzinnige Pruymelaer. Hij heeft zijn theologische bezwaren tegen deze opvatting dan ook duidelijk geformuleerd en aan zijn buurman schriftelijk doen toekomen.

In hoofdlijnen komt zijn verweer hier op neer:

A. Het kaartspel kan onmogelijk een uitvinding van de duivel zijn, aangezien uitvinden een typisch menselijk vermogen is dat door de schepper - zijn naam zij geprezen - slechts bij hoge uitzondering en aan enkele hoogbegenadigde personen wordt meegedeeld.

B. Het kaartspel kan onmogelijk in de hel worden beoefend, daar het :

a. door normale mensen als een aangenaam tijdverdrijf wordt ervaren en de hel in wezen een plaats van foltering en ongenoegen is.

b. onmogelijk is, gezien de onvoorstelbare hitte van het hellevier, zodanige kaarten te ontwerpen dat zij niet onmiddellijk zouden verbranden of verzengen.

C. Het is een aan blasfemie grenzende bewering dat uitvinders in de hel zich zouden kunnen bezighouden met wat dan ook, laat staan met jokeren. Hun soort is immers dermate dun gezaaid en uniek dat hun aanwezigheid in de hemel onmogelijk gemist kan worden.

D. Gezien het domine-rende karakter van de Satan en zijn trawanten, en gezien de voorstelbare aanwezigheid van tal van ketterse dominees in de onderaardse krochten ligt het meer voor de hand dat aldaar het domino-spel met verve en hartstocht zal worden beoefend.

Daar kan Dominee Pruymelaaer het voorlopig mee doen. En tot op heden is hij hem een repliek op zijn theologisch verweer schuldig gebleven.

Wel heeft hij bespeurd dat het licht op Pruymelaer’s studeerkamer de laatste dagen pas diep in de nacht werd gedoofd. Waarschijnlijk is hij aan het snuffelen in oude, stoffige en vergeelde folianten om zijn buurman vandaag of morgen met een lawine van argumenten te kunnen overstelpen.

Wie dan leeft, die dan zorgt, denkt Krekelbaars. En wie kaatst moet de bal verwachten.

De zeven gewonnen centen zijn dus nog geen steekhoudend argument voor de afkalvende geestvermogens van Tante Truus. Pas als zij ook tegen buurman Pruymelaer het onderspit zal delven kan men er een voorzichtige conclusie uit trekken.

Maar de nonchalance en gelatenheid waarmee zij hem zijn rechtmatig verworven winst heeft uitgeteld en hem zelfs, gemakshalve, drie cent fooi heeft gegeven versterkt zijn flauw vermoeden. De komende dagen zullen het uitbrengen! Daar zullen geen kraaien aan te pas komen!

Niet dat Tobias met leedvermaak zit te vlassen op de eventuele aftakeling van Tante Truus. Maar wel is hij er van overtuigd dat haar geestesvermogens zo ‘n intense hoogte hebben bereikt dat een lichte daling de mensheid in het algemeen, maar Tobias in het bijzonder, zeer wel ten goede zou kunnen komen.

Wat kan er niet allemaal omgaan in het uitgeslapen hoofd van een uitvinder op een vroege morgen in december.

Op zijn sokkevoeten sluipt hij nu naar de kamer van Tante Truus om zich te vergewissen of zij zich nog in de armen van Morfeus bevindt. Als hij zijn oor tegen het middenpaneel van de deur te luisteren legt kan hij aan het ritme van haar ademhaling, die bepaald niet geruisloos verloopt, het stadium van haar slaap vrij nauwkeurig bepalen. Af en toe bespeurt hij een lichte hapering tussen de aan-en afvoer van de luchtstroom. Ook het herhaald, zij het nog licht kraken van het antieke ledikant geeft hem de overtuiging dat Tante bezig is zich aan Morfeus‘ armen te ontworstelen.

Dat is opschieten geblazen. De gastvrijheid eist nu eenmaal een zware tol van hem.

Gelukkig heeft hij gisteravond de tafel in de kamer al ontruimd en gedekt met een van de twee damasten tafellakens die hij rijk is, zijn eigen driepersoons porseleinen ontbijtservies en het massief zilveren bestek dat Tante Truus haar broer Amadeus destijds bij zijn huwelijk ten geschenke heeft gegeven.

Tobias laat niet zonder enige voldoening en trots zijn blikken over dit voor hem zo zeldzaam huiselijk tafereel weiden. Hij heeft in de loop der jaren al heel wat bijgeleerd.

Hij herinnert zich maar al te goed hoe hij eens uit pure onkunde een ietwat vergeeld beddelaken over de ontbijttafel had gespreid. Dat zal hem niet meer overkomen. Zelfs het porseleinen vaasje met het rode miniroosje, waar Tante zo op gesteld is, ontbreekt niet. Nee, vanmorgen kan hem, redelijkerwijs, nauwelijks nog iets overkomen.

Het water begint behaaglijk te zingen in de fluitketel en de twee eitjes liggen genoeglijk te wiegelen en te rollebollen in het steelpannetje.

Pierewiet is al lang wakker en zingt zijn hoogste lied. Hij weet dat nu weldra het uur is aangebroken dat hij mag gaan logeren bij dominee Pruymelaer. Dat wordt weer smikkelen en smullen.

Want Roosje Pruymelaer, de echtgenote van dominee, wil absoluut niet dat hij heimwee krijgt. Hij mag dan in de grote koperen kooi bij Tjieletjap, de Japanse nachtegaal die dominee destijds als zendeling uit de Minahassa heeft meegebracht. Dan kunnen ze hun zangtalent weer eens aan elkaar toetsen. Pierewiet vindt dat bij hem de hogere registers beter tot hun recht komen, maar in de lagere regionen en de tremolo’s moet hij in Tjieletjap duidelijk zijn meester erkennen, ondanks diens respectabele leeftijd.

Aristoteles heeft zich weemoedig teruggetrokken in een hoekje achter het gordijn en speelt bijna achteloos met de neerhangende kwast. Hij mag Tante Truus niet, en dat gevoelen is duidelijk wederkerig. Hij kan zich de komende dagen het best maar zo weinig mogelijk laten zien.

En Tobias moet zijn gehechtheid aan zijn zwarte huisvriend voorlopig maar zo goed mogelijk zien te verdoezelen. Driemaal daags zal hij de katermaaltijd heimelijk op het vaste plekje achter het gordijn schuiven. En Aristoteles zal hem behoedzaam, zonder smakken, naar binnen zien te werken. Wat het oog niet ziet deert het hart niet, denkt Aristoteles.

Wat krijgen we nou? Plotseling klinken de heldere tonen van het bekende refrein " Word wakker, word wakker, word wa-a-akker " vanuit het keukentje. Het begint heel zachtjes, neemt in sterkte toe tot het weldra bijna oorverdovend door heel het huisje galmt.

Boven zijn hoofd hoort Tobias driemaal een luide geeuw en het geschuifel van maagdelijke voeten die op de tast naar pantoffels zoeken. Hij neemt de fluitketel, die nog een laatste wa-a-akker stamelt, van het petroleumstel en giet het water op de koffiepot. Met enig afgrijzen weliswaar, want Tante weigert zelfs haar nuchtere maag met thee te bezoedelen.

De geluiden boven hem worden nu steeds duidelijker en angstaanjagender, zeker voor een man voor wie het alleen zijn tot een tweede natuur is geworden. Het zijn vooral watergeluiden in verschillende variëteiten, die al naar gelang hun aard vergezeld gaan van klateren, zuchten, proesten en gorgelen.

Binnen 5 minuten daalt de rijzige gestalte van Tante Truus, gehuld in een donkerblauw-fluwelen ochtendmantel de trap af en vult de opening van de kamerdeur.

 

HOOFDSTUK ZEVEN.

Waarin Tante Truus zich van haar beste kant laat zien, en grote gebeurtenissen hun schaduw vooruitwerpen

Het ontbijt, voorafgegaan door drie minuten ochtendgymnastiek en tien minuten yoga, is bij Tante Truus in goede aarde gevallen. Zij houdt van een stevig fondament en heeft een broertje dood - als zij dit zegt welt er een traan op in haar oog - aan de broze schepseltjes die op de prille ochtend hetzij niets, hetzij een flinterdun sneetje, magere kwark of confiture tot zich nemen. Daar valt in het productieproces niets van te verwachten, meent Tante Truus, daar dezulken nauwelijks de energie kunnen opbrengen hun gemanicuurde handen uit de mouwen te steken.

Tobias heeft goed gezorgd. Haar jarenlange eenweekse opvoeding blijkt eindelijk vrucht af te werpen en effect te sorteren. Het eitje was precies in de prik, het beschuitje met paarderookvlees knapperig en hartig, het sneetje Mekkerens bruin met geitekaas ditmaal niet muffig, de krentenbol vers en van precies voldoende zuidvruchtjes voorzien. Daar kan ze tot het noenmaal voldoende energie uit putten.

Alleen de koffie had een tikkeltje robuuster en van een evenwichtiger melange mogen zijn. Daar zal ze hem vandaag of morgen terloops over moeten onderhouden.

Tobias weet niet wat hem overkomt. Zo gezellig en knus heeft hij met Tante nog nooit getafeld. Ze heeft zelfs niet met haar hand onder het tafellaken gestreken om de illegale aanwezigheid van stof te constateren.

Maar het ontbijt is nog niet volledig. Tobias heeft Tante Truus uit een van de cederhouten kistjes een dikke havanna aangeboden, en zelf uit een vijf maten kleiner kistje een cigarillo opgestoken.

Dit is een van de kleinere kwellingen die het jaarlijkse bezoek van Tante pleegt mee te brengen: hij moet en zal haar ook in het roken gezelschap houden. Hij heeft al eens een boekje over de schadelijke effecten van het roken quasi nonchalant in de kamer laten slingeren, maar de volgende dag was het spoorloos verdwenen en vervangen door een grote kist sigaren. Hij mag, eerlijk gezegd, nog van geluk spreken dat hij niet tot de wilde havanna veroordeeld is.

Het is inmiddels kwart over zeven geworden en het nieuwsblad De Mekkerende Geit is in de bus gegleden, en wel in gleuf 1 zoals het hoort.

Tobias heeft popelend op dit moment zitten wachten. Nu is het lang verbeide moment aangebroken waarop hij Tante een van zijn laatste uitvindingen kan demonstreren. Daar hangt voor hem veel van af.

Want, onder ons gezegd, Tobias heeft nog geen middel ontdekt om van de wind te leven. Hij wordt in hoge mate gesponsord, om dit fraaie woord ook maar eens te gebruiken, door niemand minder dan Tante Truus. Hoe simpeler, eenvoudiger en onpractischer zijn vindingen zijn, des te dieper pleegt zij in haar buidel te tasten. En wat dat betreft kan er met deze uitvinding alleen maar eer worden behaald.

Zonder dat Tante het merkt draait hij aan het wieltje van een handboor, dat hij stevig onder het tafelblad heeft bevestigd. En zie, De Mekkerende Geit komt keurig in de vouw over een onzichtbaar dunne vislijn vanuit gleuf 1 de kamer binnengegleden, terwijl het kastje met een koekoekgeluid dichtklapt, tot juist binnen handbereik van Tante Truus.

Tobias heeft de lange slungel van een krantenjongen wel uiterst precieze instructies en aanwijzingen moeten geven hoe hij de krant precies in de gleuf moet wurmen om het gewenste resultaat te bereiken. Er zijn dan ook heel wat mislukte pogingen aan voorafgegaan. Het zweet parelt hem op dit kritieke moment dan ook niet voor niets op zijn voorhoofd.

Tante Truus is er helemaal van ondersteboven. De sigaar is van de weeromstuit op haar ontbijtbordje geploft.

Tobias glundert. Als Tante zich weer hersteld heeft kijkt zij haar neef met mateloze bewondering aan, diept haar chequeboek uit haar handtas en schrijft een zo te zien astronomisch getal met veel nullen op een van de blaadjes, dat zij Tobias toeschuift. Tobias weet hoe het hoort. Hij bergt het kleinood, onder dankbetuiging, in zijn portefeuille en zal het ingevulde bedrag pas na Tante’s vertrek bekijken.

Maar hij maakt zich geen al te grote illusies. Hij kent Tante’s principiële hardnekkigheid om geldbedragen, hoe laag of hoog dan ook, in centen te noteren. Want volgens haar is de cent de enige officiële munteenheid.

Guldens, kwartjes, dubbeltjes en stuivers bestaan voor haar eigenlijk evenmin als papieren valuta. Slechts omdat zij anders regelmatig met een kruiwagen op en neer naar de bank zou moeten laat zij de circulatie van deze valuta oogluikend toe. Maar het is en blijft een concessie aan de menselijke zwakheid. En daarmee basta!

Zeker is dat Tobias op korte termijn een tegenbezoek aan Tante Truus zal moeten brengen om een Krekratrali , een Krekelbaars Kranten Transport Lijn, in haar Pingeloordse woning te installeren. En Tante zal dan weer talrijke koffievisites en soirees organiseren om de loftrompet op haar neef te steken en de krekratrali aan de man te brengen.

Deze keer mag hij echter zeker niet vergeten in de kleine lettertjes van het garantiebewijs zeer nadrukkelijk te vermelden dat niet-functioneren bij onoordeelkundig gebruik niet ten laste van de uitvinder mag worden gebracht. Want hij herinnert zich naar al te goed de trammelant die hij met die slungel van een krantenjongen heeft gehad.

Tante is weer tot de alledaagse realiteit teruggekeerd. Zij heeft de krant van de draad geplukt en deze aan Tobias overhandigd. Hij weet wat hem te doen staat. Tante wil uitvoerig en gedetailleerd geïnformeerd worden over het wel en wee van de Mekkerense gemeenschap, die haar in de loop der jaren zo dierbaar geworden is. En aan Tobias valt de eervolle maar verantwoordelijke taak te beurt haar dit in geuren en kleuren uit de doeken te mogen doen.

Tante Truus is nieuwsgierig, maar wel zeer selectief in haar nieuwsgierigheid. Zij interesseert zich slechts voor het nieuws dat zich voordoet op de plaats, waar ook ter wereld, waar zij zich toevallig bevindt.

Daarom heeft zij zich ook, op haar expedities in Afrika , bekwaamd in het communicatiesysteem van de tamtam, op haar talrijke cruises over de wereldwateren in het gebruik van het morse-systeem, en op haar reizen door de landen van de klassieke oudheid zelfs in het ontcijferen en lezen van spijkerschrift en hiëroglyfen.

Van Tobias verwacht zij dan ook dat hij haar het Mekkerense nieuws. al naargelang de aard, op de juiste toon en in de vereiste tongval voorleest.

De voorpagina interesseert haar slechts in zoverre het de keerzijde is van pagina twee, waarop de bloem van het plaatselijk nieuws is bijeengebracht.

Tobias begint met de jobstijdingen, meestal overlijdensberichten, die een zeer speciale intonatie vergen en een omfloerst stemgeluid. Hij weet uit ervaring dat Tante het diepst ontroerd wordt door het verscheiden van oude tot zeer oude mensen, in elk geval boven haar jaren, en dat binnen deze categorie de vrouwen bij haar deernis wekken, vooral die vrouwen die tot het einde hunner dagen in hun maagdelijke staat hebben volhard.

Daar heeft zij zo haar eigen gedachten over, die zij soms tracht te wisselen met dominee Pruymelaer. Maar die heeft er nooit van terug.

Tobias heeft geluk. Het zit hem ook allemaal mee vandaag. Er heeft slechts een Mekkeraer van het mannelijk geslacht, en niet eens een echte inboorling, op de onbeduidende leeftijd van 47 jaar het tijdelijke met het eeuwige verwisseld.

Hij wordt diep betreurd door zijn vrouw, twee kinderen en een kleinkind - dus dat is goed geregeld en daar hoeft Tante zich geen zorgen over te maken - en hij zal Deo volente op donderdag ter aarde worden besteld.

Tante is matig ontroerd. Zij plengt een met moeite opgewelde traan op het derde ontbijtbordje , dat nog ongebruikt op tafel staat ter nagedachtenis van haar diepbetreurde broer Amadeus Krekelbaars, wiens verbleekte botten waarschijnlijk ergens op de bodem van de oceaan rondwentelen en tevergeefs een laatste rustplaats zoeken.

Ach, dat ook tot haar, als tot wijlen Penelope, Athena mocht afdalen in de gedaante van Mentor om haar te bemoedigen en van het tegendeel te overtuigen. Zij kan zich echter troosten met de gedachte dat haar megaron in elk geval verschoond is gebleven van de smadelijke schare verwaten vrijers.

Na een minuut stilte mompelt zij halfluid, maar nog goed verstaanbaar: "God hebbe zijn ziel en de duvel zijn klompen". Dat is voor Tobias het teken dat hij zijn lezing kan vervolgen. En wat ziet zijn oog? Tussen de doorregen speklapjes van slager de Vet en de brioches van Bakker Stofmeel staat over een breedte van maar liefst twee kolommen een grote kop :TANTE TRUUS GEARRIVEERD. GROTE VERKEERSCHAOS IN MEKKEREN.

Daar zal Tante Truus van opkijken. Het is een kolfje naar haar hand en koren op haar molen. Want tante is graag in de publiciteit. Zolang er nog over je gesproken en geschreven wordt hoor je er nog bij, pleegt zij te redeneren. Dit zou haar hele werkbezoek wel eens tot een feest kunnen maken! Zou hij het er dit jaar dan toch zonder reden tegen opgezien hebben?

Hij schraapt zijn keel en leest met plechtige stem:

Onder grote publieke belangstelling is mevrouw Gertruda Krekelbaars, beter bekend als Tante Truus, voor de 25e keer in Mekkeren gearriveerd om haar neef, onze geëerde medeburger Tobias Krekelbaars, met haar jaarlijks bezoek te vereren.

Zij werd op het station hartelijk begroet door haar neef en vervolgens per Krebafiets, een uitvinding van de heer Krekelbaars, naar diens woning aan de Dubbel-en-Dwarsstraat vervoerd.

Ondanks de vele plakkaten met de leugenachtige tekst TANTE TRUUS KOMT NIET, die gewetenloze onverlaten tot in de verre omtrek van Mekkeren hadden aangebracht en waarnaar de politie een onderzoek instelt, waren honderden toeristen naar Mekkeren gestroomd om de intocht van Tante Truus gade te slaan.

Adjudant Pasop van de plaatselijke politie had dan ook zijn handen meer dan vol om het verkeer in goede banen te leiden en het enthousiaste publiek in toom te houden.

Voor de woning van Tobias Krekelbaars was de belangstelling zo overweldigend dat adjudant Pasop de assistentie moest inroepen van Dominee Pruymelaer. Door een voorbeeldige samenwerking van de geestelijke en wereldlijke overheid kon Tante Truus zonder kleerscheuren en lichamelijk letsel de woning van de befaamde uitvinder betreden.

In verband met haar 25e werkbezoek aan Mekkeren zal het MBK (Mekkerense Blaas Kapel ) in Eer en Deugd onder leiding van meester Barrevoets haar zaterdagnamiddag aanstaande om 17 uur een serenade brengen.

Naar wij uit gewoonlijk welingelichte bron vernemen zal in de eerstvolgende Mekkerense gemeenteraadsvergadering het voorstel worden ingediend Tante Truus te versieren met de legpenning in zilver van de gemeente Mekkeren en haar het ereburgerschap voor het leven toe te kennen.

Tobias durft na de lezing nauwelijks zijn blikken in de richting van Tante Truus te werpen om haar reactie te registreren. Zij is volledig in extase. Haar sigaar is er van gedoofd. Wat een schatten van mensen, wat een schatten, mompelt zij wel tien keer achter elkaar.

Maar dan tapt zij plotseling uit een heel ander vaatje. Je verdient het eigenlijk niet dat je hier mag wonen, zegt ze streng. Op, aan de arbeid. Wij zijn reeds ruimschoots over tijd.

En de daad bij het woord voegend begeeft zij zich naar haar appartement, Tobias vertwijfeld achterlatend bij de povere restanten van het petit dejeuner.

 

HOOFDSTUK ACHT.

Waarin Tante Truus haar zending begint met een nauwkeurige inspectie van have en goed, Tobias op het matje wordt geroepen en Janus Pasop lont begint te ruiken

Terwijl Tobias de tafel ontdekt en zich in het keukentje aan de afwas begeeft voltrekt zich in de kamer van Tante Truus een ware metamorfose. Tante Truus steekt zich in een donkerblauw mantelpak met witte biezen, waaronder een witte blouse met effen blauwe stropdas. Haar hoofd bedekt zij met een blauwe baret. Deze uitmonstering geeft haar het cachet van onverbiddelijke gestrengheid, dat geheel in overeenstemming is met het eerste deel van haar precaire zending: het controleren van de boeken en het inspecteren van de inboedel van haar neef Tobias.

Als zij zich voor de spiegel overtuigd heeft van haar indrukwekkend en martiaal voorkomen neemt zij het kloeke besluit haar inspectietocht te beginnen. Daartoe geeft zij met de punt van haar degelijk-ouderwetse paraplu drie tikken op de vloer.

 

Tobias is juist klaar met de vaat. Hij neemt drie schriften uit de la van zijn bureau en rept zich naar boven. Na drie bedeesde tikken op de deur van Tante Truus en een krijgshaftig " Binnen " van de andere kant zet hij schoorvoetend zijn eerste schreden over de drempel. Hij weet als geen ander wat men onder drempelvrees verstaat en hoe moeilijk het is deze te overwinnen

Tante zit kaarsrecht in het volle besef van haar waardigheid in haar grote lederen fauteuil. Aan het voeten ligt het matje gespreid.

Tobias plaatst zich daarop met knikkende knieën en neergeslagen ogen en overhandigt Tante Truus zijn drie geschriften, zijnde:

  1. zijn huishoudboekje( met groene kaft, en enige vetvlekjes)
  2. zijn kasboekje ( met belasting-blauwe kaft )
  3. zijn uitvindingenboekje ( met rode kaft )

Tante neemt ze zwijgend in ontvangst, bergt ze voorlopig in de bovenste lade van haar sécretaire, om ze te zijner tijd met aandacht te bestuderen

Maar nu is er werk aan de winkel. De inspectietocht langs de bezittingen van Tobias Krekelbaars gaat beginnen.

Op een wenk van Tante Truus gaat Tobias haar voor, opent met een buiging de deur om haar vrije en onbelemmerde doorgang te verlenen, en sukkelt dan als een trouwe maar gelaten hond achter haar aan naar het eerste object van inspectie: de linnenkast op de overloop.

Tobias opent de beide deuren van de kast wagenwijd.

Zo op het eerste gezicht lijkt de linnenkast een schoolvoorbeeld van netheid en orde. Zij geurt naar lavendel en marjolein, een combinatie waarvan Tobias weet dat zij de neus van Tante behaaglijk prikkelt.

Verdeeld over vijf planken zijn de volgende aanduidingen aangebracht in sierlijke letters, die de gewijde hand van buurman Pruymelaer verraden.

plank 1: ' Tafellakens, servetten, vinger doekjes e.d.'

plank 2: ' Handdoeken , theedoeken, washandjes, vaatdoeken e.d.'

plank 3: ' Overhemden d.d.w., overhemden z., zakdoeken w., zakdoeken b.'

plank 4: ' Onderbroeken l.p., onderbroeken k.p., hemden l.m., hemden z.m.'

plank 5: ' Diversen.'

Voor de niet al te intelligente lezer wien dit verhaal per ongeluk in handen zou vallen volgt hier de betekenis der codes achter het vermelde linnengoed:

e.d. = en dergelijke , d.d.w = door de weeks , z. = zondags , l.m. = lange mouw , l.p. = lange pijp , k.m = korte mouw , l.m. = lange mouw , w. = wit , b. = bont.

Maar de schijn is vaak bedrieglijk. Tante Truus laat zich dan ook niet door uiterlijk vertoon van orde en netheid om de tuin leiden. Zij weet uit ervaring dat er kaf onder het koren schuilt en dat de vlag niet altijd de lading dekt.

Een voor een laat zij de stapeltjes naar haar kamer transporteren. En terwijl Tobias de vrijgekomen plaats met een stofdoek te lijf gaat onderwerpt zij ieder stuk aan een grondige inspectie. Het eerste onderzoek is een sortering op soort. En jawel hoor. Er liggen twee onderbroeken l.p. tussen de hemden l.m., vijf zakdoeken w. tussen de bonte soortgenoten, en een overhemd z. was zo verschoten dat het allang naar de afdeling d.d.w. had dienen te verhuizen.

En een stofdoek tussen de servetten geeft natuurlijk helemaal geen pas.

Alle aangetroffen fouten en abuizen worden door Tante nauwgezet verbeterd, maar ook aan de debetzijde van haar bevindingen genoteerd.

Een tweede onderzoek geldt de staat van onderhoud.

Alle hemden en vooral overhemden worden gecontroleerd op het vereiste aantal knopen, de sokken, die het leeuwendeel van de plank diversen uitmaken, op eventueel aanwezige gaten en vooral de onderbroeken worden omstandig tegen het licht gehouden om eventuele slijtage aan het kruis tijdig te constateren. Tobias zitvlak is namelijk aan de knokige kant en vooral de verplichte excursies met de Kreba geven een zodanige wrijving dat zelfs de beste kwaliteit broek daar niet tegen bestand is.

Hij vindt het dan ook hoogst pijnlijk en onredelijk dat Tante hem jaarlijks op het matje roept, speciaal om hem de snelle slijtage van zijn kruiswerk te verwijten, zonder zich ooit in de oorzaak ervan te verdiepen. En ook zonder de hand in eigen boezem te steken, waarvan zij toch ruimschoots voorzien is, en die toch het meest voor de hand ligt.

In een persoonlijk gesprek met zijn raadsman Pruymelaer heeft hij dit pijnlijke onderwerp wel eens ter sprake gebracht. Pruymelaer schrijft het toe aan een primitief fetisjisme, dat hij in de Minahassa ook heeft aangetroffen en raadt hem aan zijn kruis gelaten te dragen.

Ook bij deze controle worden alle feilen gecontroleerd en de nog te restaureren exemplaren op een apart stapeltje gelegd. Die mag Tobias straks in hoogsteigen persoon naar Wiesje Barrevoets, de echtgenote van meester Barrevoets, gaan brengen ter reparatie.

Ook dat maakt deel uit van zijn jaarlijkse beproeving. Dat van die knopen is nog tot daar aan toe. Maar voor dat kruiswerk geneert hij zich niet weinig.

Terwijl Tobias en Tante Truus de ene kast na de andere onder handen nemen, Aristoteles van de gelegenheid gebruik maakt om zijn poten te strekken, Pierewiet zich afvraagt wanneer hij nu eindelijk eens mag gaan logeren, wordt er in Mekkeren nóg iemand op het matje geroepen.

Burgemeester Warbol is briesend over het verslag in de Mekkerende Geit, en met name en vooral over het feit dat Janus Pasop de hulp van Dominee Pruymelaer heeft moeten inroepen om de orde te handhaven.

Janus Pasop krijgt de volle laag en niet eens de gelegenheid om zijn lezing van het gebeuren uit de doeken te doen.

Ook het feit dat hij het raadsel van de illegale 'TANTE TRUUS KOMT NIET' -affiches nog niet heeft weten op te lossen, en zelfs nog geen vorderingen weet te melden in het onderzoek, wordt hem hoogst kwalijk genomen. Hij kan zijn eventuele bevordering voorlopig het best maar op zijn buik schrijven, briest Burgemeester Warbol.

Janus Pasop is des duivels.

Daar zal die schijnheilige Pruymelaer van lusten, Dat onderkruipsel om hem zomaar zijn bevordering door de neus te boren!

Hij passeert op zijn dienstfiets juist de drukkerij van De Mekkerende Geit .

En terwijl hij uit barre onmacht en passant zijn vuist balt krijgt hij opeens een helder idee. Die affiches moeten ergens gedrukt zijn!

Wis en waarachtig., die plakkaten kunnen bijna alleen maar van de persen van De Mekkerende Geit zijn gerold, want andere drukkers zijn er in de verre omtrek niet te vinden.

Resoluut en vastberaden deponeert hij zijn dienstfiets tegen de voorpui van de drukkerij en stapt en stapt kordaat naar binnen.

Hij valt met de deur in huis, haalt met plechtstatig vertoon zijn politiepenning tevoorschijn en eist meteen directeur Inktlap te spreken.

Deze staat juist met glunderend gezicht zijn geruchtmakend artikel over de komst van Tante Truus te herkauwen. Het is een journalistiek hoogstandje, vindt hij persoonlijk.

" Wat is er van je dienst, Janus ".vraagt hij gemelijk .

"Pardon, mijnheer Inktlap, ik ben hier wèl in functie " zegt Janus, terwijl hij een hoge borst opzet. " In wiens opdracht heeft U die Tante Truus-affiches gedrukt dan wel laten drukken? "

Maar Inktlap laat zich niet overbluffen en zegt resoluut " Ik heb geen affiches gedrukt of laten drukken, en als ik het wél gedaan had of laten doen had je er nog geen moer mee te maken.

En als ik jou was zou ik in het vervolg je fiets maar op slot zetten of laten zetten, want ik zie er juist iemand mee vandoor gaan."

Dat is de beste manier om Janus Pasop de deur uit te werken.

Met zijn dienstpistool in de aanslag rent hij de deur uit. Zijn fiets is weg en de booswicht is in een velden of wegen te bekennen.

Wat een dag, wat een dag jammert Janus. En voor het eerst in zijn leven speelt hij met de gedachte vervroegd pensioen te vragen.

Wat Janus Pasop nog niet weet is dat Burgemeester Warbol de enige plaatselijke dienstfiets van zijn adjudant onbeheerd en ongesloten tegen de voorpui van De Mekkerende Geit heeft aangetroffen, zich onversaagd in het zadel heeft geworpen om het gemeentelijk bezit veilig te stellen, en inmiddels bezig is een uitvoerig rapport te schrijven aan het ministerie van justitie over het laakbaar en onvoorbeeldig handelen van Adjudant Pasop. Dat zal hem duur te staan komen!

Wanneer adjudant Pasop dan ook bedremmeld en met hangende pootjes de ontvreemding dan wel diefstal van zijn dienstfiets komt melden, en bovendien bij hoog en bij laag beweert dat hij het gemeentebezit in gesloten toestand heeft achtergelaten bij gelegenheid van een politioneel onderzoek tegen de voorpui van De Mekkerende Geit, voegt burgemeester Warbol bovendien nog de kwalificatie " leugenachtig" aan zijn toch al vernietigend rapport.

En daarmee lijken de dagen van Janus Pasop in Mekkeren geteld.

 

HOOFDSTUK NEGEN

Waarin Tante Truus haar inspectie afrondt en Tobias het rapport van haar bevindingen overhandigt. Een gezellig avondje met de familie Pruymelaer. En waarin Janus Pasop zich tracht te rehabiliteren.

Tante Truus houdt zich punctueel aan haar schema.

Na de linnenkast komt nog voor de middag de porseleinkast aan de beurt. Dat is het kleinste, maar ook fijnste meubelstuk van de huisraad van Tobias Krekelbaars. Een oud familiestuk waarop in gothische letters te lezen staat: "Voorsichticheit is des porseleinkasts moeder."

De kopjes, schoteltjes, borden, bordjes, botervlootjes en wat dies meer zij worden nauwkeurig bekeken, geteld en vervolgens in een sopje van hun stoflaag bevrijd. Er ontbreekt niets, maar het geoefend oog van Tante Truus heeft wel ontdekt dat twee pruisisch-blauwe schoteltjes door gelijksoortige exemplaren van veel jongere datum en inferieure kwaliteit zijn vervangen. Waarvan aantekening. Tobias kan dan wel menen dat zij een dagje ouder wordt, maar hij misrekent zich aan haar gezichtsvermogen, Daar is nog nooit een oogarts, laat staan een bril aan te pas gekomen!

Het noenmaal gebruiken Tante Truus en Tobias ditmaal in de Stationsherberg. Tobias heeft de verschillende etablissementen waar hij met Tante denkt te dineren ruimschoots tevoren opgebeld om hen in de gelegenheid te stellen iets naar Tantes smaak te kunnen opdissen.

Want het komt buiten de zomermaanden maar zelden voor dat iemand van de Mekkerense horecafaciliteiten gebruik wenst te maken. Tobias heeft de diverse gerants geadviseerd in elk geval een Mekkerense specialiteit, of die nu bestáat of niet, op de kaart te zetten, en die specialiteit bij voorbaat in éen grote en éen kleine portie te bereiden en serveren.

Zodoende heeft hij, in gezelschap van Tante Truus en op haar kosten, in de loop der jaren genoten van een steak Mekkerien, haricots Mekkeriens, en Mekkerense chèvre. Want verder reikt de fantasie van de plaatselijke hoteliers niet

Het vervoer vice versa gaat natuurlijk per Kreba, zodat dit vaste onderdeel van het dagelijks programma en passant is afgewerkt.

Na een korte middagpauze, die Tante benut om een uiltje te knappen en onder het genot van een verse havanna de boeken van Tobias te controleren, gaat de inspectietocht verder langs de kleerkast, de keukenkast en de gereedschapskast. Tante kan op haar inventarisatielijsten precies nagaan wat er was en wat er is.

En wat er dus ontbreekt, en er haar neef tekst en uitleg van vragen, alvorens zij hem met een royaal gebaar in staat zal stellen het ontbrekende aan te vullen. Want waar gewerkt wordt vallen nu eenmaal spaanders.

Na de avondboterham, waarbij slechts weinig woorden worden gewisseld,

trekt Tante Truus zich terug in haar domein.

Na een kwartier reeds hoort Tobias de drie beruchte tikken van de paraplu.

Het is zover. Bedremmeld en schuldbewust plaatst hij zich op zijn knieën op het matje aan de voeten van Tante Truus.

Na een algemene inleiding, waarin Tante Truus hem uitmaakt voor een wereldvreemde snoeshaan, een zorgeloze bon-vivant, een verstrooide professor, een ontaarde Krekelbaars en meer dergelijk fraais, komen de boeken ter tafel.

In 't huishoudboekje staat naast de post katervoer ten bedrage van f. 22.90, die Tante schromelijk overdreven vindt daar een zichzelf respecterende kater geacht wordt in zijn eigen onderhoud te voorzien , nog een post die haar hogelijk bevreemdt.

Dat is de post briefporti ten bedrage van 37 gulden en vijftig cent, oftewel zevenendertighonderdvijftig cent. Daar wil tante het fijne van weten.

Zij ontvangt zelf iedere maand een gesloten brief, behalve in december en jaarlijks in de maand juli een ansichtkaart uit de plaats waar het internationale uitvinderscongres wordt gehouden.

Een eenvoudige rekensom leert dat dit een bedrag oplevert van 12 x 80 cent

= 960 cent. Dit bedrag in mindering gebracht op de post van zevenendertighonderdvijftig cent levert een onverklaarbaar bedrag op zevenendertighonderdvijftig cent min negenhonderdzestig cent = zegge en schrijve achtentwintighonderdtien cent. Voor dit resterende bedrag staan volgens Tante’s secure berekeningen de volgende mogelijkheden: 35 brieven of briefkaarten of van ieder de helft, en verder nog een onnoemelijke serie van mogelijke varianten.

Tobias heeft het er moeilijk mee. Het angstzweet breekt hem aan alle kanten uit. Op dit punt heeft hij buiten de waard gerekend en Tante’s geestesvermogens schromelijk onderschat.

Hortend en stotend biecht hij op dat hij sinds het laatste uitvinderscongres een correspondentievriendin heeft, zij het op strikt wetenschappelijke en platonische basis.

Zij hebben elkaar ontmoet op het congres te Warmorpeer in Schotland, waar bleek dat zij beiden met het beginstadium van eenzelfde uitvinding rondliepen, zijnde een volautomatische wentelaar voor wentelteefjes, tevens bruikbaar voor pannenkoeken en omeletten.

Tobias kent Tante’s voorkeur voor dit soort gerechten en ziet haar dan ook onmiddellijk watertanden. Maar als afleidingsmanoeuvre is het een mislukking. Tante eist volledige en gedetailleerde informatie over deze kostbare correspondentievriendin. En ze geeft geen krimp voordat zij het naadje van de kous weet over de 25-jarige Witrussische uitvindster met de welluidende naam Anushka Karbonaja.

Een gedetailleerde beschrijving van haar uiterlijk kan Tobias zich besparen door haar een kleurenfoto aan te reiken waarop Anushka ten voeten uit poseert.

Tante Truus bestudeert de foto nauwgezet.

Hoe langer zij kijkt hoe minder zij zich kan weerhouden twijfel te koesteren over de zuiver wetenschappelijke en platonische aard van deze vriendschap.

Wie loopt er nu met het voorwerp van een dergelijke vriendschap in zijn portefeuile?

Wel moet zij tot haar voldoening constateren dat Tobias haar niet voorgelogen heeft. In zijn uitvindersboekje heeft zij inderdaad gelezen dat hij, in nauwe samenwerking met A.K. bezig is met het ontwerp voor een automatische wentelaar die voorlopig met de codenaam KreKaWen wordt aangeduid.

Misschien kan er uit deze samenwerking, behalve de wentelaar, ook nog wel iets mooiers voortvloeien, denkt Tante Truus. Zij wordt per slot van rekening toch een dagje ouder. En met Tobias dreigt de naam Krekelbaars van de aardbodem te worden weggevaagd. Alleen de afstand, zowel in jaren als in kilometers, baart haar zorgen.

Tante Truus overhandigt Tobias het schriftelijk rapport van haar bevindingen, hetgeen door hem klakkeloos met zijn handtekening wordt geparafeerd.

Het zwaarste deel van zijn beproeving is daarmee achter de rug.

Janus Pasop mag van burgemeester Warbol voor straf de eerste twee weken zijn dienstfiets niet meer gebruiken. Anders leert hij het nooit.

Janus is nog diezelfde middag, gewapend met een huiszoekingsbevel, teruggekeerd naar de drukkerij van de Mekkerende Geit. En hij heeft duidelijk belastend materiaal gevonden.

In een prullenbak heeft hij papierrestanten van precies dezelfde groene kleur en dito dikte gevonden als dat van de illegale plakkaten. Bovendien heeft hij in de administratie een gedateerde nota ontdekt ten name van de Heer Tobias Krekelbaars voor geleverd drukwerk, ten bedrage van f. 24, 95, inclusief BTW.

Maar directeur Inktlap beweert zich absoluut niet te herinneren wat voor drukwerk dat geweest zou kunnen zijn. Er gaat zoveel om in zijn drukkerij dat hij zich met dergelijke futiliteiten niet kan bezighouden.

Natuurlijk kan Janus nu rechtstreeks naar Tobias gaan als de vermoedelijke onverlaat. Het motief voor de wandaad is bij hem immers duidelijk aanwezig. Janus weet namelijk maar al te goed hoezeer de eenzame uitvinder tegen het jaarlijkse bezoek van Tante Truus opziet.

Maar hij kan hem op dit moment geen strafbaar feit ten laste leggen. Immers niet het drukken of laten drukken van plakkaten met een zo onschuldige mededeling als TANTE TRUUS KOMT NIET is bij de wet verboden. Slechts het zonder voorafgaand schriftelijk verlof bevestigen of doen bevestigen van plakkaten aan openbare dan wel aan de openbare weg gelegen gebouwen dan wel andere objecten is verboden.

Daarom houdt hij, volgens oud en beproefd recept, een buurtonderzoek in de omgeving waar de plakkaten zijn aangebracht.

Uit de vele gegevens die dit oplevert blijkt dat het een en dezelfde persoon geweest moet zijn. De hoogte waarop de plakkaten zijn aangebracht wijst op een klein persoon, hetgeen door het buurtonderzoek wordt bevestigd.

Uit een combinatie ven de verzamelde gegevens kan Willem Pasop, de oudste zoon van Janus, die op de tekenacademie zit, tenslotte een tekening van de vermoedelijke dader reconstrueren.

En die tekening is een sprekend portret van ……..Dominee Puymelaer!

Het is voor Janus Pasop een complete, zij het niet onaangename, verrassing.

Nu kan hij twee vliegen in een klap slaan.

Dit moet het begin worden van zijn algehele rehabilitatie. Hij zal vanavond uitgebrijd in bad gaan om de langverhoopte bevordering weer van zijn buik te wassen.

Morgen zal heel Mekkeren op zijn kop staan als men ziet hoe Pruymelaar en Krekelbaars, en misschien ook nog wel Inktlap, gevankelijk naar het gemeentehuis zullen worden geleid.

Niets vermoedend van wat hem boven het eerwaarde hoofd hangt brengt dominee Pruymelaer samen met zijn vrouw Roosje Pruymelaer, geboren Alikruik, een

bezoek aan buurman Krekelbaars en Tante Truus. Het is sinds mensenheugenis een goede gewoonte geworden die door Tante Truus zeer gewaardeerd wordt.

Zij brengen ook steevast dezelfde gave mee: een door Roosje zelfgebakken pruimentaart, gegarneerd met suikeren alikruiken, en bespoten met een slagroom-krekelbaars ter herinnering aan het merkwaardige begin van hun hechte vriendschap.

Tante Truus van haar kant verrast de Pruymelaartjes traditiegetrouw met een grote schaal onvervalste Pingeloorder balkenbrij, waarvan dominee zegt dat hij daarmee in der eeuwigheid gestraft wil wezen.

Tante Truus heeft koffie gezet, sterke koffie waarvan de geur alleen al dominee Pruymelaar met afschuw vervult. Want hij haat koffie in het algemeen, maar die van Tante Truus in het bijzonder.

Maar Tante Truus meent dat het drinken van koffie de geest verlicht en verlevendigt, en dat het koffiedrinken derhalve in het kader van de pastorale opleiding van dominees, pastoors, rabbi’s en wat dies meer zij, moet worden aangeleerd en gecultiveerd.

Zij kan bij de zondagsdienst precies nagaan of de gewijde spreker ter ontnuchtering koffie of thee heeft genoten. Zitten de beminde gelovigen of de broeders en zusters voortdurend te geeuwen of te kuchen, dan is het een thee-preek. Maar kun je in de kerk een speld horen vallen, dan is het een koffie-preek. Daarom neemt zij ook altijd een speld, nog wel een sluitspeld, mee naar de dienst van Pruymelaar. En ze heeft hem nog nooit horen vallen,

Roosje Pruymelaer, geboren Alikruik, staat helemaal aan de kant van Tante Truus. Zij stamt uit een geslacht van Indische koffieplanters, maar heeft zich in de lange jaren van haar echtverbintenis met Pruymelaer tegen heug en meug aan het theedrinken moeten gewennen.

Als zij in gezelschap van Tante Truus verkeert voelt zij zich, al is het dan maar voor een avond, geëmancipeerd. Zij drinkt dan maar liefst vier kopjes koffie om Pruymelaer te laten voelen hoeveel zij in haar huwelijksleven wel moet ontberen.

 

Dan worden de kaarten geschud en wederom moet dominee al zijn weerzin overwinnen. Tante Truus en Roosje zijn bijzonder in vorm en spelen de beide heren volkomen onder de tafel. Die mogen hun leergeld bij meester Barrevoets wel terug gaan halen, is hun smalende opmerking.

De avond wordt besloten met een glaasje boerenjongens dat dominee de koffie doet vergeten en dat hij op zijn beurt ook eens vier keer laat volschenken.

Als zij tegen middernacht, wat voor een domineesechtpaar rijkelijk laat is, vrolijk en ietwat luidruchtig de woning van Tobias verlaten, zien zij in een portiekje aan de overkant Janus Pasop.

Die heeft besloten, ondanks de bittere decemberkoude, de belendende percelen van Krekelbaars en Pruymelaer de hele nacht nauwlettend in de gaten te houden uit vrees dat zijn prooi hem op het laatste moment nog zal ontsnappen.

Roosje Pruymelaer keert plotseling haastig op haar schreden terug. Even later voegt zij zich weer bij Pruymelaer, maar nu met een door een doek afgedekt voorwerp.

Dat is uiterst verdacht, meent Pasop, dat zou wel eens een corpus delicti kunnen zijn, en hij komt meteen in actie. Hij sommeert mevrouw Pruymelaer te blijven staan, neemt het doek van het vermoedelijke corpus, en schrikt zich een aap door het gekrijs van de in zijn slaap gestoorde Pierewiet.

 

HOOFDSTUK TIEN

Waarin Tante Truus het werkschema opstelt, Janus Pasop in actie komt, Tobias Krekelbaars en dominee Pruymelaar worden gearresteerd en het allemaal met een sisser afloopt.

Na een welverdiende en ongestoorde nachtrust genieten Tante Truus en Tobias van een smakelijk en copieus ontbijt. De Mekkerende Geit vergt ditmaal niet veel tijd en Tante Truus heeft haar sigaar daaraan aangepast.

Twee korte berichten moet Tobias voorlezen, en hij doet dat met kennelijke binnenpret.

"Gistermorgen werd de dienstfiets van adjudant J.P., die onbeheerd tegen de voorgevel van De Mekkerende Geit was geplaatst, ontvreemd. Naar wij uit welingelichte bron vernemen bevindt het voertuig zich voorlopig achter slot en grendel ten gemeentehuize."

Het tweede bericht interesseert Tobias nog veel meer en geeft hem nog meer binnenpret.

" In de zaak van de klandestien aangekleefde affiches met de tekst ' TANTE TRUUS KOMT NIET' heeft de politie vorderingen gemaakt.

Op grond van persoonlijke waarnemingen is een voorlopig reconstructieportret van de vermoedelijke dader vervaardigd. De politie denkt op korte termijn tot arrestatie te kunnen overgaan."

"Waar maken ze zich zo druk om " zegt Tante Truus." Ik ben er toch, en daarmee basta!

Als ze die goede man arresteren zal ik zelf op hoge poten voor hem op de bres springen, en dan zijn ze nog niet met me klaar! Ik heb wel voor hetere vuren gestaan!

Ik heb in 1923 op Nieuw Guinea zelfs een man weten te bevrijden die reeds met éen been in de soepketel stond, en dat voor een wissewasje."

Ze rijst kordaat op, gaat naar haar appartement en daalt vijf minuten later weer af, ditmaal uitgedost in een formidabele overall en met een rode zakdoek om haar grijze lokken geknoopt.

Deze morgen zal het schema van de te verrichten werkzaamheden, de benodigde materialen en gereedschappen en de te investeren tijd per onderdeel worden opgesteld.

Tobias heeft daarvoor formulieren ontworpen en laten drukken die hun practische bruikbaarheid hebben bewezen. Hij zou ze zelfs al vóor de inspectie hebben kunnen invullen, want de uitkomst is toch jaar na jaar exact hetzelfde.

Een simpele blik op het formulier leert ons dat de stofzuiger en de ragebol het iets drukker zullen krijgen dan de veger, dat er in totaal 5 stofdoeken aan te pas zullen komen en dat er 67 liter sop zal schuimen , er 3 flesjes koperpoets mee gemoeid zijn, er 300 gram boenwas moet worden verzet en er 2 x 19 arbeidsuren moeten worden geïnvesteerd .

Nu moet hierbij worden opgemerkt dat Tante Truus voor twee werkt en Tobias slechts als halve kracht mag worden gerekend , zodat de totale investering eigenlijk 2 x 19 + 1/2 x 19 = 38 + 9 ½ = 47 ½ uur zou moeten bedragen.

Maar omdat wij uitgaan van reëel te besteden arbeidsuren houden wij het op 38. En aangezien deze arbeidsuren gezamenlijk , gelijktijdig en in goede omstandigheden worden doorgebracht zal het huisje van Tobias na 19 gezamenlijke werkuren weer kraakhelder kunnen zijn.

En aangezien de gemiddelde werktijd van Tante Truus en Tobias 6 uur per dag is zullen zij flink moeten aanpoten om alles voor kerstmis weer aan kant te hebben. Want let wel: het is inmiddels al 19 december geworden

Tante Truus en Tobias gebruiken ditmaal het middagmaal thuis. Het bestaat eenvoudig uit geroosterd brood met de befaamde Pingeloorder balkenbrij . Men hoort de mensen snuiven als ze het raam van Krekelbaars passeren.

Hoe koud het ook is, Tante Truus zet altijd het raam op een kier als zij Pingeloorder balkenbrij bakt omdat zij wil dat iedereen er van kan meegenieten.

Janus Pasop snuift ook als hij het raam passeert . Maar het is wel van woede omdat zijn groots opgezette plannen met betrekking tot de arrestatie van Krekelbaars en Pruymelaer op een flop dreigen uit te lopen

Het zit hem dezer dagen ook allemaal tegen. Op de eerste plaats heeft hij heel de morgen tevergeefs gezocht naar de handboeien waarin hij zijn arrestanten moet slaan. Hij heeft ze nooit tevoren gebruikt, maar hij weet zeker dat ze er moeten zijn.

Want in Mekkeren is in 1821 een roofmoord gepleegd. Dat staat in het gemeentearchief en daarover wordt nog steeds op bruiloften en partijen een ballade gezongen waarvan de laatste regels luiden:

De booswichten verscholen zich tussen de koeien

Maar de veldwachter sloeg hen kordaat in de boeien

Dus moeten deze instrumenten ergens zijn, maar ondanks al zijn nasporingen zijn ze nergens boven water gekomen.

Bovendien heeft burgemeester Warbol zich een kriek gelachen toen hij met zijn spectaculair arrestatieplan op de proppen kwam, en hem geadvisserd voortaan wat minder naar de TV te kijken. Het sop is volgens hem de kool niet waard.

Hij zal zelf , als hoofd van de Politie , dat varkentje wel eens wassen en de zaak in der minne trachten te schikken.

De enige taak die hij adjudant Pasop toebedeelt is voor deze uiterst vernederend Hij mag de heren Krekelbaars en Pruymelaer beleefd gaan verzoeken des namiddags te drie uur , als het hun schikt , ten gemeentehuize te willen verschijnen voor een persoonlijk onderhoud met burgemeester Warbol .

Dominee Pruymelaer heeft hem niet eens binnengelaten, maar hem kort en krachtig te verstaan gegeven dat hij stipt te drie uur aanwezig zal zijn.

Voor de huisdeur van Tobias wordt zijn opdracht pas echt moeilijk. Welke van de 10 bellen moet hij nu in godsnaam bedienen? Het is godgeklaagd dat nagenoeg alle plaatselijk functionarissen en neringdoenden een eigen bel ter beschikking hebben, maar de politie niet .

Na lang aarzelen weet hij niets beters te bedenken dan - tegen heug en meug -

bel 9 voor " ongewenst bezoek " te kiezen.

Tante Truus in vol ornaat staat hem te woord en verzekert dat Tobias op de afgesproken tijd aanwezig zal zijn, maar wel in haar gezelschap.

Nu zij op het punt staat tot ereburgeres van Mekkeren benoemd te worden vindt zij het hoog tijd om ook eens met de plaatselijke magistraat kennis ter maken. Zodoende krijgt haar dagelijkse rijtoer ook een doel, wat mooi meegenomen is .

Die middag , stipt te drie uur , stopt de Kreba - Fiets, geflankeerd door dominee Pruymelaer , voor het gemeentehuis. Janus Pasop, die ook de taak van onbezoldigd gemeentebode moet waarnemen, heeft de nederige taak hen te assisteren bij het afleggen van hun stoffelijke omhulsels, hen voor te gaan naar de kamer van de burgemeester en een kopje koffie met toebehoren voor het gezelschap te serveren.

Als dominee bezwaar maakt tegen koffie mag hij ook nog thee gaan zetten .

Het officieel gedeelte van het onderhoud verloopt uiterst vlot en gemoedelijk.

De hoofdverdachte , dominee Pruymelaer , is uiterst ingenomen met het reconstructie-portret , dat hij graag tegen kostprijs wil overnemen.

Hij gaat er prat op dat hij zelf destijds tijdens de katechesatie het tekentalent van Willem Pasop heeft ontdekt. Vervolgens bekent hij ruiterlijk dat hij de betwiste affiches, op verzoek van buurman Krekelbaars heeft aangebracht..

Maar niet op openbare, of zich langs de openbare weg bevindende gebouwen.

Hij heeft ze op bomen aangekleefd of gepunaisd, al naargelang de aard van hun schors, na hen ieder persoonlijk om toestemming te hebben gevraagd. Ze hebben het hem stilzwijgend toegestaan, dus is er in feite niets aan de hand.

Burgemeester Warbol moet toegeven dat dit een logische redenering is, zij het juridisch aanvechtbaar.

Aangezien immers bomen het spraakgebruik missen en bovendien geen rechtsgeldige persoonlijkheid hebben, had de toestemming gevraagd moeten worden aan de eigenaar van de bomen.

Daartegen voert dominee aan dat men vanuit wijsgerig-theologisch standpunt niet kan spreken over eigenaar maar hoogstens over bezitter.

Stel je bovendien voor dat hij ‘n strafvervolging zou moeten instellen tegen al diegenen die tijdens de zondagsdienst hun uitgemergelde kauwgom onder de zitting van de kerkbank kleven!

Tobias Krekelbaars blijkt helemaal ten onrechte gedagvaard. Hij zou zelfs een eis tot smartegeld kunnen indienen en een vergoeding voor gederfde arbeidstijd.

En voor een uitvinder van zijn formaat moet men dan toch minimaal aan honderd gulden per uur gaan denken.

Maar hij ziet daar genereus van af, omdat hij de toch al armlastige gemeente niet op kosten wil jagen.

Tante Truus verklaart dat zij in het geheel niet geschokt, laat staan beledigd is door de tekst van de affiches. Zij heeft er zelfs waardering voor dat haar neef haar zo heeft willen beschermen.

En per slot van rekening is zij er toch, en daarmee basta.

En dan wordt het verder een genoeglijk en ongedwongen samenzijn, waarbij verder ook de beide wethouders worden uitgenodigd, en waarbij Janus Pasop herhaaldelijk wordt opgeroepen om de glazen nog eens te vullen.

Het is een boeiend verhoor geweest, zegt Pruymelaer gekscherend tegen Pasop. Maar die kan er ternauwernood mee lachen als een boer die kiespijn heeft. En als burgemeester Warbol ook nog een duit in het zakje doet door hem

gekscherend mee te delen dat er wel geklonken wordt, maar niet in de boeien, weet hij niet hoe vlug hij de plaat moet poetsen.

Tante Truus, die tijdens de officiële rechtsgang met stomme verbazing en mateloze bewondering heeft geluisterd naar het meesterlijke pleidooi van Pruymelaer voert nu bij het drinkgelag het hoogste woord.

Zij vertelt in geuren en kleuren over haar expedities in alle werelddelen, hoe zij op haar eentje de top van de Olympus heeft bestegen en gedronken heeft uit de Kastalia-bron aan de voet van de Parnassus, - hoe zij, volgens de door Herodotus in de 4e eeuw voor Christus geboekstaafde methode krokodillen heeft gevangen in de Witte Nijl, - en natuurlijk ook het sterke staaltje hoe zij eens op Nieuw Guinea bij de Papoea's een veroordeelde heeft gered die reeds met een been in de koekepan stond.

Als Tobias, die het verhaal in al zijn varianten kent, informeert of het nu een koekepan of een soepketel was zegt zij, met een vernietigende blik naar haar neef, dat bij primitieve volkeren hetzelfde gerief voor meerdere doeleinden wordt gebruikt. Zij had het dus net zo goed een poffertjespan kunnen noemen.

Wanneer zij na zonsondergang in de beste stemming het gemeentehuis verlaten, hebben zij wel een goed woordje gedaan voor Janus Pasop. Ze hebben zijn vindingrijkheid en plichtsbetrachting geprezen, en burgemeester Warbol in zoverre weten te vermurwen dat die hem met ingang van morgen het gebruik van zijn dienstfiets weer zal toestaan.

 

HOOFDSTUK ELF

Waarin het werk wordt geklaard, Aristoteles de benen neemt, Tante Truus de serenade in ontvangst neemt en een gloedvolle toespraak houdt.

Het is inmiddels 20 December geworden en het bezoek aan burgemeester Warbol heeft het werkschema in zijn grondvesten doen wankelen. Er zal poot-aan gespeeld moeten worden, en op de arbeidspauzen worden beknibbeld.

Roosje Pruymelaer heeft haar assistentie reeds aangeboden. Maar Tante Truus meent dat zij voor de kerstdagen eerst haar eigen woning maar eens een grondige beurt moet geven, want zij vindt het maar een wanordelijke boel, zeker voor een domineeshuishouding.

Wel maakt zij graag van haar aanbod gebruik om tussen de middag even een hapje op de pastorie te komen nuttigen. Dat spaart weer een uurtje uit.

Tobias heeft ‘s morgens reeds voor dag en dauw reeds een bordje "Werk in Uitvoering " voor het huis geplaatst.

Iedereen weet dan van wanten en beseft dat hij dan, en alleen in dringende gevallen, alleen bel 9 voor "ongewenst bezoek " mag benutten.

Tante begint ‘s morgens om 7 uur met de bewerkelijk voordeur, die onder het halletje ressorteert. Ze behandelt alle bellen en gleuven met een flinke laag koperpoets, waarbij het Tobias’ taak is telkens nieuwe vloeistof op de poetslap te deppen. Het uitwrijven komt pas enkele uren later aan de orde.

Ook de koperen kettingen van de ophaaldeur krijgen een soortgelijke behandeling. En zo wordt voetje voor voetje en meter voor meter het hele huisje van boven tot onder gereinigd en gepoetst dat het een lieve lust is.

Tante zingt tijdens het werk. Zij heeft een welluidende bariton en haar repertoire bestaat uit oude balladen en moordverhalen die Tobias vaak tot tranen toe bewegen. Zijn persoonlijke aandeel bij het karwei bestaat uit allerlei hand en spandiensten zoals mattenkloppen, het vervaardigen en aanvoeren van emmers zeepsop, het uitwringen van dweilen, en vooral het vasthouden van de huishoudtrap als tante de ramen zeeft of het plafond raagt, want Tante Truus haalt daarbij niet zelden halsbrekende capriolen uit.

Voor Aristoteles zijn dit de moeilijkste uren van het jaar. Zelfs de gordijnen van zijn schuilhoek worden verwijderd en hij voelt zich nergens meer veilig.

Daarom heeft hij, toen Tante Truus wijdbeens de bellen stond te poetsen, de kans waargenomen om tussen haar benen door naar buiten te glippen, op zoek naar het grote avontuur.

Want niet alleen een oude bok, maar ook een dito kater heeft nog wel eens trek in een groen blaadje.

Maar de groene blaadjes zijn in dit barre jaargetijde dun gezaaid.

De poes van meester Barrevoets ligt behaaglijk snorrend voor het raam en geeft hem een medelijdend knipoogje. Daar blijft het dan ook bij.

De poes van bakker Stofmeel heeft het te druk met muizen. Bovendien heeft ze pas een chirurgische ingreep ondergaan die haar voor Aristoteles minder aantrekkelijk maakt.

De poes van freule Snouck is een verwend haffelkatje met een belletje om haar hals en op de gevaarlijke dagen een broekje aan. Een decadent schepsel, meent Aristoteles; een typisch restant van het ancien regime, waarvoor een zichzelf respecterende kater slechts zijn neus op kan halen. En dat doet Aristoteles dan ook.

Na veel omzwervingen belandt hij uiteindelijk bij boer Vercauteren. Daar lopen wel vier poesen rond het erf, en daar heeft hij ook al vaak succes gehad. Waarschijnlijk moeten ze hem alle vier wel met pa of opa aanspreken, maar daar hebben ze geen flauw benul van. Ze zetten zelfs een hoge rug tegen hem op en miauwen dat hij in maart nog maar eens moet terugkomen. Alles op zijn tijd, snort Doortje; en sperziebonen in augustus!

Zodoende kuiert Aristoteles bij het vallen van de avond toch maar weer onverrichterzake naar de Dubbel en Dwarsstraat terug. De gordijnen hangen weer voor zijn raam en het deurtje staat op een kier, want Tante Truus is weer aan de balkenbrij.

Ongemerkt wipt hij naar binnen en nestelt zich behaaglijk in zijn hoekje, waar het bakje katervoer al voor hem klaarstaat.

Als Tante Truus zaterdagmorgen, na haar ochtendplas, haar weegschaal bestijgt krijgt zij de schrik van haar leven. Er ontbreken maar liefst 440 gram, ziet Tante Truus! Ze voert alle gebruikelijke controles uit, maar er valt niet aan te ontkomen: die 440 gram zijn foetsie.

Gelukkig is het karwei op een oor na gevild. Er hoeven slechts nog wat meubels geboend en schilderijen gesopt te worden. Daar zal zij niet veel grammen meer bij inschieten. En met de komende feestdagen voor de boeg hoopt zij er weer bovenop te komen.

Des middags om 12 uur precies kan Tobias het bordje " Werk in Uitvoering " weer naar binnen halen en voor een jaar opbergen.

Voor de laatste maal wordt hij op het matje geroepen. Tante Truus deelt hem mee dat zij 440 gram in energie heeft omgezet, en dat dit typerend is voor de desolate toestand van zijn behuizing.

Dat zij zich daarom genoodzaakt voelt haar jaarlijkse werkbezoek met enige dagen te verlengen en dat zij hogere eisen zal stellen aan de calorische waarden van de ravitaillering.

Voorts dat zij nog eens goed en diep nagedacht heeft over de post 'Porti' in zijn uitgavenbegroting en dat zij niet ongenegen is hiervoor zijn jaarlijkse budget te verhogen. Maar dan wel op voorwaarde dat de samenwerking niet beperkt zal blijven tot de wentelteefwentelaar.

Dat Tobias zich tenslotte goed bewust moet zijn dat haar aanstaande ereburgerschap van Mekkeren een bijzondere verantwoordelijkheid op zijn schouders legt. Hij moet haar visitekaartje zijn, omdat ze nu eenmaal geen ander heeft.

En hij is de enig aangewezen persoon om er voor te zorgen dat er weer nieuwe visitekaartjes zijn voor het hare is verouderd en vergeeld. En daarmee basta!

Van de visitekaartjes-theorie begrijpt Tobias niet zoveel, maar hij vindt wel dat hij er dit jaar bijzonder goed van afgekomen is. Met een diepe buiging neemt hij de cheques in ontvangst die Tante hem overhandigt. En met een gevoel van grote opluchting ziet hij hoe Tante Truus het Persje ostentatief opvouwt en onder in haar koffer legt. Het begint sleets te raken, mompelt zij. Maar het kan nog jaren mee.

‘s Middags dineren zij uitvoerig in de Poort van Mekkeren.

Tante heeft een tafel uitgekozen pal voor het raam, want zij mag gezien worden en dat wil zij ook.

Zij laat alle Mekkeriaanse gerechten aanrukken die er op de kaart te vinden zijn.

Alleen de Vin Mekkerien die op de wijnkaart prijkt vertrouwt zij niet. Zij prefereert een Haute Médoc. Voor Tobias bestelt zij een kindermenu, niet uit zuinigheid, maar omdat ze uit ervaring weet dat hij niet meer aankan.

Daar zal die geisha-moeder wel niet vreemd aan zijn. Want wat men ook van wijlen haar broer Amadeus kan zeggen: hij had een gezonde eetlust.

De zaterdagmiddag wordt verder doorgebracht met winkelen, want Tobias' garderobe moet hoognodig worden aangevuld en gemoderniseerd.

Ook dat is voor Tobias een bezoeking. Vooral nu Tante hem wil zien als haar visitekaartje stelt zij hoge eisen.

Hij moet paskamer in en paskamer uit. Het een maakt hem te oud, het ander te mager, het derde te gewoon. Maar uiteindelijk ligt heel het zijspan van de Kreba zo vol met dozen en tassen dat Tante Truus er onmogelijk nog bij kan.

Geen nood! Zij installeert zich voorlopig in een gezellige cafetaria om nog wat extra calorieën op te slaan en ze geeft een rondje aan alle aanwezigen. Ze zullen weten wie hun toekomstige ereburgeres is!

Als Tobias haar na een half uur komt ophalen is zij in heftige discussie gewikkeld met enkele jongelui, die menen dat er in Mekkeren niets te beleven valt. Dat er hoognodig een disco en een koffie-shop moeten komen, en dat er een frisse wind moet gaan waaien.

Tante Truus knoopt het allemaal goed in haar oren.

Zij zal Tobias aansporen om zich bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen kandidaat te stellen voor de progressieve groepering Hup Mekkeren en de frisse wind als punt 1 op het programma te zetten.

Dan zal de disco er vanzelf wel komen.

Op die koffieshop heeft ze het niet zo begrepen, maar dat begrijpt de jeugd ook wel.

Tobias heeft er moeite mee haar aan de discussie te onttrekken, maar een blik op zijn horloge overtuigt haar dat het hoogste tijd is.

Want om 5 uur staat haar een serenade van " In EER EN DEUGD " te wachten en zij dient zich daar mentaal nog op voor te bereiden.

Ook zal zij, na zoveel dagen noeste arbeid de badcabine van Tobias dienen te benutten, bij gebrek aan beter. Ze krijgt de kriebels al als ze met die malle liftstoel naar boven moet en ze kan zich nauwelijks naar binnen gewrongen krijgen. Enige armslag om haar omvangrijke rug te kunnen borstelen heeft ze helemaal niet maar daarvoor heeft zij reeds jarenlang Roosje Pruymelaer ingeschakeld, die dit onderdeel buiten de cabine voor haar rekening neemt.

Zij heeft voor deze speciale gelegenheid die middag nog een bordeauxrode lange robe met een nertsbonte bouffante aangeschaft, die in allerijl nog wat uitgelegd moest worden, maar toch juist op tijd is gearriveerd.

Hij zit haar als gegoten.

Om 5 uur precies marcheert "IN EER EN DEUGD " onder de vrolijke tonen van een opgewekte mars de Dubbel en Dwarsstraat in en stelt zich op voor de woning van Tobias Krekelbaars.

Als de ophaaldeur is neergelaten en Tante Truus in al haar waardigheid het deurgat vult zwijgt de muziek en na een oorverdovend applaus volgt een korte toespraak van dirigent-voorzitter meester Isaak Barrevoets.

" Geachte Mevrouw Krekelbaars. Beste Tante Truus.

Het is vandaag op de kop af 25 jaar geleden dat u voor het eerst voet zette op Mekkerense bodem.

En sindsdien heeft U geen jaar voorbij laten gaan om ons geliefde Mekkeren met een bezoek te vereren. U hoort bij het straatbeeld van Mekkeren , zoals het straatbeeld van Mekkeren bij u.

Niet alleen uw neef, onze hooggewaardeerde medeburger Tobias Krekelbaars, ziet ieder jaar reikhalzend uit naar uw komst, maar heel onze gemeenschap ontvangt u met open armen.

Daarom willen de leden van de fanfare IN EER EN DEUGD de erkentelijkheid van heel onze gemeenschap vertolken door een speciaal voor deze gelegenheid door mij hoogstpersoonlijk gecomponeerde mars, die wij zeer toepasselijk de ZILVEREN TANTE TRUUS-MARS hebben gedoopt, ten gehore te brengen.

Ik wil mijn toespraak beëindigen met de hoop uit te spreken dat wij deze mars nog vaak in uw stralende aanwezigheid mogen laten klinken."

Na een luid applaus en een driewerf hoera wordt de ZILVEREN TANTE TRUUS MARS ten gehore gebracht.

Tante Truus heeft geen sikkepit verstand van muziek, zomin als Tobias, maar de tranen van ontroering staan haar in de ogen. Het duurt dan ook even voor zij haar gevoelens weer meester is en zich schrap kan zetten voor haar dankwoord.

*Geachte heer Barrevoets, Beste muzikanten.

Het is niet de eerste keer dat mij de eer van een serenade te beurt valt.

De tamtam, de gamelan en vele andere vormen van instrumentale en vocale muziek hebben mijn oren in de loop der jaren gestreeld.

Zelfs met het matineuze verschijnsel van de aubade ben ik niet geheel onvertrouwd.

Slechts in mijn eigen geboorteplaats Pingeloord is men nooit op een dergelijk idee gekomen. Maar een profeet, laat staan een profetes, is nu eenmaal nooit geëerd in zijn eigen land.

Maar van al deze muzikale huldigingen is er géen geweest die ik zo hoog waardeer als de uwe. Dat ligt niet op de eerste plaats aan de kwaliteit van uw muzikale prestatie, waarover ik mij geen deskundig oordeel durf aan te matigen. Ook het oordeel van mijn geliefde neef Tobias is in dit opzicht van nul en generlei waarde, daar ook hij van toeten noch blazen weet.

Al hadt gij voor mij de kraaienmars geblazen, waarop gij hopelijk nog lang zult moeten wachten, dan nog zoudt gij bij mij een gretig oor gevonden hebben.

Nu gij echter een speciaal een voor mij gecomponeerde mars ten gehore hebt gebracht kent mijn erkentelijkheid nauwelijks grenzen.

Ik zal er dan ook een eer in stellen om voortaan als beschermvrouwe van " In Eer en Deugd " door het leven te gaan en daaruit alle voortvloeiende verplichtingen op mij te nemen.

En om de daad maar meteen bij het woord te voegen mag ik uw voorzitter deze enveloppe overhandigen. Tevens nodig ik u allen uit om, vergezeld van uw echtgenoten, verloofde, en wat dies meer zij de verdere avond genoeglijk door te brengen in De Poort van Mekkeren, maar natuurlijk wel In Eer en Deugd. "

Na een daverend applaus trekt de fanfare, onder het blazen van de profitabele TanteTruus-mars naar de Poort van Mekkeren, om er de eerste uren niet meer te verdwijnen.

Als Janus Pasop om 12 uur zijn hoofd waarschuwend door de deur steekt is Tante Truus nog wervelend op de dansvloer met Isaak barrevoets.

Dominee Pruymelaer heeft zich teruggetrokken in de keuken om zijn zondagspreek voor te bereiden.

Tobias zit in een hoekje te piekeren over enkele details van de wentelteef-wentelaar, waarbij hij de foto van Anujka Karbonaja voor zich op tafel heeft liggen. Er gaat iets van uit, van die foto, meent hij.

En daar is Roosje Pruymelaer, aan wie hij de foto in vertrouwen heeft laten zien, het roerend mee eens.

 

HOOFDSTUK TWAALF

Waarin Tante Truus zich laat verwennen, haar neef Tobias een vacantie in Wit-Rusland aanbiedt, en samen met Tobias de kerstdagen doorbrengt bij de Pruymelaers; en vóor zij haar biezen pakt de gemeente Mekkeren een monument aanbiedt.

De weinige dagen die hen nog van het kerstfeest scheiden brengen Tante Truus en Tobias door in een dolce far niente.

Dat wil zeggen dat zij , van zorgen vrij, elkaar het leven zo aangenaam mogelijk trachten te maken. Tobias is nu weer gewend aan de aanwezigheid van Tante Truus en beseft niet waarom hij er zo tegenop heeft gezien, en nog minder waarom hij er het volgend jaar weer zo tegenop zal zien.

Hij onderwerpt Tante Truus de resterende dagen aan een rigoureuze verwenningskuur en Tante Truus laat zich dat maar al te graag welgevallen.

Een copieus ontbijt wordt haar ‘s morgens om half acht op bed geserveerd, waarbij Tobias het gordijn op een kier opent om Tante aan de nieuwe dag te laten wennen.

Tante draait zich dan nog eens behaaglijk om. Ze doezelt nog wat na , tot Tobias stipt om negen uur met een kop koffie en een eierkoek komt, het gordijn driekwart open schuift, zich naast Tante’s bed zet en uitvoerig voorleest uit De Mekkerende Geit.

Zelfs de advertenties van de plaatselijke middenstand slaat hij niet over.

Want Tante Truus is uiterst prijsbewust en wil graag weten of zij in Pingeloord niet teveel betaalt.

De grote schoonmaak heeft bovendien leemtes in haar bagage veroorzaakt, zodat zij deze met goedkopere Mekkerense artikelen kan opvullen. Want het is natuurlijk zonde om eenmaal duur aangeschafte koffers niet optimaal te benutten.

Om half elf verschijnt Tante beneden voor haar derde kopje koffie, ditmaal met een krentenbol, en dan wordt er uitvoerig over koetjes en kalfjes gepraat.

Ze hebben daar in de loop der jaren een soort gezelschapsspel van gemaakt, door beurtelings een toepasselijk gezegde over dit onderwerp naar voren te brengen. Per goedgekeurd gezegde brengen de woorden koe en kalf elk 10 punten op. Het spel kan bijvoorbeeld als volgt verlopen :

Tante Truus: Als het kalf verdronken is dempt men de put. (10 punten )

Tobias: De oever van de rivier kalft af (na enige discussie 10 punten )

Tante Truus: Dit is een kalverliefde (10 punten )

Tobias: Het schip wordt gekalfaterd ( na heftige discussie 10 punten) Tante Truus meent namelijk dat het gekalefaterd moet zijn, maar het woordenboek geeft Tobias gelijk.

Tante Truus: Een koe en een kalf en een heel paard half (20 punten )

Dit is natuurlijk een hele goeie omdat het beide stadia van de diersoort in éen adem noemt en die brengt dus dubbele punten op.

Tobias: "Spenenzalf voor koe en kalf " (0 punten) Dit is een wanhopige poging van Tobias om zich te revancheren, maar daar trapt Tante Truus niet in. Het is geen algemeen gezegde en bovendien heeft een kalf geen of geen noemenswaardige spenen.

Tobias moet zich mokkend bij de diskwalificatie neerleggen.

En zo kunnen Tante Truus en Tobias urenlang bezig zijn, want als men dit alledaagse onderwerp van gesprek uitdiept komt men tot de ontdekking dat onze taal verrassend veelzijdig is en ongeziene verten opent.

‘s Zondags na de dienst van dominee Pruymelaer, tijdens welke Tante Truus haar veiligheidsspeld weer heeft laten vallen zonder iets van te horen, heeft zij een ernstig onderhoud met Tobias.

Zij vindt dat hij er eens uit moet.

Dat hij zijn beperkte horizon dient te verruimen. Dat het zonde is zijn veelzijdig talent onder de Mekkerense korenmaat te plaatsen. Kortom dat hij eens de wijde wereld in moet, naar het voorbeeld van zijn vader Amadeus.

Zij is graag genegen hem de hiervoor benodigde middelen te fourneren, desnoods zelfs hem te vergezellen. Maar het zou haar tegenvallen als hij van dit laatste aanbod gebruik wenste te maken.

Zij heeft reeds een reisdoel voor hem uitgestippeld. Hij moet naar Wit-Rusland om samen met Anusjka Karbonaja wat haast te zetten achter de ontwikkeling van de Krekawen(KrekelbaarKarbonaja Wentelaar). De wereld zit er met smart op te wachten, meent Tante Truus. En er mag best ook wat meer gewenteld worden.

De beide kerstdagen brengen de Krekelbaarsjes gewoontegetrouw door bij de Pruymelaers. Terwijl Tante Truus en Roosje urenlang in de keuken doorbrengen onderhouden beide heren zich met theologische disputen of een spelletje schaak. Tobias vermoedt dat dominee deze gelegenheid te baat zal nemen om hem van repliek te dienen over zijn verweerschrift tegen het kaarten in de hel.

Toch is het pas op tweede kerstdag dat dominee het pijnlijke onderwerp ter tafel brengt - nadat men gezamenlijk een uiltje geknapt heeft, na een rijkelijk met wijn overgoten kalkoen met toebehoren.

Dat is een goed teken, meent Tobias. Want indien de argumenten van dominee bijbelgetrouw en steekhoudend waren geweest zou hij ze niet als mosterd na de maaltijd opdienen.

Dominee moet toegeven dat hij noch in de bijbel, noch bij de grote kerkvaders ook maar iets over het kaartspel heeft gevonden. Slechts bij een apocrief auteur van bedenkelijk allooi, waar deze, zich tot de verstokte zondaars richtend vol walging uitroept: Gij, met uw zonden, speelt de satan in de kaart!

Wat evenwel Tobias’ stelling betreft dat uitvinders per se in de hemel terecht zouden komen, daarvan kan volgens Pruymelaer geen sprake zijn. Volgens hem is de hemelse heerlijkheid zo volmaakt dat er niets meer uitgevonden kan en hoeft te worden. En dus kunnen de uitvinders er gemist worden als kiespijn.

En daarmee basta, zegt Tante Truus, die juist met Roosje uit de keuken is neergestreken, en de kaarten reeds schudt voor een gezellig potje een en twintigen.

Op de vooravond van haar vertrek is Tante Truus opvallend stil.

Zij is in gedachten verzonken. Want nu haar benoeming tot ereburgeres van Mekkeren voor de deur staat wil zij de gemeente iets aanbieden, en wel iets blijvends en monumentaals. Even heeft zij gedacht aan een disco, maar daarmee zou slechts een klein gedeelte van de Mekkeraars vereerd zijn. En nog wel dát gedeelte dat zijn sporen nog moet verdienen.

Maar Mekkeren heeft geen enkel standbeeld! En welke zichzelf respecterende stad kan het nog zonder standbeeld stellen?

Zelfs in Pingeloord heeft men een standbeeld van de legendarische Richard Pingel, die volgens een uiterst twijfelachtige overlevering tijdens een van de kruistochten vijftig muzelmannen tot het ware geloof bekeerde om hen vervolgens een enkele reis naar de hemel aan te bieden, uit vrees dat zij niet in hun geloof zouden volharden en dus zijn moeite voor niets zou zijn geweest.

Maar wie kan in Mekkeren tot de eer van de sokkel worden verheven? De enige persoon die volgens haar ver boven de Mekkerense middelmaat uitsteekt is haar bloedeigen neef Tobias Krekelbaars. Maar daar kleven enkele onoverkomelijke bezwaren aan.

Primo: hij leeft nog en het ziet er niet naar uit dat daarin voorlopig verandering zal optreden.

Secundo: hij mag dan geestelijk ook nog zo verheven zijn, fysiek stelt hij niet veel voor, en zij is niet van plan een klein miezerig standbeeldje aan te bieden.

Nee, het moet een monument zijn van allure, en liefst een monument waarmee heel de Mekkerense bevolking zich vereerd kan voelen.

En opeens krijgt zij een helder idee: DE MAN DIE HET BUSKRUIT NIET UITGEVONDEN HEEFT. Over deze man immers wordt allerwege gepraat, en bij haar weten is nog nooit ergens een standbeeld voor hem opgericht! Nog diezelfde avond schrijft zij een brief aan het Mekkerense College van B & W waarin zij haar voornemen kenbaar maakt.

Woensdag na Kerstmis maakt Tante Truus haar laatste toer door Mekkeren op weg naar het station. Zij dampt er lustig op los en wordt geestdriftig uitgewuifd. Op het perron staat de fanfare opnieuw aangetreden en terwijl de trein langzaam het stationnetje uitschuift wordt hij begeleid door de vrolijke tonen van de Zilveren Tante Truus-Mars.

Dat was me het weekje wel, zegt Janus Pasop met een diepe zucht.

Zeg dat wel beaamt Tobias Krekelbaars als hij zijn Kreba weer voor een jaar in de remise van dominee Pruymelaer heeft geparkeerd.

Die nacht droomt Tobias van een sokkel met een vaatje buskruit erop, en dáarop

een vrouwtjeshond met een in haar bek een maxi-visitekaartje in Russische letters.

Maar verstoord wentelt hij zich op zijn andere zij en slaapt weer lekker door.

Pas als hij 's morgens wakker wordt bedenkt hij dat hij binnenkort op reis moet, of misschien liever mág, naar Wit-Rusland, waar hij zich, samen met zijn compagnonne, weer ongestoord aan het uitvinden kan wijden.

Als daar tenminste geen grotere omwentelingen door worden opgeroepen.

TERUG NAAR BEGIN VERHAAL
HOME

OVERZICHT ALLE AUTEURS

OVERZICHT LEESTEKSTEN