HOOFDSTUK 1.
Waarin wij
kennismaken met Tobias Krekelbaars en Dominee Pruymelaer
In de Dubbel-en-Dwarsstraat van het stadje
Mekkeren staat een heel merkwaardig huisje.
Het is het smalste huisje van de straat, want het
wordt bijna platgedrukt tussen de School-met de-Bijbel van meester
Barrevoets en de statige pastorie van Dominee Pruymelaer. In de
voorgevel is juist plaats voor een smalle deur en een raam op de
begane grond, twee smalle ramen op de eerste verdieping, en
daarboven een klein rond raampje tussen de trapjes van het
geveltje, waar de mussen en spreeuwen elkaar telkens vanaf
proberen te duwen.
Maar kijk eens even naar die deur! In het
rechterkozijn prijken maar liefst tien koperen trekbellen, netjes
in gelijke afstanden boven en onder elkaar. En onder iedere bel
een wit emaille plaatje met een aanduiding voor de gebruikers:
1. Postbode |
2. Melkboer |
3. Meester |
4. Kruidenier |
5. Bakker |
6. Tante Truus |
7. Dokter |
8. Belletjestrekkers |
9. Ongewenst Bezoek |
10. Dominee |
En in het middenpaneel van de deur zitten twee
rijen van telkens vijf eveneens koperen brievengleuven, waaronder
in wit emaille wederom de volgende aanduidingen:
1. Krant |
6.
Ansichtkaarten |
2.
Reclame / drukwerk |
7.
Strafport |
3.
Brieven Buitenland |
8. Tante
Truus |
4.
Brieven Binnenland. |
9.
Rekeningen |
5.
Belastingen. |
10.
Ongewenste Post |
Nog een bezienswaardigheid valt op de deur te
bespeuren. Midden op het bovenpaneel prijkt een bruinhouten
plankje, dat in zwierige gouden krulletters informatie verstrekt
over de bewoner van dit wonderlijke pand:
TOBIAS KREKELBAARS,
UITVINDER
Kijk, daar komt juist Dominee Pruymelaer aan
gewandeld. Het is een piepklein heertje met grijskrullend haar en
een paar felle oogjes achter een miniatuurbrilletje.
Collega's in het kerkelijk ambt hebben hem wel
eens gekscherend geadviseerd zich te laten beroepen in Madurodam.
Maar Dominee voelt zich nog steeds best thuis in Mekkeren. En de
Mekkeraars zijn opperbest tevreden met hun dominee.
Want als dominee ‘s zondags de kansel bestijgt
en op zijn Kreba-trapje is geklauterd ( waarover straks meer ),
dreunt zijn stem over de hoofden; en de klanken stoeien na rond de
pilaren en in de gewelfjes van het pittoreske Mekkerense kerkje.
En na de dienst hoor je op het kerkplein maar éen verzuchting:
Wat heeft dominee weer mooi gepreekt vandaag!
Maar een keer heeft dominee niet zo mooi gepreekt.
Een paar kwajongens - want die zijn er in Mekkeren zo goed als
waar ook ter wereld - hadden vlak voor de dienst het trapje
verdonkeremaand, dat timmerman Barend Brok pro deo en precies op
maat voor dominee had gemaakt. En toen dominee onverwachts met
zijn neus precies boven de balustrade van de kansel opdook
plaatste zich een aanvankelijk nog met moeite onderdrukt gelach
voort, vanaf de ouderlingenbank, tot een onbedaarlijk gebulder in
de achterste gelederen, waar ook Tobias Krekelbaars
gewoontegetrouw gezeten was. En Tobias Krekelbaars zat zich te
bescheuren.
Toen trok dominee Pruymelaer plotseling alle
registers van zijn gewijde toorn open. En toen heel de gemeente,
diepbeschaamd en met gebogen hoofd zijn zondige opwelling zat te
betreuren, zat Tobias nog steeds te gieren en met zijn groezelige
zakdoek de tranen uit zijn ogen te wissen.
En toen deed dominee iets wat een dominee
eigenlijk helemaal niet mag doen. Hij werd plotseling heel
persoonlijk en bulderde door het muisstille kerkje: "En die
Stekelbaars daar op de achterste bank zal op de dag des oordeels
wel beseffen dat wie het laatst lacht nog steeds het best
lacht!"
Daar werd zelfs Tobias Krekelbaars stil en beduusd
van. En vanaf die dag werden Dominee Pruymelaer en Tobias
Krekelbaars plotseling dikke vrienden. Want indachtig het woord
van de Schrift "Laat de zon niet ondergaan over uw toorn
" ging dominee Pruymelaer diezelfde dag nog naar Canossa. Dat
wil zeggen: hij ging in hoogsteigen persoon naar zijn buurman
Tobias om zijn excuses aan te bieden. En ze hebben zeker nog een
half uur samen zitten gieren van het lachen om die neus boven de
kansel
En met zijn uitvindersgereedschapskist toog Tobias
Krekelbaars nog diezelfde avond naar de kerk, verdiepte zich enige
tijd in de bijbel die open en bloot op de lezenaar lag, klom op de
kansel, zaagde en schaafde en draaide en schroefde. En na een paar
uur prutsen stond het trapje van Berend Brok, dat de rouwmoedige
vlegels inmiddels hadden teruggebracht, niet alleen muurvast en
onwrikbaar op de kansel, maar het kon bovendien met een
handomdraai worden in- en uitgeklapt en met een andere handomdraai
in alle richtingen worden voortbewogen.
Als je dus een kleine dominee of pastoor, wat op
hetzelfde neerkomt, als een reus op de kansel ziet staan en in een
sneltreinvaart de beperkte ruimte van de kansel ziet doorkruisen,
dan kun je er donder op zeggen dat hij een Kreba-trapje heeft
laten installeren.
Want van de vele uitvindingen die Tobias
Krekelbaars reeds op zijn naam heeft staan is deze een van de
weinige die hem tot op heden geen windeieren hebben gelegd.
Timmerman Barend Brok, die ze in licentie vervaardigt, moet
overuren maken om de vraag naar Kreba-trapjes voor te blijven.
Maar nu terug naar dominee Pruymelaer. Hij is
zojuist gearriveerd voor de deur van het merkwaardige huisje van
zijn even merkwaardige buurman. Zijn wandelstok, die hij altijd
bij zich heeft om bij de bel te kunnen, hoeft hij hier niet te
gebruiken. Want de onderste bel, nummer 10, is voor hem
gereserveerd.
Als dominee de koperen knop naar buiten trekt en
weer behoedzaam indrukt klinken van binnen onmiskenbaar de
jubelende tonen van Haendel’s Halleluja, en door het
microfoontje in de linker deurstijl, dat we van de weeromstuit
helemaal over het hoofd hebben gezien, klinkt luid en opgewekt:
Amen!
En dan gebeurt er weer iets wonderlijks: de deur
valt bijna geruisloos. Net als de brug over een slotgracht: naar
beneden. Dominee Pruymelaer zou letterlijk met de deur in huis
gevallen zijn, ware het niet dat hij met de kostuimen van het huis
en zijn bewoner zo goed op de hoogte was geweest.
Hoofdstuk twee.
Waarin wij
kennismaken met Aristoteles, Pierewiet, Mijnheer Arie Zegelaar en,
voorlopig nog uit de verte, de geheimzinnige Tante Truus.
Mijnheer Krekelbaars is vanmorgen niet goed
gemutst. Sterker nog: hij heeft de bokkenpruik op. Aristoteles, de
wijze kater, heeft al bijna een trap gekregen toen hij snorrend en
flikflooiend rond de broekspijpen van zijn baas kronkelde. En
Pierewiet, de kanarie, heeft de pogingen om zijn baas wat op te
vrolijken ook maar opgegeven. Er is vandaag geen land mee te
bezeilen!
Aristoteles vermoedt dat zijn baas weer eens met
een nieuwe uitvinding in zijn hersens rondloopt die er maar niet
uitgekronkeld wil komen. Dan is hij altijd zo sikkeneurig.
Dat zijn nu eenmaal de barensweeën van de
vooruitgang, filosofeert Aristoteles gelaten. In het beste geval
duurt het maar een dag. Maar het kan ook wel eens een hele week
worden.
Bijvoorbeeld toen hij rondliep met zijn
"Aubevoka " oftewel voluit: Automatische Bevochtiger
Voor Kamerplanten. En het resultaat valt dan meestal nog zwaar
tegen ook. Die Aubevoka was een regelrechte flop.
Aristoteles bromt niet zonder leedvermaak in zijn
snor: Parturiunt montes, nascitur ridiculus mus. Pierewiet snapt
er geen fluit van. Zelfs als Aristoteles hem uitlegt dat het een
wijs woord is van een Latijnse dichter en zoveel wil zeggen als
"Het sop is de kool niet waard " zegt
hij laconiek: "Schudt het maar in mijn voerbakje voor als ik
niets beters meer heb!"
Nee, veel begrip voor zijn ideeën vindt de wijze
kater, zoals gewoonlijk, niet bij de nuchtere Pierewiet. Het is
meer de lotsverbondenheid die hun onderlinge vriendschap
bestempelt. Het is een verheven roeping, maar ook een grote
verantwoordelijkheid, onder een dak te mogen wonen met een
uitvinder!
Pierewiet heeft in dit geval dan ook een totaal
andere kijk op de sikkeneurigheid van hun gemeenschappelijke baas.
Een veel nuchterder kijk, gebaseerd op zijn subjectieve
waarneming. Zijn kooi hangt niet voor niets pal voor het raam, en
zijn beweeglijke oogjes houden alles in de gaten. En Pierewiet
heeft de postbode aan een van de brievengleuven in de voordeur
zien morrelen. Dat kan best eens verkeerd gevallen zijn. Want op
dit punt is Tobias Krekelbaars uiterst gevoelig. Dat heeft de
ervaring hem allang geleerd.
En Pierwiet heeft natuurlijk weer gelijk. Er is
een brief in de verkeerde gleuf gegleden. Of eigenlijk in de
juiste, maar dat is nu toevallig de verkeerde. Dat zit zo. Al
jarenlang bestaat er een heftig meningsverschil, dat inmiddels het
stadium van een vete heeft bereikt, tussen Tobias Krekelbaars en
de directeur van het Mekkerense postkantoor: mijnheer Zegelaar als
hij achter het loket zit, maar doodgewoon Arie als hij de post
bestelt.
Standsverschil moet er zijn, meent mijnheer
Zegelaar. En Arie is het daar roerend mee eens.
Het meningsverschil gaat over een brief die ieder
jaar in de eerste week van december bij Tobias Krekelbaars dient
te worden besteld. Geen brief van Sint Nicolaas, want daar gelooft
zelfs Tobias niet meer in en daarmee heeft hij dan ook bij de
indeling van de brievengleuven geen rekening gehouden. Nee, de
bewuste brief vermeldt overduidelijk in sierlijke krulletters op
de achterzijde als afzender: Tante Truus. Dus moet die brief
volgens Arie in de op twee na onderste brievengleuf, genummerd 8.
Maar nu heeft Tobias Krekelbaars, per aangetekende post en bij
herhaling, aan Mijnheer Zegelaar doen weten dat een brief met als
afzender Tante Truus, door Arie te bezorgen in de eerste week van
december, onder de categorie "ongewenste post "
ressorteert en in die hoedanigheid in de onderste brievengleuf,
genummerd 10, dient te worden besteld.
Maar mijnheer Zegelaar heeft de heer Krekelbaars,
eveneens per aangetekende post maar niet bij herhaling, laten
weten dat hij zijn brievenbesteller Arie niet met dergelijke
ingewikkelde afspraken kan belasten. Hij mag al blij zijn dat hij
zijn personeel zoveel gevoel voor service heeft bijgebracht dat
het rekening wil houden met zijn belachelijk tiengleufsysteem!
Voor een uitvinder mag je best eens een uitzondering maken, maar
hij moet ook weer niet teveel kapsones krijgen. En daarmee basta!
En nu is het inderdaad weer zover. De kraakwitte
enveloppe met de beeltenis van hare majesteit precies drie
millimeter van de boven- en zijkant van de rechter bovenhoek, het
adres van de heer Tobias Krekelbaars in zwierige krulletters op
precies de voorgeschreven hoogte en de afzender 'Tante Truus' op
de achterzijde, is in de bus gegleden. Via gleuf 8 wel te
verstaan. Volgens mijnheer Zegelaar in de juiste, maar volgens
Tobias Krekelbaars in de verkeerde.
Bovendien heeft mijnheer Zegelaar de impertinente
vrijpostigheid gehad de sierlijke adreszijde van de enveloppe te
besmeuren met zijn hanenpoterig handschrift. Want tante Truus
vertikt het ten enenmale het postcodenummer van de
Dubbel-en-Dwarsstraat in Mekkeren te vermelden. Daarvoor vindt zij
Mekkeren te klein en de faam van haar neef Tobias stekelbaars te
groot.
Ook daar kan mijnheer Zemelaar zich mateloos aan
ergeren, hetgeen aan de met rood potlood toegevoegde postcode
duidelijk valt af te lezen.
Tobias heeft de bewuste en betwiste brief na lang
aarzelen briesend uit het bakje achter gleuf 8 gehaald, zijn
valdeur neergelaten, hem door gleuf 10 voor Ongewenste Post laten
glijden, en zijn valdeur weer opgetakeld. Maar dat is natuurlijk
niet de juiste weg. Het lijkt toch nergens op dat een uitvinder
zijn eigen post moet bestellen om hem ordentelijk besteld te
krijgen. Als hij daar maar eens iets op kon vinden!
Hij heeft al lang lopen piekeren over een zodanige
perfectionering van zijn gleufsysteem dat een in de eerste week
van december in gleuf 8 bezorgde brief automatisch in vakje 10
terecht zou komen. Maar dat is natuurlijk niet de oplossing van
het probleem. Het gaat uiteindelijk om de gleuf, en niet om het
vakje.
Ondertussen vervolgt Arie fluitend en welgemoed
zijn dagelijks ronde en verheugt zich al op het geurige kopje
koffie dat hem thuis te wachten staat. Hij is in zijn knollentuin.
Zo’n malle uitvinder met zijn tien briefgleuven!
En Tante Truus is helemaal niet zo onaardig. Ze
klemt regelmatig een dikke sigaar tussen de lippen van gleuf 8,
als ze in huis is. En een sigaar van Tante Truus is een hele
beste.
HOOFDSTUK DRIE.
Waarin wij
kennis maken met enkele vernuftige uitvindingen van Tobias
Krekelbaars.
Tobias begint weer wat te
bekomen. Er straalt nu een zekere berusting van hem uit.
Aristoteles mag weer behoedzaam rond zijn broekspijpen snorren,
maar nog niet op zijn schoot springen. Hij voelt precies aan
hoever hij kan gaan. Pierewiet fluit weer. Niet zo uitbundig, maar
een beetje in mineur. Eigenlijk best fijn om eens wat melancholiek
te fluiten, meen Pierewiet, maar het moet ook weer niet te lang
duren.
Na drie dagen heeft Tobias de brief van Tante
Truus toch maar uit het vakje achter gleuf 10 genomen. Hij heeft
hem voorzichtig midden op de schoorsteen geplaatst, ongeopend, met
de adreszijde naar de muur. Driemaal daags, ‘s morgens om 9, ‘s
middags om 12 en ‘s avonds om 6 uur hurkt hij in yoga-houding
voor de schoorsteenmantel en staart een half uur lang naar die
twee fatale woorden: TANTE TRUUS.
Aristoteles zit naast hem en likt zijn hand.
Pierewiet kan weer even zijn hoogste lied tierelieren, want Tobias
is nu in een heel andere wereld: de wereld van Tante Truus. Hij
ziet met de ogen van zijn geest Tante Truus die reeds haar koffers
aan het pakken is. Tante Truus die met de antieke krultang haar
haren friseert. Tante Truus die haar drie paar schoenen poetst tot
ze blinken als een snotbel in de maneschijn. Tante Truus die met
een pincet de borstelige haren van de wrat op haar kin rooit.
Tante Truus die een laatste inspectietocht houdt langs al haar
kraakheldere onroerende goederen. Tante Truus die haar aubevoka -
een prille uitvinding van haar neef Tobias in werking stelt. Tante
Truus die de voordeur van haar woning achter zich dichttrekt, de
sleutel driemaal omdraait en met twee grote koffers in de taxi
stapt, op weg naar het station.
Als dit laatste beeld van de afzender Tante Truus
is uitgestraald, staat Tobias zuchtend op. Ook zonder dat hij de
brief van Tante Truus heeft geopend weet hij precies wat er in
staat. In de december-enveloppe zit namelijk nooit iets anders dan
een met rozengeur geparfumeerde correspondentiekaart waarop vier
woorden: ZOALS GEWOONLIJK . TANTE TRUUS.
Dat wil zeggen dat Tante Truus op 17 december, wat
voor dag dat ook mag zijn, op het station te Mekkeren denkt te
arriveren.
En nu is het 17 december 15.30 uur precies.
Hoogste tijd om aanstalten te maken, realiseert Tobias zich.
Hij gaat op een onopvallend stoeltje zitten midden
in de woonkamer, drukt op een knopje in de rechterarmleuning, en
zie, de vloer onder de stoel gaat langzaam maar zeker omhoog.
Twintig centimeter boven de grond blijf hij even
aarzelend hangen. Dat is geen storing in het mechanisme, maar een
bewust ingebouwde onderbreking.
Want Tobias kent zichzelf. Hij weet dat hij zeer
verstrooid en vergeetachtig is, vooral als hij uit een diepe
concentratie komt. Nu kan hij nog in een mum van tijd op zijn
schreden terugkeren.
Maar ditmaal is het niet nodig. De stoel glijdt
met een zucht van verlichting verder. Bij de eerste lichte
aanraking van zijn hoofd met het plafond opent zich een rond luik,
afkomstig van een afgedankte onderzeeër, en dit herhaalt zich op
de eerste verdieping. Dan is Tobias op de plaats van bestemming:
een piepklein badkamertje achter het ronde raam tussen de trapjes
van het geveltje.
Daar ontdoet Tobias zich van zijn schamele
uitvindersplunje en stapt poedeltjebloot door een klein deurtje in
een smalle hoge kabine. Daar draait hij aan een kraan en heerlijk
warm water begint uit de vloer omhoog te borrelen, over zijn
voeten, langs zijn knokige spillebenen, zijn rug, tot aan zijn
tengere schouders. Hij kan nog amper het hoofd boven water houden.
Dan begint een automatische borstel het corpus van
Tobias te bewerken en een mechanische scheerkwast brengt een fikse
aromatische schuimlaag aan op zijn grijze, borstelige wangen.
Scheren doet Tobias zich met een heel eenvoudig gilette-mesje. Dat
zit hem wel een beetje dwars. Hij heeft namelijk wel eens een
automatisch scheerkling ontworpen en geconstrueerd. Maar na een
scheerbeurt heeft hij de rechten doorverkocht aan een houtzagerij
voor het ontschorsen van boomstammen. Sindsdien behelpt hij zich
maar weer.
Als het water in de zuiveringsinstallatie is
teruggevloeid, en de heteluchtinstallatie hem helemaal heeft
schoongeblazen, laat Tobias, nog steeds poedeltjenaakt, zich naar
de eerste verdieping zakken. Daar haalt hij uit de linnenkast op
de overloop kraakhelder ondergoed met lange pijpen en mouwen, dat
hij ter plekke om zijn zuivere ledematen drapeert.
Dan zakt hij verder naar de begane grond, stapt
uit zijn stoeltjeslift en hult zich in een grijze pofbroek, een
wit overhemd met een grote blauwe strik en een sportief
blauwgeruite sportcolbert.
Het is inmiddels 16.10 uur geworden en Tobias moet
zich haasten. Want Tante Truus is precies, akelig precies.
Haastig loopt hij naar de tuinpoort van buurman
Pruymelaer en komt er weldra weer uit met een uiterst merkwaardig
vehikel: een fiets met een zijspan, oftewel een Kreba-Fiets. Dat
is weer een van de vele uitvindingen van Tobias Krekelbaars die
eigenlijk al achterhaald waren voor ze werden uitgevonden.
Ook hier hadden de barensweeën te lang geduurd,
weet Aristoteles zich nog te herinneren. Maar Tante Truus wil daar
niet van weten. Ze wil perse met de Kreba-Fiets van het station
naar de bescheiden woning van haar neef worden vervoerd. En als
het weer het ook maar een beetje toelaat wil ze er ook dagelijks
een rijtoer mee maken door Mekkerens straten en dreven.
De politieagent van Mekkeren, Janus Pasop, krijgt
al de bibberatie als hij het voertuig weer in het straatbeeld van
Mekkeren ziet opdoemen. Er wordt dan van alle kanten getoeterd en
gebeld, gefoeterd en gescholden. Maar vloeken doet men in Mekkeren
niet. Daar is dominee Pruymelaer mordicus op tegen.
Maar Tante Truus zit triomfantelijk en
doodgemoedereerd naar al die opgewonden haasthebbers te kijken en
te wuiven. Ze strooit snoepjes en pepernoten voor de jeugd, omdat
het toch nog zo’n beetje sinterklaastijd is.
Janus Pasop heeft alle verkeersreglementen en
voorschriften al nageplozen om hetzij Tobias Krekelbaars, hetzij
Tante Truus, hetzij elk van hen afzonderlijk of in combinatie te
kunnen verbaliseren, maar tot nu toe zonder resultaat. De wet
geeft namelijk geen uitsluitsel over de categorie waaronder de
Kreba valt.
Moet het vehikel zich over de rijweg verplaatsen,
of over het fietspad, of over het trottoir?
Tobias geniet het voordeel van de twijfel en
verplaatst zich met zijn voertuig, al naargelang het hem uitkomt,
over wegen en paden zonder zich te houden aan de schaarse
verkeersborden in Mekkeren. Alleen aan de maximumsnelheid van 50
kilometer houdt hij zich stipt. Een dergelijke overtreding lijkt
hem ook veel te vermoeiend.
Janus heeft het voertuig ook al meerdere malen aan
een verkeerstechnisch onderzoek onderworpen. Maar alles bleek in
prima conditie, vanaf de toeter, de witte spatborden, de rode
reflectoren, tot zelfs de veiligheidsriem in het zijspan toe. Er
bleek zelfs een brandblusapparaat in het zijspan aanwezig en ook
een sigarenaansteker en een asbak.
Want Tante Truus rookt sigaren. Niet van die
kleine damessigaartjes of als sigaar verklede sigaretten. Tante
Truus rookt dikke havanna’s met wilde pluimen.
Ze rookt bij voorkeur als ze door Mekkeren toert
en dan heeft de Kreba wel iets weg van een primitieve
stoomlocomotief.
Tobias gaat nog even met een stofdoek over de niet
roerende onderdelen van zijn voertuig, pompt de banden goed hard,
werpt nog een vluchtige blik op zijn horloge, springt kwiek in het
zadel en koerst richting station, waar hij punctueel om 16.40 uur
zijn wagen parkeert.
Janus Pasop heeft zich al verdekt opgesteld om te
kontroleren of hij het parkeerverbod niet wil overtreden. Maar hij
moet onverrichterzake afdruipen.
Dat wordt me het weekje wel, bromt hij in zijn
snor.
HOOFDSTUK VIER.
Waarin wij uitsluitend en alleen kennismaken
met de raadselachtige Tante Truus, maar nu in levenden lijve.
De trein uit Pingeloord schuift met ruim drie
minuten vertraging het stationnetje van Mekkeren binnen. Dat is
een slecht voorteken, denkt Tobias. Daar kunnen alleen maar
moeilijkheden ui voortvloeien. Dat kan alleen maar een noodlottige
speling der techniek zijn of een betreurenswaardig menselijk
falen.
Tobias weet niet aan welk van beide oorzaken hij
de voorkeur moet geven. Een speling der techniek komt hem als
uitvinder te na, maar een menselijk falen kwetst het geweten van
zijn buurman en beste vriend dominee Pruymelaer.
Wat er ook van zij: Tante Truus zal niet berusten
alvorens zij de oorzaak van haar ongewild tekort aan precisie
heeft achterhaald. Zij laat zich niet ongestraft drie minuten van
haar kostbare tijd ontfutselen.
Dit alles heeft Tobias nog ruimschoots kunnen
overwegen in de vier minuten die hij op het perron heeft lopen
ijsberen. Want de gedachten van uitvinders zijn altijd snel, en
daarop vormen die van Tobias geen uitzondering.
De realiteit helpt hem spoedig uit de droom.
Nauwelijks is de trein tot stilstand gekomen of er opent zich een
eerste klas rookcoupé en door de smalle schuifdeur werkt zich een
meer dan struise dame, of beter gezegd: zij wordt naar buiten
gewerkt. Haar twee koffers worden haar weinig zachthandig achterna
gesmeten. En terwijl het fluitje van de stationschef nog snerpt is
de trein alweer vertrokken om zijn drie minuten vertraging in te
lopen.
Tante Truus, want wie anders zou het kunnen zijn,
staat met gebalde en opgeheven vuist de vertrekkende trein na te
sputteren. De woordkeus die dit gebaar vergezelt is beschaafd, dat
wel, maar bepaald niet vleiend en waarschijnlijk gericht aan de
conducteur die haar zo hardhandig de coupé heeft uitgewerkt:
Uilskuiken! Ongepelde garnaal! Gemarineerde pekelharing! Gepeperde
oliebol! Gerookte hansworst! En nog meer van dergelijk fraais.
Tobias, zelf een man van weinig woorden, kent haar
bloemrijke woordenschat, en het is een van de weinige
eigenschappen waarom hij haar mateloos bewondert. Hij laat haar
dan ook onbelemmerd uitrazen en brengt ondertussen haar bagage
vast naar de Kreba.
Na vijf minuten is Tante Truus uitgeraasd. Zij
beweegt haar arm met de gebalde vuist werktuiglijk naar beneden,
ontspant haar vingers, draait zich een halve slag om, richt haar
blik naar beneden en reikt haar zwartgeschoeide rechterhand naar
de lippen van Tobias Krekelbaars, die er een weinig
hartstochtelijke kus op drukt.
Daar zijn we dan weer, zegt Tante Truus. Je ziet
er goed uit voor je doen, maar je hebt je schoenen niet gepoetst.
En je haar is ook veel te lang. Dat past niet bij je leeftijd en
bij je postuur. En breng me nu eerst maar even naar de
stationschef.
Ook deze laatste woorden zijn in het
verwelkomingsprotocol voorzien.
Tante Truus heeft op haar jaarlijkse treinreis van
Pingeloord naar Mekkeren altijd wel iets beleefd of meegemaakt
waarover zij zich heeft te beklagen. Vorig jaar heeft zij twee uur
lang in een eerste klas rookcoupé moeten doorbrengen met een heer
die het vertikte te roken en de hem door haar gepresenteerde
sigaar botweg weigerde. Zoiets geeft natuurlijk geen pas. Als je
in een niet-rookcoupé niet mag roken, dan is het toch logisch dat
je in een rookcoupé niet niet mag roken. De stationschef
heeft haar heilig beloofd dat hij haar klacht zou deponeren bij de
spoorwegrecherche. Maar ze heeft er tot nu toe niets meer van
gehoord.
Maar ditmaal zal zij voet bij stuk houden en niet
rusten voor zij in het gelijk is gesteld. Want ditmaal ontwaarde
zij op het traject tussen Rozengeur en Maneschijn een jong paartje
- van beiderlei kunne zegt zij met nadruk tegen de verbouwereerde
stationschef - dat onder het voorbijschuivend oog van de
treinreizigers doodgemoedereerd lag te minnekozen in de
spoorwegberm.
Tante Truus heeft toen onmiddellijk aan de noodrem
getrokken, is
verontwaardigd de trein uit gestapt, heeft haar
grootste en zwaarste koffer voor een van de wielen geschoven om de
trein het verderrijden zonder haar te beletten, heeft het
verbouwereerde stel eens flink de les gelezen, heeft haar koffer
weer ter hand genomen en is weer opgelucht ingestapt.
Maar de conducteur die inmiddels reeds op de
plaats des onheils was gearriveerd was niet voor rede vatbaar en
heeft haar onverwijld geverbaliseerd. En toen zij tegensputterde
heeft hij haar nog uitgescholden ook. Voor extremiste nog wel!
Dat neemt Tante Truus niet. Zij wil dat de zaak
grondig wordt uitgezocht, ook al moet de onderste steen boven
komen. Anders zal zij een lang geding aanspannen tegen die blaag
van een conducteur. Want een kort geding lijkt haar voor zulk een
onheuse bejegening van een dame volkomen ontoereikend.
Ziezo, dat is dan ook weer afgewerkt. Over zulke
dingen moet je geen gras laten groeien, meent Tante Truus. En nu
zeult Tobias aan de arm van Tante Truus naar de uitgang. Hij
krijgt er altijd pijn van in zijn schouder, want de arm van Tante
Truus houdt bijna op waar de zijne begint.
Hij is bovendien deze wijze van zich gezamenlijk
voortbewegen niet gewend. Want Tobias is een verstokte vrijgezel.
Soms neemt hij dominee Pruymelaer wel eens in de arm, maar dat is
dan altijd figuurlijk.
Tobias is dan ook maar wat blij als Tante Truus
zich vergenoegd in het zijspan heeft geïnstalleerd, de gordel om
haar fraaie boezem heeft gedrapeerd en een verse havanna heeft
ontstoken. Zij zit daar prinsheerlijk en triomfantelijk en schijnt
alle ergernis opeens weer vergeten. Tobias zet zichzelf in het
zadel, zijn voeten schrap, zijn borst vooruit en zijn pet op. Die
pet draagt hij alleen als hij Tante Truus moet vervoeren. Daar
staat Tante Truus op, ook al kombineert hij absoluut niet met zijn
overige uitmonstering. Het is een roodgeruite pet met een grote
klep, die Tante Truus in lang vervlogen dagen van een
safari-vacantie in Centraal Afrika heeft meegebracht.
Sinds haar aanwezigheid daar heeft de wildstand
zich duidelijk meer naar het noorden verplaatst en staat zij in
een slecht blaadje bij het Wereld Natuurfonds. Maar daar ligt
Tante Truus niet wakker van. Alleen vindt zij het spijtig dat haar
sindsdien een visum voor Noord en Zuidafrika halsstarrig geweigerd
wordt.
Tobias heeft de brede leren band aan de
binnenzijde van de pet gevuld met ijsklontjes. Want vooral als hij
Tante Truus vervoerd is het zaak zijn hoofd koel te houden. En het
heeft nog een ander voordeel. Want als het water hem weldra in
straaltjes langs zijn gezicht gutst denkt Tante Truus dat Tobias
zich geweldig voor haar moet inspannen, en dan glundert zij des te
meer.
Tante Truus is namelijk geweldig trots op haar
lichaamsgewicht: 125 volledige kilogrammen wanneer zij in haar
nachtgewaad op de weegschaal staat! Iedere zondagmorgen, na een
formidabele ochtendplas, gaat zij op de weegschaal. En owee als er
ook maar 100 gram zoek is geraakt!
Dan controleert zij eerst of zij haar gebit wel
inheeft, haar pantoffels aan, haar bril op, haar oorknoppen in.
En als dit allemaal inderdaad het geval is en de
schaal desondanks 100 gram te weinig blijft aangeven, zet zij het
op een schransen. Dan vliegen de opdrachten voor de bakker, de
slager en de kruidenier via de telefoon de deur uit en wrijft de
Pingeloordse middenstand zich vergenoegd in de handen.
Maar als er een andere keer ook maar 100 gram
teveel op de weegschaal staat controleert zij even nauwgezet of
zij haar slaapmuts al afgezet heeft, haar peignoir niet aan heeft,
geen twee zakdoeken in de zak van haar nachtpon heeft, en zelfs of
zij het pepermuntje, dat zij van kindsbeen af voor het slapengaan
in haar mond steekt, wel geheel heeft verwerkt.
En als ook dit alles in orde bevonden is vast zij
net zo lang tot de illegale 100 grammen weer zijn afgevoerd. Want
zo is Tante Truus: consequent tot het bittere einde.
Maar het vervoer van de 125 kilogram Tante Truus
vergt van Tobias Krekelbaar veel minder inspanning dan Tante Truus
vermoedt, Want hij zou geen uitvinder zijn als hij daar niet al
lang iets op gevonden had. Aan een rubberen staaf, die onzichtbaar
vanaf de achterkant onder de Kreba door naar voren loopt heeft hij
een extra sterke en zware magneet verbonden. die zich precies twee
centimeter voor de ijzeren voorbumper bevindt. Daardoor wordt de
Kreba vanzelf aan-getrokken en zijn de trapbewegingen van Tobias
meer schijn dan werkelijkheid.
Het op ieder gewenste moment tot stilstand brengen
van het voertuig vormde aanvankelijk een veel groter probleem.
Maar ook dat heeft hij vernuftig opgelost door de magneet met een
handel 10 centimeter te laten zakken.
De geestelijke inspanningen van Tobias zijn dan
ook aanmerkelijk groter en inspannender. Hij beslaat met zijn
voertuig zoveel van de beschikbare straatbreedte dat er voor en
achter hem een getoeter klinkt van jewelste.
Janus Pasop snelt op zijn dienstfiets van het ene
kruispunt naar het andere om het verkeer in goede banen te leiden.
En telkens als hij het Kreba-voertuig passeert werpt hij een
vernietigende blik naar Tobias Krekelbaars.
Hij weet die blikken echter wel zo te werpen dat
ze Tante Truus niet raken. Want Tante Truus kan bij hem een potje
breken. Zij brengt leven in de brouwerij en doet daarmee indirect
zijn promotiekansen stijgen.
Daar komt nog bij dat de intocht van Tante Truus
dit jaar voor het eerst in de evenementenagenda van de regionale
VVV is opgenomen. Tobias is daar des duivels om geweest. Daarom
heeft hij op eigen kosten in heel de omtrek behalve in Mekkeren
zelf, grote plakkaten laten aanbrengen met de niet mis te verstane
tekst ' TANTE TRUUS KOMT NIET!'
Dit heeft kennelijk gewerkt als een rode lap op
een stier. Bij honderdtallen zijn de toeristen en dagjesmensen
naar Mekkeren gestroomd om deze wonderlijke intocht gade te slaan.
Tante Truus is er helemaal beduusd van. Ze had nooit kunnen dromen
dat zij in Mekkeren en ommelanden zo bemind en populair was.
Tobias slaakt een zucht van verlichting als hij
eindelijk zijn Kreba voor de deur van zijn woning tot stilstand
heeft weten te brengen.
Buurman Pruymelaer houdt met gebiedende stem en
strenge blik de opdringende menigte in bedwang, tot grote ergernis
van Janus Pasop. Hij klimt ‘s zondags toch ook niet op de
kansel! Beseft dominee dan niet dat hij zo zijn promotie in gevaar
brengt of misschien zelfs geheel op de lange baan schuift?!
Wat moet de burgemeester, zijn onmiddellijke
superieur, er wel niet van denken als hij morgen via het
plaatselijk nieuwsblad "De Mekkerende Geit" moet
vernemen dat dominee Pruymelaer de orde moest handhaven. Daar zal
hij met dominee nog eens een hartig woordje over moeten wisselen.
Ieder het zijne, meent Janus Pasop.
Ondertussen schrijdt Tante Truus, geflankeerd door
Tobias en Pruymelaer, onbelemmerd als een vorstin over de valdeur
de woning binnen.
HOOFDSTUK VIJF.
Waarin de
zending van Tante Truus uit de doeken wordt gedaan en waarin het
doopceel van Tobias Krekelbaars een weinig wordt gelicht.
Tante Truus heeft zich meteen
na aankomst op haar kamer geïnstalleerd.
Het is de enige ruimte in het huis van Tobias die
deze benaming verdient, ook al is die met de aanwezige meubels van
Tante Truus ruimschoots gestoffeerd. Het is er kraakhelder,
afgezien van een dikke laag stof op alle aanwezige meubels.
Over dit verschijnsel heeft Tobias zich al vaak
het hoofd gebroken.
Hoe kan er in godsnaam zoveel stof komen in een
kamer die het hele jaar hermetisch gesloten blijft? Want bij haar
vertrek sluit Tante Truus de kamer zorgvuldig. En niemand, ook
niet Tobias, heeft een sleutel van deze gewijde ruimte, behalve
natuurlijk Tante Truus.
Tobias heeft haar koffers naar boven gesjouwd. Hij
voelt zich daarbij als een martelaar die zijn eigen marteltuig
naar de folterkamer moet brengen. Hij heeft ze aan weerszijden van
de kamerdeur geplaatst, op het overloopje. Want ongenood mag hij
zelfs geen stap over de drempel zetten.
Tante Truus heeft zich inmiddels verfrist,
zichzelf aandachtig in de spiegel bekeken, en begint energiek als
altijd aan de ontruiming van haar koffers. Ze heeft alles zo
ingepakt en geordend dat de ontruiming weinig tijd en energie
vergt.
Wat daar toch allemaal uit die koffer komt, dat
houd je niet voor mogelijk.
Eerst een heel regiment stofdoeken, waarvan de
bovenste meteen fanatiek wordt benut. Dan volgt een uitgebrijde
garderobe, die meteen in de gestofte kast verdwijnt. En wat er nog
allemaal méer tevoorschijn komt!
Drie kisten wilde havanna’s, een literfles eau
de cologne, 12 rode en 12 witte zakdoeken, 3 bussen vim, 4
dweilen, 3 dozen groene zeep, een half dozijn sponzen, 3
zemelappen, twee ragebollen, een bezem, twee vegers, 3 inklapbare
emmers, twee paar klompen, een paar rubberlaarzen, een weegschaal
niet te vergeten en nog veel meer van dergelijke snuisterijen.
Tobias Krekelbaars is nu eenmaal een eenzame
vrijgezel, een halve kluizenaar, die het niet altijd zo nauw neemt
met de regels van orde en netheid. Roosje Pruymelaer doet wel eens
een handreiking, maar ze heeft zelf een grote pastorie te
verzorgen. En bovendien: daar komt ook maar praat van in de
gemeente!
Morgen zal Tante Truus met hem de jaarlijkse ronde
door zijn huisje maken, alle hoeken en gaten aan een grondige
inspectie onderwerpen en aan de hand van haar bevindingen een
gedetailleerd werkschema opstellen voor de komende dagen.
En vanaf overmorgen vliegen de stofwolken door
alle ramen, spat het schuim je van alle kanten om de oren, roffelt
de mattenklopper keer op keer, loopt Aristoteles overal in de weg
en krijgt de ene trap na de andere, gaat Pierewiet noodgedwongen,
maar niet met tegenzin een weekje logeren bij de Pruymelaers en
sjouwt Tobias zich uit de naad om Tante Truus al haar instrumenten
en benodigdheden na te dragen en aan te reiken. Dat zijn de hand
en spandiensten die zij hem jaarlijks toevertrouwt.
Maar helemaal onder in de koffer ligt het
schrikbeeld van Tobias Krekelbaars. Als dat er niet was zou de
jaarlijkse bezoeking, in de dubbele zin van het woord, nog wel te
verdragen zijn. Met een ietwat triomfantelijk-sadistisch trekje om
haar mond ontvouwt Tante Truus een klein, bijna tot op de draad
versleten persje uit en spreidt het zorgvuldig voor haar armstoel.
Dat is het matje waarop zij in de komende dagen
haar neef Tobias herhaaldelijk ter verantwoording zal roepen over
zijn handel en wandel in het afgelopen jaar.
Want Tobias is inderdaad een volle neef van Tante
Truus, zelfs DE volle neef, want meer volle neven of zelfs
halfvolle neven heeft het lot haar niet beschoren. Tante Truus
staat dan ook officieel genoteerd als Geertruida Amalia Josephine
Krekelbaars. En Tobias is de enige telg van wijlen haar broer
Amadeus Krekelbaars.
Amadeus Qiuntus Rudolfus Krekelbaars was een
merkwaardige figuur die als ontdekkingsreiziger door het leven
ging en aan zijn einde kwam
Hij had zijn tijd niet mee, want alles wat er maar
te ontdekken viel bleek al eerder ontdekt. Hij voer om Kaap de
Goede Hoop, zette voet aan wal in Afrika, Amerika, Azië en
Australië. Maar overal moest hij zijn paspoort laten zien.
Zijn enige echte ontdekking was een Japans
geisha-meisje, dat hem haar hart en een zoon schonk, maar haar
hart weldra terugnam en hem met zijn zoon liet voortdobberen.
Maar wat moet een ontdekkingsreiziger met een
baby? Vader Amadeus vertrouwde hem toe aan de liefdevolle zorgen
van zijn zus, ons aller Tante Truus, en vertrok met de noorderzon
naar onbekende verten om nooit meer terug te keren.
HOOFDSTUK ZES.
Waarin wij iets meer te weten komen over het
intieme leven en het wel en wee van Tobias Krekelbaars, Tante
Truus, Aristoteles en Pierewiet .
De volgende morgen, reeds voor het krieken van de
dag en het ochtendgloren, is Tobias Krekelbaars uit de veren. Maar
of de morgenstond ook ditmaal goud in de mond zal hebben staat nog
maar te bezien. Toch zijn er enkele gunstige voortekenen, meent
Tobias.
Hij heeft de avond tevoren, gewoontegetrouw, de
komst van Tante Truus gevierd met een glaasje boerenjongens en een
spelletje eenentwintigen, waarbij hij maar liefst zeven cent heeft
gewonnen, iets wat hem nog nooit is gelukt.
Zou Tante Truus toch een beetje aan het aftakelen
zijn? Nu moet Tobias eerlijk bekennen dat hij zich voor het eerst
van zijn leven op dit toernooi met de kaart heeft voorbereid,
samen met dominee Pruymelaer. Want die zal er tijdens het
werkbezoek van Tante Truus, willens nillens, ook aan moeten
geloven.
Meester Barrevoets, zelf een fanatiek
eenentwintiger, heeft hen de kneepjes van dit op het eerste
gezicht zo simpele spel met een waarlijk engelengeduld trachten
bij te brengen. Aan Tobias had hij een dankbare leerling, die op
de duur zelfs enig plezier in het kaartspel leek te krijgen.
Maar met Pruymelaer was het boter aan de galg
gesmeerd. Bij hem moest een welhaast pathologische afkeer van het
kaartspel worden bezworen. Hoe vaak immers had hij niet van de
kansel verkondigd dat het kaartspel een uitvinding van de duivel
was!
Volgens dominee zijn de verdoemden in de hel
veroordeeld tot een eeuwigdurend kaartspel: de overspelers houden
zich onledig met harten-jagen, de sadisten met pesten, de
schoolmeesters met eenentwintigen, de leraren met eenendertigen en
last not least de uitvinders met jokeren.
Tobias is het daar vanzelfsprekend niet mee eens.
Hij heeft er heel de bijbel op nageplozen, maar niets van dien
aard kunnen vinden. Hij vindt het dus een welhaast ketterse en op
zijn minst schismatieke opvatting van de overigens zo rechtzinnige
Pruymelaer. Hij heeft zijn theologische bezwaren tegen deze
opvatting dan ook duidelijk geformuleerd en aan zijn buurman
schriftelijk doen toekomen.
In hoofdlijnen komt zijn verweer hier op neer:
A. Het kaartspel kan onmogelijk een uitvinding
van de duivel zijn, aangezien uitvinden een typisch menselijk
vermogen is dat door de schepper - zijn naam zij geprezen -
slechts bij hoge uitzondering en aan enkele hoogbegenadigde
personen wordt meegedeeld.
B. Het kaartspel kan onmogelijk in de hel worden
beoefend, daar het :
a. door normale mensen als een aangenaam
tijdverdrijf wordt ervaren en de hel in wezen een plaats van
foltering en ongenoegen is.
b. onmogelijk is, gezien de onvoorstelbare hitte
van het hellevier, zodanige kaarten te ontwerpen dat zij niet
onmiddellijk zouden verbranden of verzengen.
C. Het is een aan blasfemie grenzende bewering
dat uitvinders in de hel zich zouden kunnen bezighouden met wat
dan ook, laat staan met jokeren. Hun soort is immers dermate dun
gezaaid en uniek dat hun aanwezigheid in de hemel onmogelijk
gemist kan worden.
D. Gezien het domine-rende karakter van de Satan
en zijn trawanten, en gezien de voorstelbare aanwezigheid van
tal van ketterse dominees in de onderaardse krochten ligt het
meer voor de hand dat aldaar het domino-spel met verve en
hartstocht zal worden beoefend.
Daar kan Dominee Pruymelaaer het voorlopig mee
doen. En tot op heden is hij hem een repliek op zijn theologisch
verweer schuldig gebleven.
Wel heeft hij bespeurd dat het licht op Pruymelaer’s
studeerkamer de laatste dagen pas diep in de nacht werd gedoofd.
Waarschijnlijk is hij aan het snuffelen in oude, stoffige en
vergeelde folianten om zijn buurman vandaag of morgen met een
lawine van argumenten te kunnen overstelpen.
Wie dan leeft, die dan zorgt, denkt Krekelbaars.
En wie kaatst moet de bal verwachten.
De zeven gewonnen centen zijn dus nog geen
steekhoudend argument voor de afkalvende geestvermogens van Tante
Truus. Pas als zij ook tegen buurman Pruymelaer het onderspit zal
delven kan men er een voorzichtige conclusie uit trekken.
Maar de nonchalance en gelatenheid waarmee zij hem
zijn rechtmatig verworven winst heeft uitgeteld en hem zelfs,
gemakshalve, drie cent fooi heeft gegeven versterkt zijn flauw
vermoeden. De komende dagen zullen het uitbrengen! Daar zullen
geen kraaien aan te pas komen!
Niet dat Tobias met leedvermaak zit te vlassen op
de eventuele aftakeling van Tante Truus. Maar wel is hij er van
overtuigd dat haar geestesvermogens zo ‘n intense hoogte hebben
bereikt dat een lichte daling de mensheid in het algemeen, maar
Tobias in het bijzonder, zeer wel ten goede zou kunnen komen.
Wat kan er niet allemaal omgaan in het uitgeslapen
hoofd van een uitvinder op een vroege morgen in december.
Op zijn sokkevoeten sluipt hij nu naar de kamer
van Tante Truus om zich te vergewissen of zij zich nog in de armen
van Morfeus bevindt. Als hij zijn oor tegen het middenpaneel van
de deur te luisteren legt kan hij aan het ritme van haar
ademhaling, die bepaald niet geruisloos verloopt, het stadium van
haar slaap vrij nauwkeurig bepalen. Af en toe bespeurt hij een
lichte hapering tussen de aan-en afvoer van de luchtstroom. Ook
het herhaald, zij het nog licht kraken van het antieke ledikant
geeft hem de overtuiging dat Tante bezig is zich aan Morfeus‘
armen te ontworstelen.
Dat is opschieten geblazen. De gastvrijheid eist
nu eenmaal een zware tol van hem.
Gelukkig heeft hij gisteravond de tafel in de
kamer al ontruimd en gedekt met een van de twee damasten
tafellakens die hij rijk is, zijn eigen driepersoons porseleinen
ontbijtservies en het massief zilveren bestek dat Tante Truus haar
broer Amadeus destijds bij zijn huwelijk ten geschenke heeft
gegeven.
Tobias laat niet zonder enige voldoening en trots
zijn blikken over dit voor hem zo zeldzaam huiselijk tafereel
weiden. Hij heeft in de loop der jaren al heel wat bijgeleerd.
Hij herinnert zich maar al te goed hoe hij eens
uit pure onkunde een ietwat vergeeld beddelaken over de
ontbijttafel had gespreid. Dat zal hem niet meer overkomen. Zelfs
het porseleinen vaasje met het rode miniroosje, waar Tante zo op
gesteld is, ontbreekt niet. Nee, vanmorgen kan hem,
redelijkerwijs, nauwelijks nog iets overkomen.
Het water begint behaaglijk te zingen in de
fluitketel en de twee eitjes liggen genoeglijk te wiegelen en te
rollebollen in het steelpannetje.
Pierewiet is al lang wakker en zingt zijn hoogste
lied. Hij weet dat nu weldra het uur is aangebroken dat hij mag
gaan logeren bij dominee Pruymelaer. Dat wordt weer smikkelen en
smullen.
Want Roosje Pruymelaer, de echtgenote van dominee,
wil absoluut niet dat hij heimwee krijgt. Hij mag dan in de grote
koperen kooi bij Tjieletjap, de Japanse nachtegaal die dominee
destijds als zendeling uit de Minahassa heeft meegebracht. Dan
kunnen ze hun zangtalent weer eens aan elkaar toetsen. Pierewiet
vindt dat bij hem de hogere registers beter tot hun recht komen,
maar in de lagere regionen en de tremolo’s moet hij in
Tjieletjap duidelijk zijn meester erkennen, ondanks diens
respectabele leeftijd.
Aristoteles heeft zich weemoedig teruggetrokken in
een hoekje achter het gordijn en speelt bijna achteloos met de
neerhangende kwast. Hij mag Tante Truus niet, en dat gevoelen is
duidelijk wederkerig. Hij kan zich de komende dagen het best maar
zo weinig mogelijk laten zien.
En Tobias moet zijn gehechtheid aan zijn zwarte
huisvriend voorlopig maar zo goed mogelijk zien te verdoezelen.
Driemaal daags zal hij de katermaaltijd heimelijk op het vaste
plekje achter het gordijn schuiven. En Aristoteles zal hem
behoedzaam, zonder smakken, naar binnen zien te werken. Wat het
oog niet ziet deert het hart niet, denkt Aristoteles.
Wat krijgen we nou? Plotseling klinken de heldere
tonen van het bekende refrein " Word wakker, word wakker,
word wa-a-akker " vanuit het keukentje. Het begint heel
zachtjes, neemt in sterkte toe tot het weldra bijna oorverdovend
door heel het huisje galmt.
Boven zijn hoofd hoort Tobias driemaal een luide
geeuw en het geschuifel van maagdelijke voeten die op de tast naar
pantoffels zoeken. Hij neemt de fluitketel, die nog een laatste
wa-a-akker stamelt, van het petroleumstel en giet het water op de
koffiepot. Met enig afgrijzen weliswaar, want Tante weigert zelfs
haar nuchtere maag met thee te bezoedelen.
De geluiden boven hem worden nu steeds duidelijker
en angstaanjagender, zeker voor een man voor wie het alleen zijn
tot een tweede natuur is geworden. Het zijn vooral watergeluiden
in verschillende variëteiten, die al naar gelang hun aard
vergezeld gaan van klateren, zuchten, proesten en gorgelen.
Binnen 5 minuten daalt de rijzige gestalte van
Tante Truus, gehuld in een donkerblauw-fluwelen ochtendmantel de
trap af en vult de opening van de kamerdeur.
HOOFDSTUK ZEVEN.
Waarin Tante Truus zich van haar beste kant laat
zien, en grote gebeurtenissen hun schaduw vooruitwerpen
Het ontbijt, voorafgegaan door drie minuten
ochtendgymnastiek en tien minuten yoga, is bij Tante Truus in
goede aarde gevallen. Zij houdt van een stevig fondament en heeft
een broertje dood - als zij dit zegt welt er een traan op in haar
oog - aan de broze schepseltjes die op de prille ochtend hetzij
niets, hetzij een flinterdun sneetje, magere kwark of confiture
tot zich nemen. Daar valt in het productieproces niets van te
verwachten, meent Tante Truus, daar dezulken nauwelijks de energie
kunnen opbrengen hun gemanicuurde handen uit de mouwen te steken.
Tobias heeft goed gezorgd. Haar jarenlange
eenweekse opvoeding blijkt eindelijk vrucht af te werpen en effect
te sorteren. Het eitje was precies in de prik, het beschuitje met
paarderookvlees knapperig en hartig, het sneetje Mekkerens bruin
met geitekaas ditmaal niet muffig, de krentenbol vers en van
precies voldoende zuidvruchtjes voorzien. Daar kan ze tot het
noenmaal voldoende energie uit putten.
Alleen de koffie had een tikkeltje robuuster en
van een evenwichtiger melange mogen zijn. Daar zal ze hem vandaag
of morgen terloops over moeten onderhouden.
Tobias weet niet wat hem overkomt. Zo gezellig en
knus heeft hij met Tante nog nooit getafeld. Ze heeft zelfs niet
met haar hand onder het tafellaken gestreken om de illegale
aanwezigheid van stof te constateren.
Maar het ontbijt is nog niet volledig. Tobias
heeft Tante Truus uit een van de cederhouten kistjes een dikke
havanna aangeboden, en zelf uit een vijf maten kleiner kistje een
cigarillo opgestoken.
Dit is een van de kleinere kwellingen die het
jaarlijkse bezoek van Tante pleegt mee te brengen: hij moet en zal
haar ook in het roken gezelschap houden. Hij heeft al eens een
boekje over de schadelijke effecten van het roken quasi nonchalant
in de kamer laten slingeren, maar de volgende dag was het
spoorloos verdwenen en vervangen door een grote kist sigaren. Hij
mag, eerlijk gezegd, nog van geluk spreken dat hij niet tot de
wilde havanna veroordeeld is.
Het is inmiddels kwart over zeven geworden en het
nieuwsblad De Mekkerende Geit is in de bus gegleden, en wel in
gleuf 1 zoals het hoort.
Tobias heeft popelend op dit moment zitten
wachten. Nu is het lang verbeide moment aangebroken waarop hij
Tante een van zijn laatste uitvindingen kan demonstreren. Daar
hangt voor hem veel van af.
Want, onder ons gezegd, Tobias heeft nog geen
middel ontdekt om van de wind te leven. Hij wordt in hoge mate
gesponsord, om dit fraaie woord ook maar eens te gebruiken, door
niemand minder dan Tante Truus. Hoe simpeler, eenvoudiger en
onpractischer zijn vindingen zijn, des te dieper pleegt zij in
haar buidel te tasten. En wat dat betreft kan er met deze
uitvinding alleen maar eer worden behaald.
Zonder dat Tante het merkt draait hij aan het
wieltje van een handboor, dat hij stevig onder het tafelblad heeft
bevestigd. En zie, De Mekkerende Geit komt keurig in de vouw over
een onzichtbaar dunne vislijn vanuit gleuf 1 de kamer
binnengegleden, terwijl het kastje met een koekoekgeluid
dichtklapt, tot juist binnen handbereik van Tante Truus.
Tobias heeft de lange slungel van een
krantenjongen wel uiterst precieze instructies en aanwijzingen
moeten geven hoe hij de krant precies in de gleuf moet wurmen om
het gewenste resultaat te bereiken. Er zijn dan ook heel wat
mislukte pogingen aan voorafgegaan. Het zweet parelt hem op dit
kritieke moment dan ook niet voor niets op zijn voorhoofd.
Tante Truus is er helemaal van ondersteboven. De
sigaar is van de weeromstuit op haar ontbijtbordje geploft.
Tobias glundert. Als Tante zich weer hersteld
heeft kijkt zij haar neef met mateloze bewondering aan, diept haar
chequeboek uit haar handtas en schrijft een zo te zien
astronomisch getal met veel nullen op een van de blaadjes, dat zij
Tobias toeschuift. Tobias weet hoe het hoort. Hij bergt het
kleinood, onder dankbetuiging, in zijn portefeuille en zal het
ingevulde bedrag pas na Tante’s vertrek bekijken.
Maar hij maakt zich geen al te grote illusies. Hij
kent Tante’s principiële hardnekkigheid om geldbedragen, hoe
laag of hoog dan ook, in centen te noteren. Want volgens haar is
de cent de enige officiële munteenheid.
Guldens, kwartjes, dubbeltjes en stuivers bestaan
voor haar eigenlijk evenmin als papieren valuta. Slechts omdat zij
anders regelmatig met een kruiwagen op en neer naar de bank zou
moeten laat zij de circulatie van deze valuta oogluikend toe. Maar
het is en blijft een concessie aan de menselijke zwakheid. En
daarmee basta!
Zeker is dat Tobias op korte termijn een
tegenbezoek aan Tante Truus zal moeten brengen om een Krekratrali
, een Krekelbaars Kranten Transport Lijn, in haar Pingeloordse
woning te installeren. En Tante zal dan weer talrijke
koffievisites en soirees organiseren om de loftrompet op haar neef
te steken en de krekratrali aan de man te brengen.
Deze keer mag hij echter zeker niet vergeten in de
kleine lettertjes van het garantiebewijs zeer nadrukkelijk te
vermelden dat niet-functioneren bij onoordeelkundig gebruik niet
ten laste van de uitvinder mag worden gebracht. Want hij herinnert
zich naar al te goed de trammelant die hij met die slungel van een
krantenjongen heeft gehad.
Tante is weer tot de alledaagse realiteit
teruggekeerd. Zij heeft de krant van de draad geplukt en deze aan
Tobias overhandigd. Hij weet wat hem te doen staat. Tante wil
uitvoerig en gedetailleerd geïnformeerd worden over het wel en
wee van de Mekkerense gemeenschap, die haar in de loop der jaren
zo dierbaar geworden is. En aan Tobias valt de eervolle maar
verantwoordelijke taak te beurt haar dit in geuren en kleuren uit
de doeken te mogen doen.
Tante Truus is nieuwsgierig, maar wel zeer
selectief in haar nieuwsgierigheid. Zij interesseert zich slechts
voor het nieuws dat zich voordoet op de plaats, waar ook ter
wereld, waar zij zich toevallig bevindt.
Daarom heeft zij zich ook, op haar expedities in
Afrika , bekwaamd in het communicatiesysteem van de tamtam, op
haar talrijke cruises over de wereldwateren in het gebruik van het
morse-systeem, en op haar reizen door de landen van de klassieke
oudheid zelfs in het ontcijferen en lezen van spijkerschrift en
hiëroglyfen.
Van Tobias verwacht zij dan ook dat hij haar het
Mekkerense nieuws. al naargelang de aard, op de juiste toon en in
de vereiste tongval voorleest.
De voorpagina interesseert haar slechts in zoverre
het de keerzijde is van pagina twee, waarop de bloem van het
plaatselijk nieuws is bijeengebracht.
Tobias begint met de jobstijdingen, meestal
overlijdensberichten, die een zeer speciale intonatie vergen en
een omfloerst stemgeluid. Hij weet uit ervaring dat Tante het
diepst ontroerd wordt door het verscheiden van oude tot zeer oude
mensen, in elk geval boven haar jaren, en dat binnen deze
categorie de vrouwen bij haar deernis wekken, vooral die vrouwen
die tot het einde hunner dagen in hun maagdelijke staat hebben
volhard.
Daar heeft zij zo haar eigen gedachten over, die
zij soms tracht te wisselen met dominee Pruymelaer. Maar die heeft
er nooit van terug.
Tobias heeft geluk. Het zit hem ook allemaal mee
vandaag. Er heeft slechts een Mekkeraer van het mannelijk
geslacht, en niet eens een echte inboorling, op de onbeduidende
leeftijd van 47 jaar het tijdelijke met het eeuwige verwisseld.
Hij wordt diep betreurd door zijn vrouw, twee
kinderen en een kleinkind - dus dat is goed geregeld en daar hoeft
Tante zich geen zorgen over te maken - en hij zal Deo volente op
donderdag ter aarde worden besteld.
Tante is matig ontroerd. Zij plengt een met moeite
opgewelde traan op het derde ontbijtbordje , dat nog ongebruikt op
tafel staat ter nagedachtenis van haar diepbetreurde broer Amadeus
Krekelbaars, wiens verbleekte botten waarschijnlijk ergens op de
bodem van de oceaan rondwentelen en tevergeefs een laatste
rustplaats zoeken.
Ach, dat ook tot haar, als tot wijlen Penelope,
Athena mocht afdalen in de gedaante van Mentor om haar te
bemoedigen en van het tegendeel te overtuigen. Zij kan zich echter
troosten met de gedachte dat haar megaron in elk geval verschoond
is gebleven van de smadelijke schare verwaten vrijers.
Na een minuut stilte mompelt zij halfluid, maar
nog goed verstaanbaar: "God hebbe zijn ziel en de duvel zijn
klompen". Dat is voor Tobias het teken dat hij zijn lezing
kan vervolgen. En wat ziet zijn oog? Tussen de doorregen
speklapjes van slager de Vet en de brioches van Bakker Stofmeel
staat over een breedte van maar liefst twee kolommen een grote kop
:TANTE TRUUS GEARRIVEERD. GROTE VERKEERSCHAOS IN MEKKEREN.
Daar zal Tante Truus van opkijken. Het is een
kolfje naar haar hand en koren op haar molen. Want tante is graag
in de publiciteit. Zolang er nog over je gesproken en geschreven
wordt hoor je er nog bij, pleegt zij te redeneren. Dit zou haar
hele werkbezoek wel eens tot een feest kunnen maken! Zou hij het
er dit jaar dan toch zonder reden tegen opgezien hebben?
Hij schraapt zijn keel en leest met plechtige
stem:
Onder grote publieke belangstelling is mevrouw
Gertruda Krekelbaars, beter bekend als Tante Truus, voor de 25e
keer in Mekkeren gearriveerd om haar neef, onze geëerde
medeburger Tobias Krekelbaars, met haar jaarlijks bezoek te
vereren.
Zij werd op het station hartelijk begroet door
haar neef en vervolgens per Krebafiets, een uitvinding van de
heer Krekelbaars, naar diens woning aan de Dubbel-en-Dwarsstraat
vervoerd.
Ondanks de vele plakkaten met de leugenachtige
tekst TANTE TRUUS KOMT NIET, die gewetenloze onverlaten tot in
de verre omtrek van Mekkeren hadden aangebracht en waarnaar de
politie een onderzoek instelt, waren honderden toeristen naar
Mekkeren gestroomd om de intocht van Tante Truus gade te slaan.
Adjudant Pasop van de plaatselijke politie had
dan ook zijn handen meer dan vol om het verkeer in goede banen
te leiden en het enthousiaste publiek in toom te houden.
Voor de woning van Tobias Krekelbaars was de
belangstelling zo overweldigend dat adjudant Pasop de
assistentie moest inroepen van Dominee Pruymelaer. Door een
voorbeeldige samenwerking van de geestelijke en wereldlijke
overheid kon Tante Truus zonder kleerscheuren en lichamelijk
letsel de woning van de befaamde uitvinder betreden.
In verband met haar 25e werkbezoek
aan Mekkeren zal het MBK (Mekkerense Blaas Kapel ) in Eer en
Deugd onder leiding van meester Barrevoets haar zaterdagnamiddag
aanstaande om 17 uur een serenade brengen.
Naar wij uit gewoonlijk welingelichte bron
vernemen zal in de eerstvolgende Mekkerense
gemeenteraadsvergadering het voorstel worden ingediend Tante
Truus te versieren met de legpenning in zilver van de gemeente
Mekkeren en haar het ereburgerschap voor het leven toe te
kennen.
Tobias durft na de lezing nauwelijks zijn blikken
in de richting van Tante Truus te werpen om haar reactie te
registreren. Zij is volledig in extase. Haar sigaar is er van
gedoofd. Wat een schatten van mensen, wat een schatten, mompelt
zij wel tien keer achter elkaar.
Maar dan tapt zij plotseling uit een heel ander
vaatje. Je verdient het eigenlijk niet dat je hier mag wonen, zegt
ze streng. Op, aan de arbeid. Wij zijn reeds ruimschoots over
tijd.
En de daad bij het woord voegend begeeft zij zich
naar haar appartement, Tobias vertwijfeld achterlatend bij de
povere restanten van het petit dejeuner.
HOOFDSTUK ACHT.
Waarin Tante Truus haar zending begint met een
nauwkeurige inspectie van have en goed, Tobias op het matje wordt
geroepen en Janus Pasop lont begint te ruiken
Terwijl Tobias de tafel ontdekt en zich in het
keukentje aan de afwas begeeft voltrekt zich in de kamer van Tante
Truus een ware metamorfose. Tante Truus steekt zich in een
donkerblauw mantelpak met witte biezen, waaronder een witte blouse
met effen blauwe stropdas. Haar hoofd bedekt zij met een blauwe
baret. Deze uitmonstering geeft haar het cachet van
onverbiddelijke gestrengheid, dat geheel in overeenstemming is met
het eerste deel van haar precaire zending: het controleren van de
boeken en het inspecteren van de inboedel van haar neef Tobias.
Als zij zich voor de spiegel overtuigd heeft van
haar indrukwekkend en martiaal voorkomen neemt zij het kloeke
besluit haar inspectietocht te beginnen. Daartoe geeft zij met de
punt van haar degelijk-ouderwetse paraplu drie tikken op de vloer.
Tobias is juist klaar met de vaat. Hij neemt drie
schriften uit de la van zijn bureau en rept zich naar boven. Na
drie bedeesde tikken op de deur van Tante Truus en een
krijgshaftig " Binnen " van de andere kant zet hij
schoorvoetend zijn eerste schreden over de drempel. Hij weet als
geen ander wat men onder drempelvrees verstaat en hoe moeilijk het
is deze te overwinnen
Tante zit kaarsrecht in het volle besef van haar
waardigheid in haar grote lederen fauteuil. Aan het voeten ligt
het matje gespreid.
Tobias plaatst zich daarop met knikkende knieën
en neergeslagen ogen en overhandigt Tante Truus zijn drie
geschriften, zijnde:
- zijn huishoudboekje( met groene kaft, en enige vetvlekjes)
- zijn kasboekje ( met belasting-blauwe kaft )
- zijn uitvindingenboekje ( met rode kaft )
Tante neemt ze zwijgend in ontvangst, bergt ze
voorlopig in de bovenste lade van haar sécretaire, om ze te
zijner tijd met aandacht te bestuderen
Maar nu is er werk aan de winkel. De
inspectietocht langs de bezittingen van Tobias Krekelbaars gaat
beginnen.
Op een wenk van Tante Truus gaat Tobias haar voor,
opent met een buiging de deur om haar vrije en onbelemmerde
doorgang te verlenen, en sukkelt dan als een trouwe maar gelaten
hond achter haar aan naar het eerste object van inspectie: de
linnenkast op de overloop.
Tobias opent de beide deuren van de kast
wagenwijd.
Zo op het eerste gezicht lijkt de linnenkast een
schoolvoorbeeld van netheid en orde. Zij geurt naar lavendel en
marjolein, een combinatie waarvan Tobias weet dat zij de neus van
Tante behaaglijk prikkelt.
Verdeeld over vijf planken zijn de volgende
aanduidingen aangebracht in sierlijke letters, die de gewijde hand
van buurman Pruymelaer verraden.
plank 1: ' Tafellakens, servetten, vinger doekjes
e.d.'
plank 2: ' Handdoeken , theedoeken, washandjes,
vaatdoeken e.d.'
plank 3: ' Overhemden d.d.w., overhemden z.,
zakdoeken w., zakdoeken b.'
plank 4: ' Onderbroeken l.p., onderbroeken k.p.,
hemden l.m., hemden z.m.'
plank 5: ' Diversen.'
Voor de niet al te intelligente lezer wien dit
verhaal per ongeluk in handen zou vallen volgt hier de betekenis
der codes achter het vermelde linnengoed:
e.d. = en dergelijke , d.d.w = door de weeks , z.
= zondags , l.m. = lange mouw , l.p. = lange pijp , k.m = korte
mouw , l.m. = lange mouw , w. = wit , b. = bont.
Maar de schijn is vaak bedrieglijk. Tante Truus
laat zich dan ook niet door uiterlijk vertoon van orde en netheid
om de tuin leiden. Zij weet uit ervaring dat er kaf onder het
koren schuilt en dat de vlag niet altijd de lading dekt.
Een voor een laat zij de stapeltjes naar haar
kamer transporteren. En terwijl Tobias de vrijgekomen plaats met
een stofdoek te lijf gaat onderwerpt zij ieder stuk aan een
grondige inspectie. Het eerste onderzoek is een sortering op
soort. En jawel hoor. Er liggen twee onderbroeken l.p. tussen de
hemden l.m., vijf zakdoeken w. tussen de bonte soortgenoten, en
een overhemd z. was zo verschoten dat het allang naar de afdeling
d.d.w. had dienen te verhuizen.
En een stofdoek tussen de servetten geeft
natuurlijk helemaal geen pas.
Alle aangetroffen fouten en abuizen worden door
Tante nauwgezet verbeterd, maar ook aan de debetzijde van haar
bevindingen genoteerd.
Een tweede onderzoek geldt de staat van onderhoud.
Alle hemden en vooral overhemden worden
gecontroleerd op het vereiste aantal knopen, de sokken, die het
leeuwendeel van de plank diversen uitmaken, op eventueel aanwezige
gaten en vooral de onderbroeken worden omstandig tegen het licht
gehouden om eventuele slijtage aan het kruis tijdig te
constateren. Tobias zitvlak is namelijk aan de knokige kant en
vooral de verplichte excursies met de Kreba geven een zodanige
wrijving dat zelfs de beste kwaliteit broek daar niet tegen
bestand is.
Hij vindt het dan ook hoogst pijnlijk en
onredelijk dat Tante hem jaarlijks op het matje roept, speciaal om
hem de snelle slijtage van zijn kruiswerk te verwijten, zonder
zich ooit in de oorzaak ervan te verdiepen. En ook zonder de hand
in eigen boezem te steken, waarvan zij toch ruimschoots voorzien
is, en die toch het meest voor de hand ligt.
In een persoonlijk gesprek met zijn raadsman
Pruymelaer heeft hij dit pijnlijke onderwerp wel eens ter sprake
gebracht. Pruymelaer schrijft het toe aan een primitief
fetisjisme, dat hij in de Minahassa ook heeft aangetroffen en
raadt hem aan zijn kruis gelaten te dragen.
Ook bij deze controle worden alle feilen
gecontroleerd en de nog te restaureren exemplaren op een apart
stapeltje gelegd. Die mag Tobias straks in hoogsteigen persoon
naar Wiesje Barrevoets, de echtgenote van meester Barrevoets, gaan
brengen ter reparatie.
Ook dat maakt deel uit van zijn jaarlijkse
beproeving. Dat van die knopen is nog tot daar aan toe. Maar voor
dat kruiswerk geneert hij zich niet weinig.
Terwijl Tobias en Tante Truus de ene kast na de
andere onder handen nemen, Aristoteles van de gelegenheid gebruik
maakt om zijn poten te strekken, Pierewiet zich afvraagt wanneer
hij nu eindelijk eens mag gaan logeren, wordt er in Mekkeren nóg
iemand op het matje geroepen.
Burgemeester Warbol is briesend over het verslag
in de Mekkerende Geit, en met name en vooral over het feit dat
Janus Pasop de hulp van Dominee Pruymelaer heeft moeten inroepen
om de orde te handhaven.
Janus Pasop krijgt de volle laag en niet eens de
gelegenheid om zijn lezing van het gebeuren uit de doeken
te doen.
Ook het feit dat hij het raadsel van de illegale
'TANTE TRUUS KOMT NIET' -affiches nog niet heeft weten op te
lossen, en zelfs nog geen vorderingen weet te melden in het
onderzoek, wordt hem hoogst kwalijk genomen. Hij kan zijn
eventuele bevordering voorlopig het best maar op zijn buik
schrijven, briest Burgemeester Warbol.
Janus Pasop is des duivels.
Daar zal die schijnheilige Pruymelaer van lusten,
Dat onderkruipsel om hem zomaar zijn bevordering door de neus te
boren!
Hij passeert op zijn dienstfiets juist de
drukkerij van De Mekkerende Geit .
En terwijl hij uit barre onmacht en passant zijn
vuist balt krijgt hij opeens een helder idee. Die affiches moeten
ergens gedrukt zijn!
Wis en waarachtig., die plakkaten kunnen bijna
alleen maar van de persen van De Mekkerende Geit zijn gerold, want
andere drukkers zijn er in de verre omtrek niet te vinden.
Resoluut en vastberaden deponeert hij zijn
dienstfiets tegen de voorpui van de drukkerij en stapt en stapt
kordaat naar binnen.
Hij valt met de deur in huis, haalt met
plechtstatig vertoon zijn politiepenning tevoorschijn en eist
meteen directeur Inktlap te spreken.
Deze staat juist met glunderend gezicht zijn
geruchtmakend artikel over de komst van Tante Truus te herkauwen.
Het is een journalistiek hoogstandje, vindt hij persoonlijk.
" Wat is er van je dienst, Janus
".vraagt hij gemelijk .
"Pardon, mijnheer Inktlap, ik ben hier wèl
in functie " zegt Janus, terwijl hij een hoge borst opzet.
" In wiens opdracht heeft U die Tante Truus-affiches gedrukt
dan wel laten drukken? "
Maar Inktlap laat zich niet overbluffen en zegt
resoluut " Ik heb geen affiches gedrukt of laten drukken, en
als ik het wél gedaan had of laten doen had je er nog geen moer
mee te maken.
En als ik jou was zou ik in het vervolg je fiets
maar op slot zetten of laten zetten, want ik zie er juist iemand
mee vandoor gaan."
Dat is de beste manier om Janus Pasop de deur uit
te werken.
Met zijn dienstpistool in de aanslag rent hij de
deur uit. Zijn fiets is weg en de booswicht is in een velden of
wegen te bekennen.
Wat een dag, wat een dag jammert Janus. En voor
het eerst in zijn leven speelt hij met de gedachte vervroegd
pensioen te vragen.
Wat Janus Pasop nog niet weet is dat Burgemeester
Warbol de enige plaatselijke dienstfiets van zijn adjudant
onbeheerd en ongesloten tegen de voorpui van De Mekkerende Geit
heeft aangetroffen, zich onversaagd in het zadel heeft geworpen om
het gemeentelijk bezit veilig te stellen, en inmiddels bezig is
een uitvoerig rapport te schrijven aan het ministerie van justitie
over het laakbaar en onvoorbeeldig handelen van Adjudant Pasop.
Dat zal hem duur te staan komen!
Wanneer adjudant Pasop dan ook bedremmeld en met
hangende pootjes de ontvreemding dan wel diefstal van zijn
dienstfiets komt melden, en bovendien bij hoog en bij laag beweert
dat hij het gemeentebezit in gesloten toestand heeft achtergelaten
bij gelegenheid van een politioneel onderzoek tegen de voorpui van
De Mekkerende Geit, voegt burgemeester Warbol bovendien nog de
kwalificatie " leugenachtig"
aan zijn toch al vernietigend rapport.
En daarmee lijken de dagen van Janus Pasop in
Mekkeren geteld.
HOOFDSTUK NEGEN
Waarin Tante Truus haar inspectie afrondt en
Tobias het rapport van haar bevindingen overhandigt. Een gezellig
avondje met de familie Pruymelaer. En waarin Janus Pasop zich
tracht te rehabiliteren.
Tante Truus houdt zich punctueel aan haar schema.
Na de linnenkast komt nog voor de middag de
porseleinkast aan de beurt. Dat is het kleinste, maar ook fijnste
meubelstuk van de huisraad van Tobias Krekelbaars. Een oud
familiestuk waarop in gothische letters te lezen staat: "Voorsichticheit
is des porseleinkasts moeder."
De kopjes, schoteltjes, borden, bordjes,
botervlootjes en wat dies meer zij worden nauwkeurig bekeken,
geteld en vervolgens in een sopje van hun stoflaag bevrijd. Er
ontbreekt niets, maar het geoefend oog van Tante Truus heeft wel
ontdekt dat twee pruisisch-blauwe schoteltjes door gelijksoortige
exemplaren van veel jongere datum en inferieure kwaliteit zijn
vervangen. Waarvan aantekening. Tobias kan dan wel menen dat zij
een dagje ouder wordt, maar hij misrekent zich aan haar
gezichtsvermogen, Daar is nog nooit een oogarts, laat staan een
bril aan te pas gekomen!
Het noenmaal gebruiken Tante Truus en Tobias
ditmaal in de Stationsherberg. Tobias heeft de verschillende
etablissementen waar hij met Tante denkt te dineren ruimschoots
tevoren opgebeld om hen in de gelegenheid te stellen iets naar
Tantes smaak te kunnen opdissen.
Want het komt buiten de zomermaanden maar zelden
voor dat iemand van de Mekkerense horecafaciliteiten gebruik wenst
te maken. Tobias heeft de diverse gerants geadviseerd in elk geval
een Mekkerense specialiteit, of die nu bestáat of niet, op de
kaart te zetten, en die specialiteit bij voorbaat in éen grote en
éen kleine portie te bereiden en serveren.
Zodoende heeft hij, in gezelschap van Tante Truus
en op haar kosten, in de loop der jaren genoten van een steak
Mekkerien, haricots Mekkeriens, en Mekkerense chèvre. Want verder
reikt de fantasie van de plaatselijke hoteliers niet
Het vervoer vice versa gaat natuurlijk per Kreba,
zodat dit vaste onderdeel van het dagelijks programma en passant
is afgewerkt.
Na een korte middagpauze, die Tante benut om een
uiltje te knappen en onder het genot van een verse havanna de
boeken van Tobias te controleren, gaat de inspectietocht verder
langs de kleerkast, de keukenkast en de gereedschapskast. Tante
kan op haar inventarisatielijsten precies nagaan wat er was en wat
er is.
En wat er dus ontbreekt, en er haar neef tekst en
uitleg van vragen, alvorens zij hem met een royaal gebaar in staat
zal stellen het ontbrekende aan te vullen. Want waar gewerkt wordt
vallen nu eenmaal spaanders.
Na de avondboterham, waarbij slechts weinig
woorden worden gewisseld,
trekt Tante Truus zich terug in haar domein.
Na een kwartier reeds hoort Tobias de drie
beruchte tikken van de paraplu.
Het is zover. Bedremmeld en schuldbewust plaatst
hij zich op zijn knieën op het matje aan de voeten van Tante
Truus.
Na een algemene inleiding, waarin Tante Truus hem
uitmaakt voor een wereldvreemde snoeshaan, een zorgeloze
bon-vivant, een verstrooide professor, een ontaarde Krekelbaars en
meer dergelijk fraais, komen de boeken ter tafel.
In 't huishoudboekje staat naast de post katervoer
ten bedrage van f. 22.90, die Tante schromelijk overdreven vindt
daar een zichzelf respecterende kater geacht wordt in zijn eigen
onderhoud te voorzien , nog een post die haar hogelijk bevreemdt.
Dat is de post briefporti ten bedrage van 37
gulden en vijftig cent, oftewel zevenendertighonderdvijftig cent.
Daar wil tante het fijne van weten.
Zij ontvangt zelf iedere maand een gesloten brief,
behalve in december en jaarlijks in de maand juli een ansichtkaart
uit de plaats waar het internationale uitvinderscongres wordt
gehouden.
Een eenvoudige rekensom leert dat dit een bedrag
oplevert van 12 x 80 cent
= 960 cent. Dit bedrag in mindering gebracht op de
post van zevenendertighonderdvijftig cent levert een
onverklaarbaar bedrag op zevenendertighonderdvijftig cent min
negenhonderdzestig cent = zegge en schrijve
achtentwintighonderdtien cent. Voor dit resterende bedrag staan
volgens Tante’s secure berekeningen de volgende mogelijkheden:
35 brieven of briefkaarten of van ieder de helft, en verder nog
een onnoemelijke serie van mogelijke varianten.
Tobias heeft het er moeilijk mee. Het angstzweet
breekt hem aan alle kanten uit. Op dit punt heeft hij buiten de
waard gerekend en Tante’s geestesvermogens schromelijk
onderschat.
Hortend en stotend biecht hij op dat hij sinds het
laatste uitvinderscongres een correspondentievriendin heeft, zij
het op strikt wetenschappelijke en platonische basis.
Zij hebben elkaar ontmoet op het congres te
Warmorpeer in Schotland, waar bleek dat zij beiden met het
beginstadium van eenzelfde uitvinding rondliepen, zijnde een
volautomatische wentelaar voor wentelteefjes, tevens bruikbaar
voor pannenkoeken en omeletten.
Tobias kent Tante’s voorkeur voor dit soort
gerechten en ziet haar dan ook onmiddellijk watertanden. Maar als
afleidingsmanoeuvre is het een mislukking. Tante eist volledige en
gedetailleerde informatie over deze kostbare
correspondentievriendin. En ze geeft geen krimp voordat zij het
naadje van de kous weet over de 25-jarige Witrussische uitvindster
met de welluidende naam Anushka Karbonaja.
Een gedetailleerde beschrijving van haar uiterlijk
kan Tobias zich besparen door haar een kleurenfoto aan te reiken
waarop Anushka ten voeten uit poseert.
Tante Truus bestudeert de foto nauwgezet.
Hoe langer zij kijkt hoe minder zij zich kan
weerhouden twijfel te koesteren over de zuiver wetenschappelijke
en platonische aard van deze vriendschap.
Wie loopt er nu met het voorwerp van een
dergelijke vriendschap in zijn portefeuile?
Wel moet zij tot haar voldoening constateren dat
Tobias haar niet voorgelogen heeft. In zijn uitvindersboekje heeft
zij inderdaad gelezen dat hij, in nauwe samenwerking met A.K.
bezig is met het ontwerp voor een automatische wentelaar die
voorlopig met de codenaam KreKaWen wordt aangeduid.
Misschien kan er uit deze samenwerking, behalve de
wentelaar, ook nog wel iets mooiers voortvloeien, denkt Tante
Truus. Zij wordt per slot van rekening toch een dagje ouder. En
met Tobias dreigt de naam Krekelbaars van de aardbodem te worden
weggevaagd. Alleen de afstand, zowel in jaren als in kilometers,
baart haar zorgen.
Tante Truus overhandigt Tobias het schriftelijk
rapport van haar bevindingen, hetgeen door hem klakkeloos met zijn
handtekening wordt geparafeerd.
Het zwaarste deel van zijn beproeving is daarmee
achter de rug.
Janus Pasop mag van burgemeester Warbol voor straf
de eerste twee weken zijn dienstfiets niet meer gebruiken. Anders
leert hij het nooit.
Janus is nog diezelfde middag, gewapend met een
huiszoekingsbevel, teruggekeerd naar de drukkerij van de
Mekkerende Geit. En hij heeft duidelijk belastend materiaal
gevonden.
In een prullenbak heeft hij papierrestanten van
precies dezelfde groene kleur en dito dikte gevonden als dat van
de illegale plakkaten. Bovendien heeft hij in de administratie een
gedateerde nota ontdekt ten name van de Heer Tobias Krekelbaars
voor geleverd drukwerk, ten bedrage van f. 24, 95, inclusief BTW.
Maar directeur Inktlap beweert zich absoluut niet
te herinneren wat voor drukwerk dat geweest zou kunnen zijn. Er
gaat zoveel om in zijn drukkerij dat hij zich met dergelijke
futiliteiten niet kan bezighouden.
Natuurlijk kan Janus nu rechtstreeks naar Tobias
gaan als de vermoedelijke onverlaat. Het motief voor de wandaad is
bij hem immers duidelijk aanwezig. Janus weet namelijk maar al te
goed hoezeer de eenzame uitvinder tegen het jaarlijkse bezoek van
Tante Truus opziet.
Maar hij kan hem op dit moment geen strafbaar feit
ten laste leggen. Immers niet het drukken of laten drukken van
plakkaten met een zo onschuldige mededeling als TANTE TRUUS KOMT
NIET is bij de wet verboden. Slechts het zonder voorafgaand
schriftelijk verlof bevestigen of doen bevestigen van plakkaten
aan openbare dan wel aan de openbare weg gelegen gebouwen dan wel
andere objecten is verboden.
Daarom houdt hij, volgens oud en beproefd recept,
een buurtonderzoek in de omgeving waar de plakkaten zijn
aangebracht.
Uit de vele gegevens die dit oplevert blijkt dat
het een en dezelfde persoon geweest moet zijn. De hoogte waarop de
plakkaten zijn aangebracht wijst op een klein persoon, hetgeen
door het buurtonderzoek wordt bevestigd.
Uit een combinatie ven de verzamelde gegevens kan
Willem Pasop, de oudste zoon van Janus, die op de tekenacademie
zit, tenslotte een tekening van de vermoedelijke dader
reconstrueren.
En die tekening is een sprekend portret van ……..Dominee
Puymelaer!
Het is voor Janus Pasop een complete, zij het niet
onaangename, verrassing.
Nu kan hij twee vliegen in een klap slaan.
Dit moet het begin worden van zijn algehele
rehabilitatie. Hij zal vanavond uitgebrijd in bad gaan om de
langverhoopte bevordering weer van zijn buik te wassen.
Morgen zal heel Mekkeren op zijn kop staan als men
ziet hoe Pruymelaar en Krekelbaars, en misschien ook nog wel
Inktlap, gevankelijk naar het gemeentehuis zullen worden geleid.
Niets vermoedend van wat hem boven het eerwaarde
hoofd hangt brengt dominee Pruymelaer samen met zijn vrouw Roosje
Pruymelaer, geboren Alikruik, een
bezoek aan buurman Krekelbaars en Tante Truus. Het
is sinds mensenheugenis een goede gewoonte geworden die door Tante
Truus zeer gewaardeerd wordt.
Zij brengen ook steevast dezelfde gave mee: een
door Roosje zelfgebakken pruimentaart, gegarneerd met suikeren
alikruiken, en bespoten met een slagroom-krekelbaars ter
herinnering aan het merkwaardige begin van hun hechte vriendschap.
Tante Truus van haar kant verrast de
Pruymelaartjes traditiegetrouw met een grote schaal onvervalste
Pingeloorder balkenbrij, waarvan dominee zegt dat hij daarmee in
der eeuwigheid gestraft wil wezen.
Tante Truus heeft koffie gezet, sterke koffie
waarvan de geur alleen al dominee Pruymelaar met afschuw vervult.
Want hij haat koffie in het algemeen, maar die van Tante Truus in
het bijzonder.
Maar Tante Truus meent dat het drinken van koffie
de geest verlicht en verlevendigt, en dat het koffiedrinken
derhalve in het kader van de pastorale opleiding van dominees,
pastoors, rabbi’s en wat dies meer zij, moet worden aangeleerd
en gecultiveerd.
Zij kan bij de zondagsdienst precies nagaan of de
gewijde spreker ter ontnuchtering koffie of thee heeft genoten.
Zitten de beminde gelovigen of de broeders en zusters voortdurend
te geeuwen of te kuchen, dan is het een thee-preek. Maar kun je in
de kerk een speld horen vallen, dan is het een koffie-preek.
Daarom neemt zij ook altijd een speld, nog wel een sluitspeld, mee
naar de dienst van Pruymelaar. En ze heeft hem nog nooit horen
vallen,
Roosje Pruymelaer, geboren Alikruik, staat
helemaal aan de kant van Tante Truus. Zij stamt uit een geslacht
van Indische koffieplanters, maar heeft zich in de lange jaren van
haar echtverbintenis met Pruymelaer tegen heug en meug aan het
theedrinken moeten gewennen.
Als zij in gezelschap van Tante Truus verkeert
voelt zij zich, al is het dan maar voor een avond, geëmancipeerd.
Zij drinkt dan maar liefst vier kopjes koffie om Pruymelaer te
laten voelen hoeveel zij in haar huwelijksleven wel moet ontberen.
Dan worden de kaarten geschud en wederom moet
dominee al zijn weerzin overwinnen. Tante Truus en Roosje zijn
bijzonder in vorm en spelen de beide heren volkomen onder de
tafel. Die mogen hun leergeld bij meester Barrevoets wel terug
gaan halen, is hun smalende opmerking.
De avond wordt besloten met een glaasje
boerenjongens dat dominee de koffie doet vergeten en dat hij op
zijn beurt ook eens vier keer laat volschenken.
Als zij tegen middernacht, wat voor een
domineesechtpaar rijkelijk laat is, vrolijk en ietwat luidruchtig
de woning van Tobias verlaten, zien zij in een portiekje aan de
overkant Janus Pasop.
Die heeft besloten, ondanks de bittere
decemberkoude, de belendende percelen van Krekelbaars en
Pruymelaer de hele nacht nauwlettend in de gaten te houden uit
vrees dat zijn prooi hem op het laatste moment nog zal ontsnappen.
Roosje Pruymelaer keert plotseling haastig op haar
schreden terug. Even later voegt zij zich weer bij Pruymelaer,
maar nu met een door een doek afgedekt voorwerp.
Dat is uiterst verdacht, meent Pasop, dat zou wel
eens een corpus delicti kunnen zijn, en hij komt meteen in actie.
Hij sommeert mevrouw Pruymelaer te blijven staan, neemt het doek
van het vermoedelijke corpus, en schrikt zich een aap door het
gekrijs van de in zijn slaap gestoorde Pierewiet.
HOOFDSTUK TIEN
Waarin Tante Truus het werkschema opstelt, Janus
Pasop in actie komt, Tobias Krekelbaars en dominee Pruymelaar
worden gearresteerd en het allemaal met een sisser afloopt.
Na een welverdiende en ongestoorde nachtrust
genieten Tante Truus en Tobias van een smakelijk en copieus
ontbijt. De Mekkerende Geit vergt ditmaal niet veel tijd en Tante
Truus heeft haar sigaar daaraan aangepast.
Twee korte berichten moet Tobias voorlezen, en hij
doet dat met kennelijke binnenpret.
"Gistermorgen werd de dienstfiets van
adjudant J.P., die onbeheerd tegen de voorgevel van De Mekkerende
Geit was geplaatst, ontvreemd. Naar wij uit welingelichte bron
vernemen bevindt het voertuig zich voorlopig achter slot en
grendel ten gemeentehuize."
Het tweede bericht interesseert Tobias nog veel
meer en geeft hem nog meer binnenpret.
" In de zaak van de klandestien aangekleefde
affiches met de tekst ' TANTE TRUUS KOMT NIET' heeft de politie
vorderingen gemaakt.
Op grond van persoonlijke waarnemingen is een
voorlopig reconstructieportret van de vermoedelijke dader
vervaardigd. De politie denkt op korte termijn tot arrestatie te
kunnen overgaan."
"Waar maken ze zich zo druk om " zegt
Tante Truus." Ik ben er toch, en daarmee basta!
Als ze die goede man arresteren zal ik zelf op
hoge poten voor hem op de bres springen, en dan zijn ze nog niet
met me klaar! Ik heb wel voor hetere vuren gestaan!
Ik heb in 1923 op Nieuw Guinea zelfs een man weten
te bevrijden die reeds met éen been in de soepketel stond, en dat
voor een wissewasje."
Ze rijst kordaat op, gaat naar haar appartement en
daalt vijf minuten later weer af, ditmaal uitgedost in een
formidabele overall en met een rode zakdoek om haar grijze lokken
geknoopt.
Deze morgen zal het schema van de te verrichten
werkzaamheden, de benodigde materialen en gereedschappen en de te
investeren tijd per onderdeel worden opgesteld.
Tobias heeft daarvoor formulieren ontworpen en
laten drukken die hun practische bruikbaarheid hebben bewezen. Hij
zou ze zelfs al vóor de inspectie hebben kunnen invullen, want de
uitkomst is toch jaar na jaar exact hetzelfde.
Een simpele blik op het formulier leert ons dat de
stofzuiger en de ragebol het iets drukker zullen krijgen dan de
veger, dat er in totaal 5 stofdoeken aan te pas zullen komen en
dat er 67 liter sop zal schuimen , er 3 flesjes koperpoets mee
gemoeid zijn, er 300 gram boenwas moet worden verzet en er 2 x 19
arbeidsuren moeten worden geïnvesteerd .
Nu moet hierbij worden opgemerkt dat Tante Truus
voor twee werkt en Tobias slechts als halve kracht mag worden
gerekend , zodat de totale investering eigenlijk 2 x 19 + 1/2 x 19
= 38 + 9 ½ = 47 ½ uur zou moeten bedragen.
Maar omdat wij uitgaan van reëel te besteden
arbeidsuren houden wij het op 38. En aangezien deze arbeidsuren
gezamenlijk , gelijktijdig en in goede omstandigheden worden
doorgebracht zal het huisje van Tobias na 19 gezamenlijke werkuren
weer kraakhelder kunnen zijn.
En aangezien de gemiddelde werktijd van Tante
Truus en Tobias 6 uur per dag is zullen zij flink moeten aanpoten
om alles voor kerstmis weer aan kant te hebben. Want let wel: het
is inmiddels al 19 december geworden
Tante Truus en Tobias gebruiken ditmaal het
middagmaal thuis. Het bestaat eenvoudig uit geroosterd brood met
de befaamde Pingeloorder balkenbrij . Men hoort de mensen snuiven
als ze het raam van Krekelbaars passeren.
Hoe koud het ook is, Tante Truus zet altijd het
raam op een kier als zij Pingeloorder balkenbrij bakt omdat zij
wil dat iedereen er van kan meegenieten.
Janus Pasop snuift ook als hij het raam passeert .
Maar het is wel van woede omdat zijn groots opgezette plannen met
betrekking tot de arrestatie van Krekelbaars en Pruymelaer op een
flop dreigen uit te lopen
Het zit hem dezer dagen ook allemaal tegen. Op de
eerste plaats heeft hij heel de morgen tevergeefs gezocht naar de
handboeien waarin hij zijn arrestanten moet slaan. Hij heeft ze
nooit tevoren gebruikt, maar hij weet zeker dat ze er moeten zijn.
Want in Mekkeren is in 1821 een roofmoord
gepleegd. Dat staat in het gemeentearchief en daarover wordt nog
steeds op bruiloften en partijen een ballade gezongen waarvan de
laatste regels luiden:
De booswichten verscholen zich tussen de koeien
Maar de veldwachter sloeg hen kordaat in de
boeien
Dus moeten deze instrumenten ergens zijn, maar
ondanks al zijn nasporingen zijn ze nergens boven water gekomen.
Bovendien heeft burgemeester Warbol zich een kriek
gelachen toen hij met zijn spectaculair arrestatieplan op de
proppen kwam, en hem geadvisserd voortaan wat minder naar de TV te
kijken. Het sop is volgens hem de kool niet waard.
Hij zal zelf , als hoofd van de Politie , dat
varkentje wel eens wassen en de zaak in der minne trachten te
schikken.
De enige taak die hij adjudant Pasop toebedeelt is
voor deze uiterst vernederend Hij mag de heren Krekelbaars en
Pruymelaer beleefd gaan verzoeken des namiddags te drie uur , als
het hun schikt , ten gemeentehuize te willen verschijnen voor een
persoonlijk onderhoud met burgemeester Warbol .
Dominee Pruymelaer heeft hem niet eens
binnengelaten, maar hem kort en krachtig te verstaan gegeven dat
hij stipt te drie uur aanwezig zal zijn.
Voor de huisdeur van Tobias wordt zijn opdracht
pas echt moeilijk. Welke van de 10 bellen moet hij nu in godsnaam
bedienen? Het is godgeklaagd dat nagenoeg alle plaatselijk
functionarissen en neringdoenden een eigen bel ter beschikking
hebben, maar de politie niet .
Na lang aarzelen weet hij niets beters te bedenken
dan - tegen heug en meug -
bel 9 voor " ongewenst bezoek " te
kiezen.
Tante Truus in vol ornaat staat hem te woord en
verzekert dat Tobias op de afgesproken tijd aanwezig zal zijn,
maar wel in haar gezelschap.
Nu zij op het punt staat tot ereburgeres van
Mekkeren benoemd te worden vindt zij het hoog tijd om ook eens met
de plaatselijke magistraat kennis ter maken. Zodoende krijgt haar
dagelijkse rijtoer ook een doel, wat mooi meegenomen is .
Die middag , stipt te drie uur , stopt de Kreba -
Fiets, geflankeerd door dominee Pruymelaer , voor het
gemeentehuis. Janus Pasop, die ook de taak van onbezoldigd
gemeentebode moet waarnemen, heeft de nederige taak hen te
assisteren bij het afleggen van hun stoffelijke omhulsels, hen
voor te gaan naar de kamer van de burgemeester en een kopje koffie
met toebehoren voor het gezelschap te serveren.
Als dominee bezwaar maakt tegen koffie mag hij ook
nog thee gaan zetten .
Het officieel gedeelte van het onderhoud verloopt
uiterst vlot en gemoedelijk.
De hoofdverdachte , dominee Pruymelaer , is
uiterst ingenomen met het reconstructie-portret , dat hij graag
tegen kostprijs wil overnemen.
Hij gaat er prat op dat hij zelf destijds tijdens
de katechesatie het tekentalent van Willem Pasop heeft ontdekt.
Vervolgens bekent hij ruiterlijk dat hij de betwiste
affiches, op verzoek van buurman Krekelbaars heeft aangebracht..
Maar niet op openbare, of zich langs de openbare
weg bevindende gebouwen.
Hij heeft ze op bomen aangekleefd of gepunaisd, al
naargelang de aard van hun schors, na hen ieder persoonlijk om
toestemming te hebben gevraagd. Ze hebben het hem stilzwijgend
toegestaan, dus is er in feite niets aan de hand.
Burgemeester Warbol moet toegeven dat dit een
logische redenering is, zij het juridisch aanvechtbaar.
Aangezien immers bomen het spraakgebruik missen en
bovendien geen rechtsgeldige persoonlijkheid hebben, had de
toestemming gevraagd moeten worden aan de eigenaar van de bomen.
Daartegen voert dominee aan dat men vanuit
wijsgerig-theologisch standpunt niet kan spreken over eigenaar
maar hoogstens over bezitter.
Stel je bovendien voor dat hij ‘n
strafvervolging zou moeten instellen tegen al diegenen die tijdens
de zondagsdienst hun uitgemergelde kauwgom onder de zitting van de
kerkbank kleven!
Tobias Krekelbaars blijkt helemaal ten onrechte
gedagvaard. Hij zou zelfs een eis tot smartegeld kunnen indienen
en een vergoeding voor gederfde arbeidstijd.
En voor een uitvinder van zijn formaat moet men
dan toch minimaal aan honderd gulden per uur gaan denken.
Maar hij ziet daar genereus van af, omdat hij de
toch al armlastige gemeente niet op kosten wil jagen.
Tante Truus verklaart dat zij in het geheel niet
geschokt, laat staan beledigd is door de tekst van de affiches.
Zij heeft er zelfs waardering voor dat haar neef haar zo heeft
willen beschermen.
En per slot van rekening is zij er toch, en
daarmee basta.
En dan wordt het verder een genoeglijk en
ongedwongen samenzijn, waarbij verder ook de beide wethouders
worden uitgenodigd, en waarbij Janus Pasop herhaaldelijk wordt
opgeroepen om de glazen nog eens te vullen.
Het is een boeiend verhoor geweest, zegt
Pruymelaer gekscherend tegen Pasop. Maar die kan er ternauwernood
mee lachen als een boer die kiespijn heeft. En als burgemeester
Warbol ook nog een duit in het zakje doet door hem
gekscherend mee te delen dat er wel geklonken
wordt, maar niet in de boeien, weet hij niet hoe vlug hij de plaat
moet poetsen.
Tante Truus, die tijdens de officiële rechtsgang
met stomme verbazing en mateloze bewondering heeft geluisterd naar
het meesterlijke pleidooi van Pruymelaer voert nu bij het
drinkgelag het hoogste woord.
Zij vertelt in geuren en kleuren over haar
expedities in alle werelddelen, hoe zij op haar eentje de top van
de Olympus heeft bestegen en gedronken heeft uit de Kastalia-bron
aan de voet van de Parnassus, - hoe zij, volgens de door Herodotus
in de 4e eeuw voor Christus geboekstaafde methode krokodillen
heeft gevangen in de Witte Nijl, - en natuurlijk ook het sterke
staaltje hoe zij eens op Nieuw Guinea bij de Papoea's een
veroordeelde heeft gered die reeds met een been in de koekepan
stond.
Als Tobias, die het verhaal in al zijn varianten
kent, informeert of het nu een koekepan of een soepketel was zegt
zij, met een vernietigende blik naar haar neef, dat bij primitieve
volkeren hetzelfde gerief voor meerdere doeleinden wordt gebruikt.
Zij had het dus net zo goed een poffertjespan kunnen noemen.
Wanneer zij na zonsondergang in de beste stemming
het gemeentehuis verlaten, hebben zij wel een goed woordje gedaan
voor Janus Pasop. Ze hebben zijn vindingrijkheid en
plichtsbetrachting geprezen, en burgemeester Warbol in zoverre
weten te vermurwen dat die hem met ingang van morgen het gebruik
van zijn dienstfiets weer zal toestaan.
HOOFDSTUK ELF
Waarin het werk wordt geklaard, Aristoteles de
benen neemt, Tante Truus de serenade in ontvangst neemt en een
gloedvolle toespraak houdt.
Het is inmiddels 20 December geworden en het
bezoek aan burgemeester Warbol heeft het werkschema in zijn
grondvesten doen wankelen. Er zal poot-aan gespeeld moeten worden,
en op de arbeidspauzen worden beknibbeld.
Roosje Pruymelaer heeft haar assistentie reeds
aangeboden. Maar Tante Truus meent dat zij voor de kerstdagen
eerst haar eigen woning maar eens een grondige beurt moet geven,
want zij vindt het maar een wanordelijke boel, zeker voor een
domineeshuishouding.
Wel maakt zij graag van haar aanbod gebruik om
tussen de middag even een hapje op de pastorie te komen nuttigen.
Dat spaart weer een uurtje uit.
Tobias heeft ‘s morgens reeds voor dag en dauw
reeds een bordje "Werk in Uitvoering " voor het huis
geplaatst.
Iedereen weet dan van wanten en beseft dat hij
dan, en alleen in dringende gevallen, alleen bel 9 voor
"ongewenst bezoek " mag benutten.
Tante begint ‘s morgens om 7 uur met de
bewerkelijk voordeur, die onder het halletje ressorteert. Ze
behandelt alle bellen en gleuven met een flinke laag koperpoets,
waarbij het Tobias’ taak is telkens nieuwe vloeistof op de
poetslap te deppen. Het uitwrijven komt pas enkele uren later aan
de orde.
Ook de koperen kettingen van de ophaaldeur krijgen
een soortgelijke behandeling. En zo wordt voetje voor voetje en
meter voor meter het hele huisje van boven tot onder gereinigd en
gepoetst dat het een lieve lust is.
Tante zingt tijdens het werk. Zij heeft een
welluidende bariton en haar repertoire bestaat uit oude balladen
en moordverhalen die Tobias vaak tot tranen toe bewegen. Zijn
persoonlijke aandeel bij het karwei bestaat uit allerlei hand en
spandiensten zoals mattenkloppen, het vervaardigen en aanvoeren
van emmers zeepsop, het uitwringen van dweilen, en vooral het
vasthouden van de huishoudtrap als tante de ramen zeeft of het
plafond raagt, want Tante Truus haalt daarbij niet zelden
halsbrekende capriolen uit.
Voor Aristoteles zijn dit de moeilijkste uren van
het jaar. Zelfs de gordijnen van zijn schuilhoek worden verwijderd
en hij voelt zich nergens meer veilig.
Daarom heeft hij, toen Tante Truus wijdbeens de
bellen stond te poetsen, de kans waargenomen om tussen haar benen
door naar buiten te glippen, op zoek naar het grote avontuur.
Want niet alleen een oude bok, maar ook een dito
kater heeft nog wel eens trek in een groen blaadje.
Maar de groene blaadjes zijn in dit barre
jaargetijde dun gezaaid.
De poes van meester Barrevoets ligt behaaglijk
snorrend voor het raam en geeft hem een medelijdend knipoogje.
Daar blijft het dan ook bij.
De poes van bakker Stofmeel heeft het te druk met
muizen. Bovendien heeft ze pas een chirurgische ingreep ondergaan
die haar voor Aristoteles minder aantrekkelijk maakt.
De poes van freule Snouck is een verwend
haffelkatje met een belletje om haar hals en op de gevaarlijke
dagen een broekje aan. Een decadent schepsel, meent Aristoteles;
een typisch restant van het ancien regime, waarvoor een zichzelf
respecterende kater slechts zijn neus op kan halen. En dat doet
Aristoteles dan ook.
Na veel omzwervingen belandt hij uiteindelijk bij
boer Vercauteren. Daar lopen wel vier poesen rond het erf, en daar
heeft hij ook al vaak succes gehad. Waarschijnlijk moeten ze hem
alle vier wel met pa of opa aanspreken, maar daar hebben ze geen
flauw benul van. Ze zetten zelfs een hoge rug tegen hem op en
miauwen dat hij in maart nog maar eens moet terugkomen. Alles op
zijn tijd, snort Doortje; en sperziebonen in augustus!
Zodoende kuiert Aristoteles bij het vallen van de
avond toch maar weer onverrichterzake naar de Dubbel en
Dwarsstraat terug. De gordijnen hangen weer voor zijn raam en het
deurtje staat op een kier, want Tante Truus is weer aan de
balkenbrij.
Ongemerkt wipt hij naar binnen en nestelt zich
behaaglijk in zijn hoekje, waar het bakje katervoer al voor hem
klaarstaat.
Als Tante Truus zaterdagmorgen, na haar
ochtendplas, haar weegschaal bestijgt krijgt zij de schrik van
haar leven. Er ontbreken maar liefst 440 gram, ziet Tante Truus!
Ze voert alle gebruikelijke controles uit, maar er valt niet aan
te ontkomen: die 440 gram zijn foetsie.
Gelukkig is het karwei op een oor na gevild. Er
hoeven slechts nog wat meubels geboend en schilderijen gesopt te
worden. Daar zal zij niet veel grammen meer bij inschieten. En met
de komende feestdagen voor de boeg hoopt zij er weer bovenop te
komen.
Des middags om 12 uur precies kan Tobias het
bordje " Werk in Uitvoering " weer naar binnen halen en
voor een jaar opbergen.
Voor de laatste maal wordt hij op het matje
geroepen. Tante Truus deelt hem mee dat zij 440 gram in energie
heeft omgezet, en dat dit typerend is voor de desolate toestand
van zijn behuizing.
Dat zij zich daarom genoodzaakt voelt haar
jaarlijkse werkbezoek met enige dagen te verlengen en dat zij
hogere eisen zal stellen aan de calorische waarden van de
ravitaillering.
Voorts dat zij nog eens goed en diep nagedacht
heeft over de post 'Porti' in zijn uitgavenbegroting en dat zij
niet ongenegen is hiervoor zijn jaarlijkse budget te verhogen.
Maar dan wel op voorwaarde dat de samenwerking niet beperkt zal
blijven tot de wentelteefwentelaar.
Dat Tobias zich tenslotte goed bewust moet zijn
dat haar aanstaande ereburgerschap van Mekkeren een bijzondere
verantwoordelijkheid op zijn schouders legt. Hij moet haar
visitekaartje zijn, omdat ze nu eenmaal geen ander heeft.
En hij is de enig aangewezen persoon om er voor te
zorgen dat er weer nieuwe visitekaartjes zijn voor het hare is
verouderd en vergeeld. En daarmee basta!
Van de visitekaartjes-theorie begrijpt Tobias niet
zoveel, maar hij vindt wel dat hij er dit jaar bijzonder goed van
afgekomen is. Met een diepe buiging neemt hij de cheques in
ontvangst die Tante hem overhandigt. En met een gevoel van grote
opluchting ziet hij hoe Tante Truus het Persje ostentatief opvouwt
en onder in haar koffer legt. Het begint sleets te raken, mompelt
zij. Maar het kan nog jaren mee.
‘s Middags dineren zij uitvoerig in de Poort van
Mekkeren.
Tante heeft een tafel uitgekozen pal voor het
raam, want zij mag gezien worden en dat wil zij ook.
Zij laat alle Mekkeriaanse gerechten aanrukken die
er op de kaart te vinden zijn.
Alleen de Vin Mekkerien die op de wijnkaart prijkt
vertrouwt zij niet. Zij prefereert een Haute Médoc. Voor Tobias
bestelt zij een kindermenu, niet uit zuinigheid, maar omdat ze uit
ervaring weet dat hij niet meer aankan.
Daar zal die geisha-moeder wel niet vreemd aan
zijn. Want wat men ook van wijlen haar broer Amadeus kan zeggen:
hij had een gezonde eetlust.
De zaterdagmiddag wordt verder doorgebracht met
winkelen, want Tobias' garderobe moet hoognodig worden aangevuld
en gemoderniseerd.
Ook dat is voor Tobias een bezoeking. Vooral nu
Tante hem wil zien als haar visitekaartje stelt zij hoge eisen.
Hij moet paskamer in en paskamer uit. Het een
maakt hem te oud, het ander te mager, het derde te gewoon. Maar
uiteindelijk ligt heel het zijspan van de Kreba zo vol met dozen
en tassen dat Tante Truus er onmogelijk nog bij kan.
Geen nood! Zij installeert zich voorlopig in een
gezellige cafetaria om nog wat extra calorieën op te slaan en ze
geeft een rondje aan alle aanwezigen. Ze zullen weten wie hun
toekomstige ereburgeres is!
Als Tobias haar na een half uur komt ophalen is
zij in heftige discussie gewikkeld met enkele jongelui, die menen
dat er in Mekkeren niets te beleven valt. Dat er hoognodig een
disco en een koffie-shop moeten komen, en dat er een frisse wind
moet gaan waaien.
Tante Truus knoopt het allemaal goed in haar oren.
Zij zal Tobias aansporen om zich bij de volgende
gemeenteraadsverkiezingen kandidaat te stellen voor de
progressieve groepering Hup Mekkeren en de frisse wind als punt 1
op het programma te zetten.
Dan zal de disco er vanzelf wel komen.
Op die koffieshop heeft ze het niet zo begrepen,
maar dat begrijpt de jeugd ook wel.
Tobias heeft er moeite mee haar aan de discussie
te onttrekken, maar een blik op zijn horloge overtuigt haar dat
het hoogste tijd is.
Want om 5 uur staat haar een serenade van "
In EER EN DEUGD " te wachten en zij dient zich daar mentaal
nog op voor te bereiden.
Ook zal zij, na zoveel dagen noeste arbeid de
badcabine van Tobias dienen te benutten, bij gebrek aan beter. Ze
krijgt de kriebels al als ze met die malle liftstoel naar boven
moet en ze kan zich nauwelijks naar binnen gewrongen krijgen.
Enige armslag om haar omvangrijke rug te kunnen borstelen heeft ze
helemaal niet maar daarvoor heeft zij reeds jarenlang Roosje
Pruymelaer ingeschakeld, die dit onderdeel buiten de cabine voor
haar rekening neemt.
Zij heeft voor deze speciale gelegenheid die
middag nog een bordeauxrode lange robe met een nertsbonte
bouffante aangeschaft, die in allerijl nog wat uitgelegd moest
worden, maar toch juist op tijd is gearriveerd.
Hij zit haar als gegoten.
Om 5 uur precies marcheert "IN EER EN DEUGD
" onder de vrolijke tonen van een opgewekte mars de Dubbel en
Dwarsstraat in en stelt zich op voor de woning van Tobias
Krekelbaars.
Als de ophaaldeur is neergelaten en Tante Truus in
al haar waardigheid het deurgat vult zwijgt de muziek en na een
oorverdovend applaus volgt een korte toespraak van
dirigent-voorzitter meester Isaak Barrevoets.
" Geachte Mevrouw Krekelbaars. Beste
Tante Truus.
Het is vandaag op de kop af 25 jaar geleden
dat u voor het eerst voet zette op Mekkerense bodem.
En sindsdien heeft U geen jaar voorbij laten
gaan om ons geliefde Mekkeren met een bezoek te vereren. U
hoort bij het straatbeeld van Mekkeren , zoals het straatbeeld
van Mekkeren bij u.
Niet alleen uw neef, onze hooggewaardeerde
medeburger Tobias Krekelbaars, ziet ieder jaar reikhalzend uit
naar uw komst, maar heel onze gemeenschap ontvangt u met open
armen.
Daarom willen de leden van de fanfare IN EER
EN DEUGD de erkentelijkheid van heel onze gemeenschap
vertolken door een speciaal voor deze gelegenheid door mij
hoogstpersoonlijk gecomponeerde mars, die wij zeer
toepasselijk de ZILVEREN TANTE TRUUS-MARS hebben gedoopt, ten
gehore te brengen.
Ik wil mijn toespraak beëindigen met de hoop
uit te spreken dat wij deze mars nog vaak in uw stralende
aanwezigheid mogen laten klinken."
Na een luid applaus en een driewerf hoera wordt de
ZILVEREN TANTE TRUUS MARS ten gehore gebracht.
Tante Truus heeft geen sikkepit verstand van
muziek, zomin als Tobias, maar de tranen van ontroering staan haar
in de ogen. Het duurt dan ook even voor zij haar gevoelens weer
meester is en zich schrap kan zetten voor haar dankwoord.
*Geachte heer Barrevoets, Beste muzikanten.
Het is niet de eerste keer dat mij de eer van
een serenade te beurt valt.
De tamtam, de gamelan en vele andere vormen
van instrumentale en vocale muziek hebben mijn oren in de loop
der jaren gestreeld.
Zelfs met het matineuze verschijnsel van de
aubade ben ik niet geheel onvertrouwd.
Slechts in mijn eigen geboorteplaats
Pingeloord is men nooit op een dergelijk idee gekomen. Maar
een profeet, laat staan een profetes, is nu eenmaal nooit
geëerd in zijn eigen land.
Maar van al deze muzikale huldigingen is er
géen geweest die ik zo hoog waardeer als de uwe. Dat ligt
niet op de eerste plaats aan de kwaliteit van uw muzikale
prestatie, waarover ik mij geen deskundig oordeel durf aan te
matigen. Ook het oordeel van mijn geliefde neef Tobias is in
dit opzicht van nul en generlei waarde, daar ook hij van
toeten noch blazen weet.
Al hadt gij voor mij de kraaienmars geblazen,
waarop gij hopelijk nog lang zult moeten wachten, dan nog
zoudt gij bij mij een gretig oor gevonden hebben.
Nu gij echter een speciaal een voor mij
gecomponeerde mars ten gehore hebt gebracht kent mijn
erkentelijkheid nauwelijks grenzen.
Ik zal er dan ook een eer in stellen om
voortaan als beschermvrouwe van " In Eer en Deugd "
door het leven te gaan en daaruit alle voortvloeiende
verplichtingen op mij te nemen.
En om de daad maar meteen bij het woord te
voegen mag ik uw voorzitter deze enveloppe overhandigen.
Tevens nodig ik u allen uit om, vergezeld van uw echtgenoten,
verloofde, en wat dies meer zij de verdere avond genoeglijk
door te brengen in De Poort van Mekkeren, maar natuurlijk wel
In Eer en Deugd. "
Na een daverend applaus trekt de fanfare, onder
het blazen van de profitabele TanteTruus-mars naar de Poort van
Mekkeren, om er de eerste uren niet meer te verdwijnen.
Als Janus Pasop om 12 uur zijn hoofd waarschuwend
door de deur steekt is Tante Truus nog wervelend op de dansvloer
met Isaak barrevoets.
Dominee Pruymelaer heeft zich teruggetrokken in de
keuken om zijn zondagspreek voor te bereiden.
Tobias zit in een hoekje te piekeren over enkele
details van de wentelteef-wentelaar, waarbij hij de foto van
Anujka Karbonaja voor zich op tafel heeft liggen. Er gaat iets van
uit, van die foto, meent hij.
En daar is Roosje Pruymelaer, aan wie hij de foto
in vertrouwen heeft laten zien, het roerend mee eens.
HOOFDSTUK TWAALF
Waarin Tante Truus zich laat verwennen, haar neef
Tobias een vacantie in Wit-Rusland aanbiedt, en samen met Tobias
de kerstdagen doorbrengt bij de Pruymelaers; en vóor zij haar
biezen pakt de gemeente Mekkeren een monument aanbiedt.
De weinige dagen die hen nog van het
kerstfeest scheiden brengen Tante Truus en Tobias door in een
dolce far niente.
Dat wil zeggen dat zij , van zorgen vrij, elkaar
het leven zo aangenaam mogelijk trachten te maken. Tobias is nu
weer gewend aan de aanwezigheid van Tante Truus en beseft niet
waarom hij er zo tegenop heeft gezien, en nog minder waarom hij er
het volgend jaar weer zo tegenop zal zien.
Hij onderwerpt Tante Truus de resterende dagen aan
een rigoureuze verwenningskuur en Tante Truus laat zich dat maar
al te graag welgevallen.
Een copieus ontbijt wordt haar ‘s morgens om
half acht op bed geserveerd, waarbij Tobias het gordijn op een
kier opent om Tante aan de nieuwe dag te laten wennen.
Tante draait zich dan nog eens behaaglijk om. Ze
doezelt nog wat na , tot Tobias stipt om negen uur met een kop
koffie en een eierkoek komt, het gordijn driekwart open schuift,
zich naast Tante’s bed zet en uitvoerig voorleest uit De
Mekkerende Geit.
Zelfs de advertenties van de plaatselijke
middenstand slaat hij niet over.
Want Tante Truus is uiterst prijsbewust en wil
graag weten of zij in Pingeloord niet teveel betaalt.
De grote schoonmaak heeft bovendien leemtes in
haar bagage veroorzaakt, zodat zij deze met goedkopere Mekkerense
artikelen kan opvullen. Want het is natuurlijk zonde om eenmaal
duur aangeschafte koffers niet optimaal te benutten.
Om half elf verschijnt Tante beneden voor haar
derde kopje koffie, ditmaal met een krentenbol, en dan wordt er
uitvoerig over koetjes en kalfjes gepraat.
Ze hebben daar in de loop der jaren een soort
gezelschapsspel van gemaakt, door beurtelings een toepasselijk
gezegde over dit onderwerp naar voren te brengen. Per goedgekeurd
gezegde brengen de woorden koe en kalf elk 10 punten op. Het spel
kan bijvoorbeeld als volgt verlopen :
Tante Truus: Als het kalf verdronken is dempt men
de put. (10 punten )
Tobias: De oever van de rivier kalft af (na enige
discussie 10 punten )
Tante Truus: Dit is een kalverliefde (10 punten )
Tobias: Het schip wordt gekalfaterd ( na heftige
discussie 10 punten) Tante Truus meent namelijk dat het
gekalefaterd moet zijn, maar het woordenboek geeft Tobias gelijk.
Tante Truus: Een koe en een kalf en een heel paard
half (20 punten )
Dit is natuurlijk een hele goeie omdat het beide
stadia van de diersoort in éen adem noemt en die brengt dus
dubbele punten op.
Tobias: "Spenenzalf voor koe en kalf "
(0 punten) Dit is een wanhopige poging van Tobias om zich te
revancheren, maar daar trapt Tante Truus niet in. Het is geen
algemeen gezegde en bovendien heeft een kalf geen of geen
noemenswaardige spenen.
Tobias moet zich mokkend bij de diskwalificatie
neerleggen.
En zo kunnen Tante Truus en Tobias urenlang bezig
zijn, want als men dit alledaagse onderwerp van gesprek uitdiept
komt men tot de ontdekking dat onze taal verrassend veelzijdig is
en ongeziene verten opent.
‘s Zondags na de dienst van dominee Pruymelaer,
tijdens welke Tante Truus haar veiligheidsspeld weer heeft laten
vallen zonder iets van te horen, heeft zij een ernstig onderhoud
met Tobias.
Zij vindt dat hij er eens uit moet.
Dat hij zijn beperkte horizon dient te verruimen.
Dat het zonde is zijn veelzijdig talent onder de Mekkerense
korenmaat te plaatsen. Kortom dat hij eens de wijde wereld in
moet, naar het voorbeeld van zijn vader Amadeus.
Zij is graag genegen hem de hiervoor benodigde
middelen te fourneren, desnoods zelfs hem te vergezellen. Maar het
zou haar tegenvallen als hij van dit laatste aanbod gebruik wenste
te maken.
Zij heeft reeds een reisdoel voor hem
uitgestippeld. Hij moet naar Wit-Rusland om samen met Anusjka
Karbonaja wat haast te zetten achter de ontwikkeling van de
Krekawen(KrekelbaarKarbonaja Wentelaar). De wereld zit er met
smart op te wachten, meent Tante Truus. En er mag best ook wat
meer gewenteld worden.
De beide kerstdagen brengen de Krekelbaarsjes
gewoontegetrouw door bij de Pruymelaers. Terwijl Tante Truus en
Roosje urenlang in de keuken doorbrengen onderhouden beide heren
zich met theologische disputen of een spelletje schaak. Tobias
vermoedt dat dominee deze gelegenheid te baat zal nemen om hem van
repliek te dienen over zijn verweerschrift tegen het kaarten in de
hel.
Toch is het pas op tweede kerstdag dat dominee het
pijnlijke onderwerp ter tafel brengt - nadat men gezamenlijk een
uiltje geknapt heeft, na een rijkelijk met wijn overgoten kalkoen
met toebehoren.
Dat is een goed teken, meent Tobias. Want indien
de argumenten van dominee bijbelgetrouw en steekhoudend waren
geweest zou hij ze niet als mosterd na de maaltijd opdienen.
Dominee moet toegeven dat hij noch in de bijbel,
noch bij de grote kerkvaders ook maar iets over het kaartspel
heeft gevonden. Slechts bij een apocrief auteur van bedenkelijk
allooi, waar deze, zich tot de verstokte zondaars richtend vol
walging uitroept: Gij, met uw zonden, speelt de satan in de kaart!
Wat evenwel Tobias’ stelling betreft dat
uitvinders per se in de hemel terecht zouden komen, daarvan kan
volgens Pruymelaer geen sprake zijn. Volgens hem is de hemelse
heerlijkheid zo volmaakt dat er niets meer uitgevonden kan en
hoeft te worden. En dus kunnen de uitvinders er gemist worden als
kiespijn.
En daarmee basta, zegt Tante Truus, die juist met
Roosje uit de keuken is neergestreken, en de kaarten reeds schudt
voor een gezellig potje een en twintigen.
Op de vooravond van haar vertrek is Tante Truus
opvallend stil.
Zij is in gedachten verzonken. Want nu haar
benoeming tot ereburgeres van Mekkeren voor de deur staat wil zij
de gemeente iets aanbieden, en wel iets blijvends en monumentaals.
Even heeft zij gedacht aan een disco, maar daarmee zou slechts een
klein gedeelte van de Mekkeraars vereerd zijn. En nog wel dát
gedeelte dat zijn sporen nog moet verdienen.
Maar Mekkeren heeft geen enkel standbeeld! En
welke zichzelf respecterende stad kan het nog zonder standbeeld
stellen?
Zelfs in Pingeloord heeft men een standbeeld van
de legendarische Richard Pingel, die volgens een uiterst
twijfelachtige overlevering tijdens een van de kruistochten
vijftig muzelmannen tot het ware geloof bekeerde om hen vervolgens
een enkele reis naar de hemel aan te bieden, uit vrees dat zij
niet in hun geloof zouden volharden en dus zijn moeite voor niets
zou zijn geweest.
Maar wie kan in Mekkeren tot de eer van de sokkel
worden verheven? De enige persoon die volgens haar ver boven de
Mekkerense middelmaat uitsteekt is haar bloedeigen neef Tobias
Krekelbaars. Maar daar kleven enkele onoverkomelijke bezwaren aan.
Primo: hij leeft nog en het ziet er niet naar uit
dat daarin voorlopig verandering zal optreden.
Secundo: hij mag dan geestelijk ook nog zo
verheven zijn, fysiek stelt hij niet veel voor, en zij is niet van
plan een klein miezerig standbeeldje aan te bieden.
Nee, het moet een monument zijn van allure, en
liefst een monument waarmee heel de Mekkerense bevolking zich
vereerd kan voelen.
En opeens krijgt zij een helder idee: DE MAN DIE
HET BUSKRUIT NIET UITGEVONDEN HEEFT. Over deze man immers wordt
allerwege gepraat, en bij haar weten is nog nooit ergens een
standbeeld voor hem opgericht! Nog diezelfde avond schrijft zij
een brief aan het Mekkerense College van B & W waarin zij haar
voornemen kenbaar maakt.
Woensdag na Kerstmis maakt Tante Truus haar
laatste toer door Mekkeren op weg naar het station. Zij dampt er
lustig op los en wordt geestdriftig uitgewuifd. Op het perron
staat de fanfare opnieuw aangetreden en terwijl de trein langzaam
het stationnetje uitschuift wordt hij begeleid door de vrolijke
tonen van de Zilveren Tante Truus-Mars.
Dat was me het weekje wel, zegt Janus Pasop met
een diepe zucht.
Zeg dat wel beaamt Tobias Krekelbaars als hij zijn
Kreba weer voor een jaar in de remise van dominee Pruymelaer heeft
geparkeerd.
Die nacht droomt Tobias van een sokkel met een
vaatje buskruit erop, en dáarop
een vrouwtjeshond met een in haar bek een
maxi-visitekaartje in Russische letters.
Maar verstoord wentelt hij zich op zijn andere zij
en slaapt weer lekker door.
Pas als hij 's morgens wakker wordt bedenkt hij
dat hij binnenkort op reis moet, of
misschien liever mág, naar Wit-Rusland, waar hij zich, samen met
zijn compagnonne, weer ongestoord aan het uitvinden kan wijden.
Als daar tenminste geen grotere omwentelingen door
worden opgeroepen. |