HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 3 - juni 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

www.youtube.com/watch?v=UOFLowBOeaE

 

©Brabant Cultureel – juni 2015

Beeldentuin van Het Nieuwe ABG in Bergen op Zoom

 

Bergen op Zoom krijgt een beeldentuin bij Woonzorgcentrum Het Nieuwe ABG. Om te zien of dit een relevante toevoeging is aan het kunstbezit in de openbare ruimte, of een herhalingsoefening, maken we een rondgang langs de stedelijke sculptuur in de Noordbrabantse Scheldestad.

 

door Albert Hagenaars

 

Poëzieroutes, beeldentuinen, pop-up galeries, deze trends en andere zetten door en goed ook. Elke plaats die zich een artistieke glans wil verschaffen is er druk mee. Sommige plaatsen ontlenen er zelfs het belangrijkste deel van hun imago aan, maar dat zal Bergen op Zoom vooralsnog niet lukken. Toch laten ook daar de gemeente en allerlei organisaties niet af zich met wisselend resultaat als een cultureel bolwerk te presenteren.

 

 

Gerard Franssen, Onleesbaar schrift. foto Piet den Blanken

 

 

Gasthuis

Initiatieven zijn er zelfs verrassend veel voor zo’n kleine stad. Aan de lange en rijke historie zal het niet liggen, maar er zijn ook tegenkrachten. Bergen mag zich dan verheugen in een jaloersmakend bezit van ruim achthonderd rijks- en gemeentelijke monumenten, de erbarmelijke visuele kwaliteit van complete gevelwanden in bijvoorbeeld de Sint-Josephstraat en ook de al decennia lang gapende wond van de Westersingel, hoofdstraten nota bene, eisen hun tol.

Daarnaast bepaalt ook industrie evenzeer het imago van de stad. Kenmerkend was lang de onlangs gesloten grote vestiging van Philip Morris en sinds de vorig jaar geopende A4 is er het succes als logistiek centrum voor internationale distributie van goederen.

Nu is op de slooplocatie van het voormalige ABG, het Algemeen Burgerlijk Gasthuis, tussen Zuid-Oostsingel en Van Dedemstraat, een beeldentuin ontstaan met de naam Het Nieuwe ABG. Alleen het oudste gebouw, het oorspronkelijke Gasthuis staat er nog. Het is een eclectische schepping van de lokale architect Van Genk. In afwachting van nieuwbouw voor zorginstelling TanteLouise-Vivensis zijn er voor cliënten tijdelijke onderkomens aan elkaar geklikt en opgestapeld, van het type dat met juist onderhoud wel honderd jaar meekan. De sculpturen zijn op het resterende terrein geplaatst, nog altijd een flinke lap grond. Zij vormen niet het eerste ensemble van stenen, houten en metalen kunst in de Scheldestad. Tijd voor een plaatsbepaling.

 

 

Annie Andriessen, Lady Midnight. foto Piet den Blanken

 

 

Steenhakkerij

Het oudste beeldhouwwerk in Bergen op Zoom zijn de talrijke gevelstenen, waarvan enkele nog uit de late middeleeuwen dateren. De meeste gevelstenen hadden een dubbele functie. Zij gaven het adres en beroep aan en zorgden door een fraai staaltje steenhakkerij ook voor reclame. De mooiste gevelstenen zijn nog altijd treffende voorbeelden van toegepaste kunst in de openbare ruimte. ‘In de Draeck’ in de Londonstraat wordt bijvoorbeeld nog steeds bewonderd en vaak gefotografeerd.

Ook de Sint-Gertrudiskerk mag genoemd worden. Daar bevinden zich de grafstenen, praalgraven en epitafen van de welgestelde burgers. Nogal wat dekplaten zijn rijkelijk voorzien van uitgehouwen familiewapens, afbeeldingen van de overledene, engeltjes, cartouches en wat dies meer zij. Tot de opvallendste kunstwerken behoren de monumenten van Adriaan van Reymerswaele en zijn gade (1532-1534) en Willem van der Rijt en echtgenote (1625-1641), Louis de Kethulle (1631) en Charles Morgan (1642), de roemruchte militaire gouverneur van de stad.

Vervolgens bleef het eeuwen stil. Pas in 1889 verscheen er weer een driedimensionaal werk in de openbare ruimte, een gedenknaald van Bram Gips in het Volkspark. Opgericht ter gelegenheid van het vijfenzeventigjarig bestaan van het koninkrijk. In 1914 kwamen er twee groots uitgevoerde werken bij: de ijzeren, gotisch aandoende fontein van Janus Dingemans die nu op de Burgemeester Stulemeyerlaan staat, en de Sint-Christoffel van Atelier Custers in de nis boven de hoofdpoort van het Markiezenhof. In 1922 volgde het Heilig Hartbeeld van Jean Geelen, als baken voor de inmiddels afgebroken Sint-Josephkerk. Maar een verzameling mag je dit natuurlijk niet noemen.

Nee, dan komen eerder de begraafplaatsen in aanmerking, met name de Calvarieberg en directe omgeving aan de Mastendreef waar de graftombes van pastoors en notabelen zich bevinden, mede vorm gegeven door kunstenaars als Piet van Dongen (geboren, getogen en overleden in Bergen op Zoom) en de Antwerpenaar Victor Patteet. De hardstenen treurengel met opengevouwen vleugels en een geknielde engel met olijftak aan de voet van dezelfde tombe (circa 1900), gemaakt door Jan Custers (die in Stratum werd geboren en in Gent opgeleid) stelen de show.

 

 

Jan Kettelerij, Mikado. foto Piet den Blanken

 

 

Kwalitatief

In de jaren dertig verschijnen er dan al wat meer beelden in de stad, zoals een afbeelding door Piet van Dongen van patrones Sint-Gertrudis voor een nis in de Gevangenpoort en de bij elkaar passende voorstellingen van de Rechtvaardigheid van Frits van Hall en de Voorzichtigheid van Mari Andriessen in de gevel van het stadhuis.

Met de oorlogs- en bevrijdingsmonumenten van Niel Steenbergen en Nicolaas van der Kreek en ook weer nieuwe religieuze afbeeldingen komt na de Tweede Wereldoorlog een ware stroom van sculpturen en installaties op gang die nog lang niet is opgedroogd. Het zijn er teveel om op te noemen en bovendien verdienen zij dat op kwalitatieve gronden niet allemaal.

De eerste ware collecties in de moderne zin van het woord ontstonden pas in de jaren tachtig. In 1986 werden drie beelden geplaatst naast het Koetshuis van het Markiezenhof. De locatie is schitterend, een stadstuin met een indrukwekkende rode beuk, omgeven door antieke achtergevels die bijna allemaal gerestaureerd zijn. Het betreft Anthonis en Rombout Keldermans (vertegenwoordigers van het Mechelse bouwersgeslacht dat aan het Markiezenhof werkte), een ruiter van Felix van der Linden en een verbeelding van Johanna de Waanzinnige door Gerarda Rueter. Vanwege de banden met het complex, deels museum, zijn ze alle drie in traditionele stijl uitgevoerd. Qua plaatsing mogen deze werken de aandacht trekken, visueel zijn zij niet bepaald spannend. Het was dan ook een goed idee om er een aantal veelkleurige beelden van Marianne Y. Naerebout aan toe te voegen die enigszins doen denken aan de vormentaal van Corneille. Helaas gaat het vooralsnog om een tijdelijk samengaan van monochroom en veelkleurig, ingetogen en expressief.

Sinds kort staat in een hoek van de tuin ook het monument ‘100 jaar Anton van Duinkerken’ van het collectief Krot en Co, bestaande uit een telefooncel volgestouwd met boeken, die qua kleur in elkaar verglijden. Op elke zijde staat een citaat van Van Duinkerken.

 

 

Jan Kettelerij, Coupure. foto Piet den Blanken

 

 

Schil

Een jaar later werden de eerste drie objecten geplaatst van de in totaal tien die de stichting Kunstroute in de parkachtige noordelijke schil van de historische stad liet plaatsen, op de plaats waar ooit de machtige vestingwerken van Menno van Coehoorn zich bevonden. Ravelijn Op den Zoom is daarvan nu als enige getuige overgebleven. Een van de objecten, gemaakt door Erik Wijntjes, is wegens houtrot alweer verdwenen.

Deze serie maakt mede dankzij de instelling van een commissie van deskundigen indruk. Dat oordeel wordt vanwege de overwegend abstracte vormen zeker niet voor alle inwoners gedeeld, want een groot deel van de bevolking houdt nu eenmaal vast aan de figuratie, zeker in het behoudende Bergen op Zoom. Toch is het mogelijk dat deze collectie fungeert als een ‘breekijzer van de smaak’. Alle beelden van deze serie bevatten namelijk opvallende aspecten en om de meeste van de negen composities kan een aandachtige beschouwer niet heen.

De makers zijn: Arie Berkulin die met Pagode een toren van verzinkt staal creëerde; Jan van de Pavert die een bank met stromend water en lichamen ontwierp; Niko de Wit met ‘Merck toch hoe sterck’, een combinatie van een kanon en een huis van cortenstaal; Adam Colton die Mojo no. 4 introduceerde, een plat liggende bronzen sculptuur met een ovale vorm; Frank Mandersloot die Visica Piscis liet installeren, een deels omgeklapte stenen tafel die aan een klein hunebed doet denken; Piet Dieleman, verantwoordelijk voor een gepatineerd koperen opbouw van cilindrische vormen die het goed doet tussen maar liefst vier rijen oude kastanjes; Arjanne van der Spek die een combinatie van brons, hout en ferrocement toont die waarschijnlijk het spannendste kunstwerk van de route is omdat de kijker elk moment kan verwachten dat twee zware ‘hamers’ worden neergeslagen en/of weggeslingerd; en Arno van der Mark die in tegenstelling tot vorig genoemd werk met zijn bronzen staande schaal niet zozeer kracht uitbeeldt als wel fragiliteit en balans. Dit laatste beeld werd in 2002 aan de beleving van de stad toegevoegd.

Speciale aandacht nog wil ik vragen voor het uit twee koepelvormen bestaande en enigszins mysterieuze ‘Observatorium’ van Marius Boenders. Dit is geliefd bij veel mensen, niet in het minst bij jongeren op zoek naar een hangplek. Zij kruipen wel eens weg in de rand, precies de plek die niet geobserveerd kan worden. De plaats op het met maar één brug te bereiken groene eiland in het Anton van Duinkerkenpark zal de populariteit nog in de hand werken. De constructie roept ook veel associaties op. Het beeld is zo abstract of figuratief als de kijker wil. Weliswaar stuurt de kunstenaar met deze titel de fantasie, maar het is gemakkelijk er heel andere verbindingen op los te laten. De dichter en publicist Bert Bevers ging wel uit van de naam toen hij er al in de jaren tachtig een vers over schreef dat begint met: ‘er glijden zoveel levens door mij heen / dat ik niet observeren kan / hoe vaak gezien ik heb.’

 

 

Paula Withagen, Close Dance. foto Piet den Blanken

 

 

Zeeslag

Een iets later begonnen, maar eveneens in 2002 afgeronde verzameling ontstond aan de voormalige kust, en was bedoeld om de binnenstad beter te koppelen aan de nieuwbouwwijk Bergse Plaat. Het thema van de initiatiefnemer, de stichting Beeldenroute Binnenschelde, was niet voor niets Communicatie. Zo expressief de meeste werken van de Stichting Kunstroute zijn, zo ingetogen zijn drie van de vier werken die tussen het schiereiland en stadspark Kijk-in-de-Pot tot stand kwamen: een lange houten bank met de tekst ‘Alles wacht op een betekenis’ met bijbehorende boom van Margriet Kemper; het uit twaalf bronzen geiten bestaande en bij het dievengilde populaire ensemble ‘Geiten’ van Joseph Semah; de lage uitkijkpost met verrekijker van Jeroen Doorenweerd; en, opvallender, de uit roestvrij staal gemaakte en deels in de Binnenschelde gezette ‘Windvanen’ van Hugo Vrijdag. Hij verwijst met jaartallen en een suggestie van maritieme manoeuvres naar de zeeslag van 1574. Het treffen tussen een Zeeuws-Hollandse en een Spaanse vloot vond in deze hoek van de Oosterschelde plaats. Voor wie het niet duidelijk mocht zijn is er ook een duidelijk herkenbare uitbeelding van enkele schepen op een meters hoog stalen scherm tussen twee belendende flats.

 

Vrederust

Nog in dezelfde periode, maar verspreid over meer jaren, kwam een grotere collectie van enkele tientallen werken tot stand op initiatief van de GGZ Westelijk Noord-Brabant. De beelden, gecombineerd met teksten van vooral ex-cliënten, bevinden zich op het terrein van instelling Vrederust ten noordoosten van de stad. Niet het opvallendste werk, maar wel een van de meest bijzondere is ‘See me’ van Paul Vendel: zeven, door boomchirurgen in bomen geplaatste sculpturen, die samen uit ruim 11.000 roestvrij stalen lepels bestaan!

Enkele andere deelnemende beeldhouwers zijn hier Toni Claes-Leus, Dees Goosen, Kees Keijzer, Piet Hein Stulemeyer, Helen Vergouwen, Léon Vermunt en Hein Vree, die ook het beeld van een joviale Anton van Duinkerken op de Grote Markt schiep.

Omdat de kunstenaars mede van de teksten uitgingen, worden de belangrijkste thema’s bepaald door gezondheid, openheid-beslotenheid en dankzij de locatie in de weelderige bossen natuurlijk ook de natuur. Ook deze verzameling is voor iedereen toegankelijk.

Met enige goede wil kunnen eveneens de beschilderde transformatorkasten in de wijk Fort/Zeekant als sculpturen beschouwd worden, het gaat in elk geval om driedimensionale objecten. Ze worden beheerd door Ziggo. Dit bedrijf maakte het financieel mogelijk dat sommige werken opnieuw gemaakt werden toen monteurs per ongeluk enkele huisjes hadden weggegooid!

 

 

Marius Boender, Observatorium. foto Piet den Blanken

 

 

Glooiend

Tegen deze achtergrond moet de beeldentuin van TanteLouise-Vivensis gezien worden. Het initiatief behelst veertien werken van Annie Andriessen, Frank Beek, Gerard Fransen, Jan Kettelerij en Paula Withagen. Zij werden uitgenodigd door de organisatie die bestaat uit TanteLouise-Vivensis, Maarten van ’t Hof (onder meer voorzitter van Stichting Kunstwerk), Hendrik Boot (kunstenaar en medewerker van Expo Thuis) en Maarten Grasveld (landschapsarchitect). Laatstgenoemde tekende voor het glooiende karakter van het aanvankelijk vlakke, nu van gazons voorziene sloopterrein.

Wat kan, met zoveel reeds bestaande beelden in de stad van deze beeldentuin de toevoegende waarde genoemd worden? Niet een bindende thematiek, want alleen al de titels van de werken zijn opvallend uiteenlopend: Lady Springsure, Staande vorm, Oesterdam, Mikado, Windkracht 10, Onleesbaar schrift en Wind tegen, al kwam Fransen met Budanoten en Beek met een Beukennoot op de proppen en stopten Kettelarij en Andriessen allebei het woord wind in een titel.

Ook overeenkomsten in vormen en gebruikte materialen helpen niet om de beschouwer in dit opzicht op weg te helpen, tenzij ‘Mikado’. De betekenis is tweevoudig en verwijst zowel naar de keizer van Japan als naar een behendigheidsspel. Wie dit kunstwerk van Kettelerij ziet, weet meteen dat het om de laatste mogelijkheid gaat. In de stad was nog geen beeld in deze precaire vormentaal. Behalve in gedachten zal er jammer genoeg niet mee gespeeld kunnen worden, maar dat zal de opzet wel zijn geweest.

De grootte dan? In de regionale media werd benadrukt dat het in een aantal gevallen om enorme werken gaat. Een beeld hoeft natuurlijk niet groot te zijn om de aandacht te trekken, maar het helpt wel. Van dat voordeel profiteren onder meer Lady Midnight en Close Dance. Het eerste is een kolos van Annie Andriessen. Het vertoont dankzij verschillende steensoorten en bewerkingswijzen alle mogelijke tinten grijs, zodat het toch veelkleurig genoemd mag worden. Het beeld imponeert qua omvang en suggereert gewicht, maar de vrolijke, bijna frivole uitwerking verleent het toch een lichte toets.

Close Dance van Paula Withagen verbeeldt in steen twee in elkaar vloeiende gestalten. Ze kunnen samen dansen, maar net zo goed elkaar erotisch of troostend omhelzen. Ook hier is de benaming veeleer een uitgangspunt dan een definitie waar aan vastgehouden dient te worden. Wie bekend is met het werk van Withagen, waarin rondingen veelvuldig voorkomen en contrapunctuur essentieel is, herkent direct de hand van de maker. Beide sculpturen zijn inderdaad groot,maar er zijn in de stad nog veel hogere sculpturen zoals de toren met over elkaar heen buitelende ringen van Berkulin of het hoge watermonument van Auke van der Heide en Jan Wessendorp op de Binnenbandijk. Omvang is dus geen unique selling point.

 

 

Marius Boender, Observatorium. foto Piet den Blanken

 

 

Prikkels

Biedt dan de locatie wat extra’s? Ja, die wel. De korte, brede strook tussen Van Dedemstraat en de singels kende nog geen visuele prikkels die als kunst bedoeld waren, met uitzondering van de Muskus-Os van Arie Teeuwisse pal voor het stadskantoor. Vermoedelijk een verwijzing naar het abattoir dat op de plaats van het districtskantoor van de Rabo-bank aan de overkant stond.

Met de stadsplattegrond in de hand zie je pas goed hoe mooi de tuin correspondeert met het noordelijke deel van de voormalige vestinggronden, het werkterrein van stichting Kunstroute. Het verdient aanbeveling deze cirkel in de toekomst sluitend te maken. Niet voor niets is ook de negentiende-eeuwse schil aangewezen als beschermd stadsgezicht.

Een ander bijzonder aspect is dat de kunstenaars er een half jaar tot een jaar exposeren (maar ook een periode van vier jaar is genoemd). Waar de andere collecties blijvend zijn, vormt de tuin van Het Nieuwe ABG een openluchtgalerie waar constant nieuwe werken bij komen en er dus ook weer verdwijnen. De kleine beelden worden na een half jaar vervangen, de grote na een jaar. Dat zal waarschijnlijk niet in alle gevallen opgaan. Tenslotte wegen diverse beelden rond de vijf ton!

Alle beelden en installaties in deze beeldentuin zijn te koop. Ook dat is nieuw. Deze mogelijkheid zorgt voor extra prikkels en biedt een toevoeging op de kunstuitleen in de stad die geen grote driedimensionale objecten ter beschikking heeft. Dan is het ook nog eens de bedoeling dat kunstenaars ter plaatse nieuwe werken maken, in elk geval in de zomer. Daartoe komt er een containeratelier annex opslagplaats van gereedschap. Het publiek mag de hakkers en schavers van nabij volgen. Daar zullen veel mensen zeker gebruik van maken, op de eerste plaats de cliënten van TanteLouise-Vivensis.

Aantrekkelijk is ook dat de eerste editie tijdelijk bestaat uit meerdere producten per kunstenaar. Andriessen tekende voor vier stuks, Beek voor twee, Fransen eveneens, Kettelerij voor vier en Withagen voor twee. Als zij voor genoeg variatie blijven zorgen, verdiept dit de inzichten in de ontwikkelingsgang van de kunstenaars.

Ten slotte willen de samenstellers een verbinding slaan tussen buiten en binnen. Daartoe zal een aantal kleinere werken een plek in het zorgcentrum krijgen, en wel zodanig dat er een afwisselende route ontstaat in visuele relatie met de grote sculpturen buiten.

Dat zijn genoeg argumenten om het initiatief te benoemen als een belangrijke aanwinst. Over het concept is goed nagedacht en dat kan zelfs verder worden ontwikkeld. Voortdurende verandering, mobiliteit, optimale toegankelijkheid, het zijn de trefwoorden van de huidige en komende jaren. Bergen op Zoom mag zich dus in de handen wrijven.