HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - april 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Brabant Cultureel ging op atelierbezoek bij Paul Bogaers. In het vervolg zullen meer atelierbezoeken volgen, niet als een vast omschreven ‘serie’, maar wel als een item dat hopelijk nog vaak zal terugkeren in onze kolommen. Serieuze suggesties zijn altijd welkom bij de redactie.

 

www.paulbogaers.com

 

Werk van Paul Bogaers is te zien in de groepsexpositie ‘Thinking (out of) the box’, t/m 15 juni 2014 bij Marres, Maastricht.

 

www.marres.org

 

Ook is regelmatig werk van hem te zien bij Galerie Pennings in Eindhoven en Luycks Gallery in Tilburg.

 

www.galeriepennings.nl

www.luycksgallery.com

 

©Brabant Cultureel – april 2014

Atelierbezoek Paul Bogaers

 

Wie het atelier van Paul Bogaers in Tilburg betreedt, kijkt zijn ogen uit: Afrikaanse maskers en beelden, vogelskeletjes en ‘objets trouvés’. En natuurlijk zijn eigen fotografische werk. Het lijkt helemaal niet op een atelier van een fotograaf. ‘Ik ben ook steeds minder fotograaf,’ verklaart Bogaers. ‘Ik maak kunst waarin fotografie wordt gebruikt.’

 

door Irma van Bommel (tekst) en Piet den Blanken (foto’s)

 

Paul Bogaers (1961) volgde zijn opleiding aan de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg. Midden jaren tachtig was hij een van de eerste kunstenaars die gebruik maakte van illustraties uit oude tijdschriften, ansichtkaarten en amateurkiekjes. Deze ‘gevonden’ afbeeldingen combineerde hij met eigen foto’s waardoor nieuwe betekenissen ontstonden. Bogaers is vooral bekend geworden door zijn expositie en boek Upset Down (2010) waarbij beelden zo gecombineerd werden dat ze letterlijk omkeerbaar zijn. Je kunt het werk ook andersom hangen. Bogaers is heel vindingrijk in het associatief bij elkaar zoeken van beelden. Zijn werk bevat een aardige dosis humor, maar kan ook raadselachtig zijn.

 

 

Grotere weergave

 

Papier-maché

Dat combineren doet hij nog steeds. Maar hij is wel een andere weg ingeslagen. Hij is gaan experimenteren met ruimtelijkheid. En wat is dan de status van zijn werk? Is het nog fotografie? ‘Ik heb al drie jaar geen doka meer. Zolang je die nog hebt, ben je zeker nog fotograaf. Maar wel heb ik nog altijd een camera bij me, een kleine, digitale Leica. De bron van wat ik doe is vaak nog fotografie. Ik fotografeer dingen die ik onderweg tegenkom, bij toeval. Ik ga bijna nooit op pad om foto’s te maken, zoals een journalistieke fotograaf doet. Ik werk altijd in mijn atelier. Daar heb ik een reservoir van foto’s waar ik een keus uit maak. En een archief van amateurfoto’s, knipsels en ansichtkaarten. Maar tegenwoordig ben ik veel meer aan het maken, ruimtelijke dingen die ik dan vervolgens weer fotografeer.’

‘Ik benijd beeldhouwers en schilders. Zij kunnen stap voor stap een beeld opbouwen. Dat miste ik als fotograaf. Dat ben ik nu aan het doen. Ik werk veel met papier-maché. Dat is een makkelijk te vormen materiaal. Ik werk vanuit een idee, maar niet vanuit een vooropgezet plan. Stap voor stap kun je verder gaan. Doen wat je invalt. Dingen combineren. Daarom heb ik een hoop troep om me heen: stukken hout, takken, flessen.’

 

 

 

 

Gedachtefotograaf

‘Na Upset Down ben ik zoek gegaan naar een essentiële verandering. De eerste maanden heb ik helemaal niets kunnen doen, ik was helemaal leeg. Daarna ben ik intuïtief Afrikaanse beeldjes gaan verzamelen. Waarom vind ik die beeldjes zo interessant? Het gaat mij om de uitdrukkingskracht van die beelden. Ze stellen immers voorouders, geesten voor. In de Afrikaanse kunst gaat het om het zichtbaar maken van iets dat onzichtbaar is. Dat is volgens mij wat een kunstenaar wil. Daarom ben ik ook geen fotograaf.’ Om meteen daarop te zeggen: ‘Ik ben een gedachtefotograaf. Het gaat mij om de achterliggende gedachte. Het wezenlijke, de essentie wil ik laten zien. Thema’s als liefde en dood zijn niet zichtbaar, maar kunstenaars willen dit wel verbeelden. En dat doen ze niet door de werkelijkheid zo goed mogelijk na te bootsen.’

‘Het idee van de gedachtefotografie komt uit de paranormale wereld. Ted Serios (1918-2006) was een Amerikaanse fotograaf die zijn gedachten vastlegde met een polaroidcamera.’ Bogaers laat zijn visitekaartje zien. Paul Bogaers - thought photography staat er op. Met een zelfportret onder een grote platencamera, waarbij het lijkt alsof de camera als een soort stofzuiger zijn gedachten opneemt. Aan humor en absurdisme ontbreekt het hem niet.

 

 

 

 

Surrealistisch

Bogaers toont een stuk hout dat hij gevonden heeft. Het lijkt op een been. Met papier-maché heeft hij er een voet aangemaakt. Het object valt in het atelier niet eens direct op. Dat staat immers vol met vreemde objecten. Maar door het object buiten, vrijstaand in een modderig weiland te plaatsen krijgt het iets surrealistisch. En dat fotografeert hij dan weer. Zo krijgt het een gelaagdheid.

 

 

 

Deze gelaagdheid zien we ook bij zijn koppen. Hoog aan de wand heeft hij een serie grote koppen hangen, nieuw werk, vervaardigd van papier-maché met daarop een foto die herkenbaar is als een masker. Als je goed kijkt zie je dat de dieptewerking wordt veroorzaakt door de foto en niet door de vorm van de kop. De vorm van de kop is vlak.

Driedimensionaliteit teruggebracht naar tweedimensionaliteit. Zo ontstaat trompe-l’oeil. Maar ook met de foto is iets aan de hand. De foto is gemaakt van de achterkant, de binnenkant dus, van een masker. Door deze foto aan de voorkant van de kop te plakken, klopt de dieptewerking niet. Dat geeft een vervreemdend effect. Met het idee van ‘het beeld in het beeld, de werkelijkheid in de werkelijkheid’ staat Bogaers in de traditie van de Surrealisten.

 

 

 

Klaslokaal

Bogaers gebruikt één wand in zijn atelier om te experimenteren met presentatiemogelijkheden. ‘In het atelier hebben mijn kunstwerken een natuurlijke plek. Maar hoe komt het over in een expositieruimte?’ De genoemde koppen heeft hij bovenaan de wand geplaatst, net onder het plafond. Ze zijn iets voorover gekanteld, zoals je ook wel ziet bij beelden (monsters) op kathedralen. Daarmee zijn ze vanaf de grond goed zichtbaar.

Nu hij meer ruimtelijk aan het werken is, werpt zich de vraag op of hij bij zijn presentaties wel gebonden is aan de muur. Hij experimenteert dan ook met installaties die vrij in de ruimte staan.

Zijn atelier bevindt zich in een oud schoolgebouw. Hij heeft de beschikking over een heel klaslokaal. Daarin heeft hij een scheidingswandje aangebracht, zodat hij de ruimte kan opdelen in een ‘schoon’ deel en een ‘vuil’ deel. In het vuile deel wordt gezaagd, geverfd, enz. In het schone deel staat zijn computer, het archief, zijn verzamelingen en zijn kunstwerken. Bovenin het schone deel heeft hij een zolderverdieping gemaakt voor opslag. Het atelier staat bomvol. In de loop der jaren is het organisch zo gegroeid. Probeersels, verzamelingen en kunstwerken hebben zich inmiddels een weg naar buiten gevonden, de gang op. Hoe lang je als bezoeker ook kijkt, telkens ontdek je weer iets bijzonders. Het geeft wel aan hoe vindingrijk Bogaers is.

 

 

 

 

Duchamp

Om de vraag of zijn werk fotografie is of kunst, en of het kunst is als je gebruik maakt van bestaand beeld of gevonden objecten maakt Bogaers zich niet druk. It’s the artist's choice. He chooses what is art.’ Daarmee citeert hij futurist, dadaïst en surrealist Marcel Duchamp (1887-1968).

 

Grotere weergave