1 - Voorwoord
De groter een stad is, des te ruimer de schaal van
'wereld' kan zijn die er ongehinderd binnen trekt,
omgekeerd ontstaat in een kleine en afgelegen plaats
vaak een 'wereld op zichzelf' met een wijdte die
niet
veel verder reikt dan de grens van het eigen gebied.
Bij het Groenewoud is een dorp als Lithoijen
begonnen,
met een paar boerderijtjes en een Hof. Met arme
boertjes
die elk jaar 30 kippen, 200 eieren, 30 ganzen,
karren
hout en 10 dagen werk moesten leveren. Bij het
Groenewoud is het begonnen, met een Romaans
kerkje
dat met 'die uit Lith' werd gedeeld. De 80-jarige
oorlog
joeg de Katholieken naar een schuurkerkje op de plek
waar nu het kerkhof is. De kern van het dorp zou om
die reden verplaatst kunnen zijn.
Namen voor grond als de Akkeren, Sauspan,
Scheurheuvel, d'n Hul, de Kampen, Luttereind,
Polderdijk, Zeebos en Hoog Hemaal zijn door de tijd
achterhaald. Een naam voor een straat als Bokkesteeg
is geschrapt. Wie wou nog wonen in een steeg? Toch
volgen paden en wegen dezelfde route als toen een
bui
de brij verwekte van drek en drab. Dat je zelden in
de
stad Oss kwam is voor te stellen, tot in de 20e eeuw
was de weg er naar toe onverhard.
Nog ademt Lithoijen de sfeer van een wereld op
zichzelf.
Deze gedichten zijn een poging om deze wereld van
binnenuit te verstaan. Dat kan alleen wanneer
je er ook buiten stond.
2 -
Haal een heimwee voorzichtig terug
Ging op zoek naar jou om alles nog 'ns te zien,
de uitloop van dode arm op rivier, zat daar uren
als ik tenminste niet bij de bocht in de wetering
was waar heel 't dorp elkaar (het water moest
dan wel strontvrij zijn) kopje onder kwam duwen,
winters van ijs, met gammele onderbinders, door
oma gebreide wanten en 'n loopneus schoven we
onder lage brugjes (met meer wak dan ijs) op Lith
aan, riepen "Lithse brokken schijten in de rokken"
en harkten weinig heldhaftig naar huis, om alles
nog 'ns te zien zocht ik de goedlachse moeders
weer op, ze brachten pannen in theedoeken
gewikkeld naar nors ogend mansvolk in de polder
dat voldoende afstand inbouwde om niet al te
vriendelijk te lijken en goedbedoeld pesterige
opmerkingen maakte als: "wa hedde nou toch wèr
klaorgemakt", een onderwerp als 'dieje koe mè zün
kûre' werd gebruikt om het gesprek een "jaajaa",
"neenee" zeggende verte in te sturen...
3 - Terug graven
in tijd
Alsof de tijd van ieder mens
niet alleen maar bezig is verloren te gaan,
graaf ik terug
naar een dorp op zichzelf
met 'n beetje 'n stug volk dat vergeleken werd
met de Maaslander aardappel die vierkant
uit de harde kleigrond kwam,
een bij de verre omgeving achtergelegen gebied,
het zal door de jaarlijkse overstromingen
gekomen zijn dat een tweede natuur ontstond
van weg cijferen, in de schulp kruipen,
met weinig tevreden te zijn, in het kwade
het goede te zien, emoties in slikken,
een lach op het gezicht toveren bij verlies,
"oe nie te laote kenne, ge zût ur kapot oan
kunne goan", een ander heeft het altijd nog
slechter en van tegenslag "doar worde hard van".
4 - Het
landschap van Maas
Hoe rol je vandaag iets van vroeger uit
over het frisgroen gras dat in vele schakeringen
een glooiend dijklandschap op en af golft, hier
gaat het groen over in riet van rivier, ginds
glijdt het af in de ruim bemeten, ruilverkavelde
strak omlijnde rechthoeken van weiland,
er is de wens de rivier te verlanden in wildgroei
die de uiterwaarden met bruinrode bosjes zuring
bedekt, nu tekent het geel van de boterbloem
zich pront af tegen een nog niet door koeien
platgelopen wei langs de rivier die de kleur van
de lucht in zich opslaat, het licht dat er in
breekt,
Maas, plezierboten hopen zich op voor de sluis
en varen jouw dood verklaarde arm af, ouwelijke
vrachtboten sjokken op en aan,
Maas, hoofdpersoon in een eeuwenoud verhaal
waarbij geen eind te bedenken is, probeer het,
het lukt je niet, Maas, goedgevulde blaas
van een achterland dat niet zonder jou kan -
5 - Dooie arm
Dooie dooie dooie arm,
zonder oog voor gevaar zwom ik over, om
de zoveel jaar trekt iemand jouw oksels in
om levenloos omhoog te komen, mijn vader
hield met Jan Koelen en de van Leukens een
roeiboot waarop heldhaftig 'de Vrije Boeren'
werd gekalkt, veel later doorzag ik de ode aan
boer Koekoek, de boot was log en zwaar en
toch roeide mijn vader 'm steunend met lange
halen naar 'de Werdjes' op de melkkoeien af,
bij het waden liep het water soms net over de
rand van mijn laars, werd het weer wild dan
snerpten waterhoenders onrustig en krijsten
meeuwen irritant, mijn vader roeide
onverstoorbaar tegen de wind in terug,
zo legt de onterecht doodverklaarde
springlevende arm van de Maas
in iedereen van ons zijn drain -
6 - Het idee van oud
Haal nu, in de openheid van een veiliger
vandaag het heimwee voorzichtig terug,
knip scherpe randen van het geheugen,
zet die omlijsting in de fik zodat in de
schroeirand het idee van oud is te zien
en vang vertraagd iets van vroeger terug
mijn geheugen stottert:
tijd kraakt van bewegen, roept terug,
haakt aan een ruwe huid,
een raam met uitzicht op vroeger beslaat
door het eenzaam staren met de neus ertegen,
de stromen tijd waaruit je bestaat,
de plek die je inneemt zonder dat je er om vroeg,
het mooiste heeft z'n tijd gehad
aan het weten vooraf, op het moment
dat je er om vraagt is het weg -
7 - Bijna
vergeten geuren
De gier van naarstig bijgebouwde varkensstallen
die over straat de sloten in loopt, het uitmesten
van de koestal, oude vastgekoekte lagen
die bijna zoetig ruiken vergeleken met
de indringende geur van vers druipend sap
dat vrijkomt uit de bovenlagen en in mijn
gezicht spettert wanneer strotouw
(dat iemand sakkerdedju liet zitten)
opzwiept bij het loswrikken met
een riek uit de groep,
wakkere, met bloesems bestrooide
hoogstambomen van goudrenetten
en sterappelen door heel het dorp,
het blinken van vers geploegde akkers,
de voldroge geur van oogsten van graan,
de lange rijen suikerbieten die
op de knie zijn gewied, gedund,
de hand die je legt in de mond van het kalf,
de zachte tong zuigt die gretig naar binnen,
het angstvallig vermijden van de harde
tongborstels van een oudere
koe bij het voeren van koeienkoek,
de drachtige geur van pas gemaaid gras,
de wufheid waarnaar het omslaat wanneer
het droogt, een akker volk laadt hooi hoog
op karren die breeduit wiegend de karrensporen
doorstaan, die vracht lossen op een zolder
onder zinkplaten in snoeihete broei,
het voederen en mesten in een kleine
varkensstal waar een doordringende lucht muf
voor minuscule raampjes blijft hangen,
in haar en kleding trekt en vlugge pootjes
lopen de droge drollen (die je met moeite
van roosters vergaarde) van de schep
en het nog eens, nog eens over doen.
8 - Gebet
in tijd
In slikken verwaterde tijd
in hoeken gedragen tijd
in klonters gemoffelde tijd
in brokken geperste tijd
in drukte vergeten tijd
in graven opgehoogde tijd
in klaagzangen onverhoorde tijd
in de tijd niet te verteren,
in de klei gezet tot wie je bent:
Lithoijen, Lithoijen,
hoe konde 't zo lang rooien,
da flikflooien, gesakker,
gej akker, da aanklooien
met Lithse brokken
en Oijense bokken,
uit de klei getrokken
van tussen Hertogswetering,
Maas en graafschap Megen in
noem ik namen van vroeger voordat ik ze verlies,
de Naris, Pietje Puk, de ouw Dien Hol,
Tiemus, Giepske, de Schutter, den Ties -
9 - De
klei
De klei, de klei, de klei,
de zompige, klevende, aan laars
en schoen gebakken klei,
de klei, de klei, de klei,
waar een ploeg in vastzuigt,
grond die open rijt, glanzend
in strakke voegen wegbuigt,
dikke klei, harde klei, bemeste
klei, stugblauwe klei, verzadigde
klei, schrale klei, rulle klei,
in zomer gebarsten klei
waar je een bats op kapot slaat,
mijn klei, jouw klei, onze klei,
uit dezelfde klei gebakken,
nooit bij de pakken neerzitten,
spetterklei, gewapende klei,
lage klei, hoge klei, dunne klei,
zwarte klei, rijke klei, arme klei,
modderklei, vette klei, zware
klei, zuigklei, kleiland, kleigrond,
kleilucht, kleiklomp,
stroef van buiten en stil, van
binnen geladen met wil, uit
mijn klei, jouw klei, onze klei
getrokken kinderen zijn wij -
10 - O knor knor
Voor wie ons afzeikt of voor de gek houden wil
O knor knor o knor knor
't interesseert me geen lor
wa ge van me zegt
knor knor knor knor
mijn maag en portemonnee
knorren tevree
o knor knor o knor knor
ik bestel nog 'n rondje
en gè kunt nie mee -
11 - Dubbel zo zat
Dorp van 28 cafés, de sterke verhalen
over drank, wie nu weer "mè zunne zatte
kop van de dijk gereeje is", de grond werd
er duur betaald want in het café door de
hoge heren uit Den Bosch bij opbod verkocht,
boerenbond en arbeidersbond hadden er al
hun bijeenkomsten, kon van één dubbeltje
grenzeloos zuipen bewijst een verhaal
over Keesje Dankers en Barend Romeijn,
ze runden allebei een café en een heel jaar
lang zopen ze zich lens met één en hetzelfde
dubbeltje, Keesje betaalde de borrels in het
café van Barend er mee, daarna wandelden
ze naar het café van Keesje, Barend rekende
af met dat geldstuk en zo ging het nooit op.
12 - Stadse fratsen
Schenk de soep in diepe borden
waar je uit drinkt, schep er dan
stamp met vlees en saus in,
dweil het bord voor de pap, ook
die oplikken want anders is 't
'sund' - goeie manieren, ja ja:
servet op schoot, pikken met mes en
vork, niet prakken, smakken, likken,
boeren of scheten floepen,
stadsen: hier gaat 't op z'n Lithoijens
plat, we soppen uit één pan zonder
fratsen, naaien onze eigen naad.
13 -
(Hoe overleef ik) kostschool
Lithoijen Lithoijen dat varkensgat,
ik wou dat ik maar bij mijn moeder zat
had ik weer een schone zachte onderbroek,
mocht ik met handen onder lakens slapen,
werd m'n lijf weer gewassen en kwam
het gevoel terug dat ik er een had,
we zijn met z'n allen in Lithoijen geweest,
één keer - nooit weer,
in Lithoijen moetje niet wezen,
in Lithoijen moetje niet zijn
want daar kan je niet genezen
van je ziekte en je pijn
en je huilt er de hele dag
er was ook het wandelen langs de Maas,
onderweg wat zingen, een koolrabi stelen uit het
veld, afgevallen appels uit pastoors boomgaard
rapen, aanbellen met Sint Maarten en zingen
voor snoep en fruit, de roze 'frollieboxenpudding',
de kloostertuin met hagen en huisslakken,
de geur van buxus en meidoorn,
Lithoijen Lithoijen dat varkensgat
ik wou dat ik maar bij mijn moeder zat
dan werd ik niet zo streng gestraft, plaste ik
niet in bed en hoefde niet met de natte broek
in handen voor de ontbijttafel blijven staan,
werd de post niet gelezen, de brieven naar huis
niet gedicteerd, kon geen zuster een rijker kind
voortrekken, hoefde ik niet te bidden bij elk
dorps lijk, mocht ik wel met dorpskinderen
spelen, och soms was een zuster wel lief,
ik wou dat ik maar bij mijn moeder zat
kom kinderen naar huis toe
naar huis toe -
14 - Samen
Wij doen niet onder voor wie ook,
zijn gezegend te zijn wie we zijn,
getekend door het leven en niets
komt tussen de heug en meug
die wordt gedeeld door de families
die hier generaties hebben geleefd,
hier is geboren, gewerkt, gelachen,
gestorven, getreurd, hier is beleefd
dat je zomaar een naam op kunt lopen
waar je niet meer vanaf komt;
de een 'hè de boks oan' een ander
"is nog te lui zunne kont af te vege",
is achterbaks of "nie te vertrouwe,
vur genne cent", verhalen
herhalen zich eindeloos,
Lithoijen, Lithoijen,
hoe konde 't zo lang rooien,
da flikflooien, gesakker,
gejakker, da aanklooien
met Lithse brokken
en Oijense bokken,
uit de klei getrokken
van tussen Hertogswetering,
Maas en graafschap Megen in
noem ik de oudst bekende namen uit 1803
voordat ik ze verlies:
Arts, van Geffen, Govers, de Heus,
van Teeffelen, Bajens, van Weerdenburg,
Coolen, Brekentop, Smits, de Laat,
van Lent, Bekkers, van Dijk,
Quint, van Rosmalen, van Ballegooi,
van Deest, van der Rennen, Liefkens,
Hooijmans, van Hoorn, Coppelaars,
van Waardenburg, Wieps.
15 - En
toch
Nu we de voeten droog kunnen houden
willen we eigenlijk niet meer weten hoe het was,
zien de pittoreske foto's van een overstroomd
dorpsgezicht, door de toppen van knotwilgen
blijft een stratenplan zichtbaar, we willen
eigenlijk niet meer weten van winters dat
de Maas opvroor en versplinterde, de wind
de ijsschotsen opjoeg die kruiend tegen dijken
beukten, de wanhoop bij ijzige kou, doornat,
meer dood dan levend dieren en voorraden
bergen waar het nog kan, natte sokken,
broeken, jassen en rokken, is er nog stookhout,
waar blijft de roeiboot met Jan die de koe heeft
weggebracht, zelfs nu we de voeten droog
houden omdat de Maas is verlegd praten
en denken we er liever niet over,
er zijn dingen die je niet over wilt doen -
16 - Dijkdoorbraak
Lithoijen
Hoei hoei, dit houdt geen water,
rammelt rommelt waterwolf,
natte poten, oogst rot, huis kapot,
dat de zomer zeldzaam droog en goed was,
veel rouwigheid werd uit 't veld gehaald
(de aardappel was zo vierkant als maar kan)
en 't begin november al begon,
bijna elke dag ruw en winderig weer,
'de Beers loopt' ging het gerucht begin december,
we geloofden het niet, het water kwam niet,
hoorden niks in de verte bulderen,
de Maas bleef wassen, een fellere wind sloeg
over naar storm, een stuk dijk dreef helemaal weg,
Hoei hoei, dit houdt geen water,
rammelt rommelt waterwolf,
natte poten, oogst rot, huis kapot,
met lomp geweld dat de huizen deed trillen
donderde een brok geweld het land in, wegen over,
binnen 't uur stond alles onder, het water bleef
elke dag wassen met koude wind en kwam
bij hooggelegen huizen bleek en schrobgat in,
het vee met de rug tegen de balken, de huizen
uit,
de
huizen uit met water aan de tweede trap,
het vee
bergen, bind ze achter boten en breng
ze naar
het kerkhof toe, blijkt het water in de
kerk door de
plavuizen te komen tot één palm
hoog en op de trap
van de communiebank,
Hoei hoei, dit houdt geen water,
rammelt rommelt waterwolf,
natte poten, oogst rot, huis kapot,
het land tot Oss overstroomd, heel Geffen op
zolder, eten werd met de roeiboot na een dag
of drie vier vanuit Den Bosch aangevoerd,
van 't varken dat in de schoorsteen hing te roken
vond ik later in de sloot 'n stuk bedorven terug,
de weggedreven aardappels vreten zelfs de
varkens niet meer, ingemaakte kolen, hooi,
stro en gerst verrot, boedel kwijt, de helft
van alle huizen ingestort, muren omgedreven,
achterhuizen weggeslagen,
Hoei hoei, dit houdt geen water,
rammelt rommelt waterwolf
natte poten, oogst rot, huis kapot,
zoals gebeurde, is gebeurd in 1926, 1880, 1876,
1861, 1855, 1850, 1834, 1833, 1799, 1740
en zo
voorts
17 - Schietschouw
Naar een verslag van Mevr. Doup-Houtsma,
27-01-1914
De tocht was stoer, het land haast onbereikbaar,
we liepen drie kwartier over wat voor een weg
door moest gaan met half ijs half modder tot
aan de enkels tot we aan de rand van Oss
uitkeken op een onafzienbare vlakte van ijs,
er stond ons een schietschouw (een roeibootje
met ijzers er onder) op te wachten, deed een
extra doek om voor de kou, twee mannen met
hoge kaplaarzen op schaatsen duwden 't zaakje
vooruit en we vlogen de ijsvlakte over, een
prachtige tocht, overal ijs, ijs, ijs, met aan één
kant dat doffe nevelige, aan de andere kant
een wolken brekende zon, de ijsvlakte kleurde
goud, de tocht duurde zo'n 20 minuten,
ik ging met tegenzin de Lithoijense dijk op
waar een oneindige ijsvlakte aan onze voeten
lag, massa's drijfijs met ijsbergen gestapeld
tegen bomen en zo aan -
18 -
Onze verharde gebeden, o God
We hielden wat afstand van de kerk, die van de abdij
plukten ons kaal, ze inden varkens, eier, kippen
en stookhout bij bosjes, eisten ook nog werk
op hun land (onze vrouwen hoefden ze zoals
andere heren gelukkig niet), je wist dat je die
van de abdij van Reims als je ze nodig had, niet zag
en
toch zijn mijn handen voor dienen bedoeld,
God in den hemel, verhoor mijn door de jaren
verharde gebed, hier in dit afgelegen oord
aan de grillige boorden van de Maas worden
weinig gebeden verhoord, vindt geen wonder
plaats, hier worden wonden gelikt van een veel
te nat jaar, ondanks een overval door een zootje
soldaten moet toch de cijns aan Reims worden
betaald, God in den hemel, bewaar me, zie me
zuchten onder een alweer dreigende lucht,
verhoor mijn gebed voor een rustiger jaar,
om een wonder vraag ik U niet, o God,
verhoor mijn door de jaren verharde verbeten
gebed, mijn taal is met klei doordrenkt, damp
slaat er af, verhoor mijn gebed voor een rustiger
jaar waarin ik oogsten kan zonder dat water
alles verrot, o God verhoor mijn gebed, eten
voor vrouw en kindjes, een droog bed.
19 - Kerkvolk
Zult hier geen gezamenlijk gebed vroom
door de kerk horen rollen,
hoogstens vang je wat gemompel
uit onze verstilde monden,
we laten ons niet overrompelen
of week maken door wie ook,
we laten niet veel los,
we perken ons loven, prijzen en vereren in,
bewerken onze diepere gronden ermee,
uit ons ingehouden prevelen valt geen
volmondig ja te horen, op de vraag
"kunde morge helpe"
volgt altijd "hoe loat?",
we zijn gemeenschap, doen mee:
boerenbond, boerinnenbond, misdienders,
missieclub, kerkbestuur, jonge boerenstand,
jeugdvereniging, reidansclub, arbeidersbond, kpj,
aan het verhevene wordt geen woord verspild,
daarvoor leent de pastoor ons zijn stem -
20 - Over wat was
Wat was komt nooit terug
en toch schiet de lente elk jaar uit
op een winterharde tuin,
wat was komt nooit terug
en toch wordt een zware dronk
van herfst overvleugeld door een
vaste vorst waarbij een zon dunnetjes
over een sneeuwlandschap schuift
en een kastanje protserig ontbot,
wat was groeit van me af,
toch warm ik mijn knokkels durend
aan de kachels uit mijn jeugd,
wat geweest is valt weg
en toch stroomt het
voelbaar onder de huid van vandaag;
wat tijdloos onstuitbaar
langs de arm van Maas
op schiet uit klei
dat zijn wij -
21 - Nawoord en
bronnen
Frans Heeren had een flink aandeel in deze
teksten, omdat hij er om vroeg. Rikie de Vries
en hij wakkerden het vuurtje dat dit boekje bond.
Verder waren de 'Maaskronieken' en de teksten
van Frans en Carla Heeren voor het 'Remigius-
museum' van nut. Ook qua opmaak van dit
boekje bracht Frans deskundigheid en tijd in.
De voorbeelden uit '(Hoe overleef ik) kostschool'
komen uit Maaskroniek nr. 48 van de
20e jaargang, óók het anonieme gedicht
"Lithoijen Lithoijen dat varkensgat".
De tekst 'dijkdoorbraak Lithoijen' is ontleend
aan de publicatie 'langs de maasboorden',
een uitgave van het Jan Cunencentrum uit 1983.
"Het
tekstje "O knor knor" is een reactie op het
lachwekkend maken door Lithenaren van de
toneelvereniging O.K.K., Lithoijen staat van
oudsher bekend als een 'varkensdorp', vandaar."
Ten slotte ben ik schatplichtig aan de maker van
'het lied van Lithoijen' dat bij het schrijven in
het achterhoofd klonk.
|