CuBra

 

 

Carina van der Walt
Vijf gedichten


 

mene mene tekel

 

Als een engel van twijfelachtig allooi door de gangen zweeft

en met sluipende maat me ongezien meet:

-          je bent te licht bevonden

-          je bent te zwaar bevonden

-          te luchthartig

-          te ernstig

-          ’n luilak

-          ’n werkezel

dan wandel ik met betraande wangen

                       met gloeiende ogen

 

naar de Oude Warande,

waar een dik tapijt van bladeren mijn voetstappen dempt

en elk schreiend oordeel met stiltes ontkent. 

 

Als het mij allemaal te veel wordt:

achterdocht, wanhoop, afstandelijkheid, ontgoocheling, betrouwbaarheid, erkenning,

opluchting, ontkenning, opgetogenheid, nieuwsgierigheid, vertrouwen,

minachting, getrouwheid, ongeloof, afwijzing, optimisme, achteloosheid, liefde, respekt,

ontmaskering, geloof, verachting, hoop, deprimering, afkeuring, haat

 

dan ijsbeer ik in de glazen lift in Dante

op en neer, op en neer, op en neer tot ik zelf   desintegreer

en onzichtbaar en leeg naar buiten zweef.

 

 

 

 

 

Elementêre toepassing van geometrie in die vierde dimensie

(1903 -2005)

 

Verlief – met hande inmekaargevleg soos dié van Rodin

met flinke treë en skitterende oë,

selfversekerd

lei hy ons áf

in die vierde dimensie in

na die moltreinstasie.

 

Nostalgiese trekklavierdeuntjies

sleep die Paryse strate na benede

en neem onheilspellend van ons afskeid.

 

Die trein dool soos ’n blindemol

deur hol gange

deur die vakuums in ons koppe –

uitgerekte sekondes voor ’n geluidlose

slag, struikelende chaos, gille

’n rokende tonnel wat die werklikheid

in skerp rooi strepe orden.

 

knarsend kom die blindemol tot stilstand.

 

Klerehangerskouers gespanne

met intense pupille pikswart vergroot

en ’n stem vreemd verdiep deur ’n nuwe adamsappel

lei ek hom na bó

uit die vierde dimensie uit

teen die stasietrappies op.

 

Vrolike trekklavierdeuntjies

bied opnuut die Paryse strate aan

en verwelkom ons niksvermoedend.

 

Bibberend verdwaas

vee hy met slanke hande

onseker trane van sy wange.

Met ’n vreemde hoë stem

en wankelrige treë laat lei

hy hom na ’n restaurantstoel

vir ’n warm koppie koffie.      

 

 

 

 

 

uit de handgelopen gebed

 

ik  ben  STOM

 

                dom

 

zelfoverschatting70x7xGodwathebikgedaan?vergevevergevemijvergeve!ikhebhetpaardachterdekarges

pannenallesallesligtnudoorelkaarzuidisnoordenwarmiskoudkoudbenikkoudtotopmijnklappertandende

skelethierisgeenverdraagzaamheidikhebdeliefdemeteendrogemondmetheelveelzweetdoorwoestijneng

evolgdtotinkoeienveldendiestinkenwaarzijheiigtussenhartzeerherfstbomenhangtmijngeliefdehangtinhe

tboshetbitterbessieboshierisgeenondersteuningikhebdestilettovandetsotsiverruildvoorhetonzichtbareg

eweldvanuitsluitingenvooroordelenikdraaggeenhoofddoekikbennietmoslimjehoeftmijnietmetachterdoch

ttebejegenenikslaapniet’savondstussenmessen,nee

 

dom

 

STOMP ben ik

 

 

amen

 

 

 

 

 

gaudeamus igitur

(van korte duur is het leven - 1287)

 

Ik ben een grote plataanboom:

mijn bladeren flap-flapperen naar beneden…

 

Studenten zullen mij argeloos plat trappen.

 

Ik vermolm tot fijngeaderde handjes,

verouder bijna onopgemerkt – kraak, buig

stram onder elke nieuwe wind van verandering,

 

maar gouddoorglansd leef ik met het weten:

ik word één en al papier

een pak van blanco vellen

met de geur van zacht geduld…

 

Studenten kunnen naar hartenlust schrijven,

op me tekenen, in me krassen en achter me schuilen.

 

Ook kunnen ze vlug gevleugelde gedachten nalaten

die soepel weg flapperde-flappen op een fris briesje.