INHOUD MELIS
HOME
SPECIAAL
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
BRABANTS

Piet Melis - Toen er nog geen spierke kwaad in zat

8 - Tabaksbonnen


Mijn eerste fiets kreeg ik op mijn elfde verjaardag, tijdens de oorlog. Aan een jongensfiets was niet aan te komen, dus werd het een herenfiets. Tweedehands ! Het zadel werd op de laagste stand gezet en er werden houten blokken op de trappers gemaakt. Ondanks al deze maatregelen was de fiets nog te groot en schoof ik tijdens het fietsen van de ene kant van het zadel naar de andere wat me dikwijls een schraal achterwerk opleverde. Ik had echter een troost, hoe ouder ik werd des te langer ik zou worden en het probleem zou zich vanzelf oplossen.

In plaats van luchtbanden lagen er op de wielen "volbanden", gesneden uit oude autobanden, die niet zo erg bijdroegen tot plezierig fietsen, zeker niet als je door een straat reed geplaveid met "kinderkopjes".

Daarbij kwam nog dat ik mijn fiets moest verdienen. Vader was bakker en broodbezorger en had tevens een krantenwijk. Als ik 's avonds uit school kwam lag er een pak kranten voor me klaar om te bezorgen.

Sinds ik de fiets had werd ik "gepromoveerd" en kreeg ik een wijk die wat verder uit de buurt lag, achteraf bij de boeren. Tegelijk met een pak kranten kreeg ik elke dag twee tassen met brood mee die ieder aan een kant van het stuur werden gehangen, die me nogal eens uit balans brachten als ik door het karrespoor reed.

Ondanks alles was ik de koning te rijk met mijn vervoermiddel.

Ook mijn moeder maakte nogal eens van mijn diensten gebruik

als ze me wegstuurde voor een boodschap, zelf kon ze de deur niet uit van wege haar sigarenwinkeltje.

Alles was in die tijd op de bon, van levensmiddelen tot textiel en ook sigaren en sigaretten. Alles was op rantsoen. Een stevige roker had lang niet genoeg aan zijn toewijzingen die hij elke week kreeg. Maar ja, geen bonnen, geen rookwaren. Zo kwamen er al eens mensen in de winkel met b.v. boterbonnnen of textielbonnen waar moeder dan tabaksbonnen tegen ruilde. Dat kon je natuurlijk niet te veel doen.

De ingenomen tabaksbonnen moesten op vellen van 100 worden geplakt en elke week bij het distributiekantoor worden ingeleverd waarvoor ze je dan een bewijs gaven waarmee je dan naar de grossier kon gaan om nieuwe voorraad in te slaan.

Van het distributiekantoor kwamen ze wel eens controleren of je voorraad en aantal bonnen nog klopten, zo niet, dan kreeg je een flinke boete. Bij ons in de winkel was het zo ver gekomen door al dat geruil dat moeder zeker 100 bonnen te kort kwam. Daar had ze echter iets op gevonden.

Op zekere dag was er weer eens controle en twee heren van het distributiekantoor stapten de winkel binnen om de voorraad te controleren . Vraagt moeder of de heren misschien voor dat ze met hun werk begonnen zin hadden in een kopje koffie. Natuurlijk !

Ze gingen de huiskamer binnen en drinken op hun gemak koffie, althans het vocht dat voor koffie moest doorgaan. Ondertussen zat ik al op de fiets op weg naar vrienden van vader en moeder die een snoepwinkeltje annex sigarenzaak hadden, een eindje uit de buurt gelegen. Toen ik daar aankwam zei ik, "controle" en de man wist meteen van wanten en gaf me een vel van 100 opgeplakte tabaksbonnen mee. Ik als de gesmeerde bliksem weer naar huis en ging de winkel binnen en riep dan, "blijf maar" en legde de tabaksbonnen onder in het kastje van de toonbank bij de rest.

Ondertussen waren de heren klaar met hun koffie en kon de tellerij beginnen. Alles klopte natuurlijk.

Toen ze weg waren bracht ik het vel samen met een extra vel van 100 van ons zelf weer terug. Je kon er donder op zeggen dat ze daar dezelfde dag ook controle zouden krijgen. Zij hadden natuurlijk het zelfde probleem en kwamen ook bonnen te kort.

Het gebeurde ook nog wel eens dat een kruidenierswinkeltje in de buurt ook aan het spel meedeed zodat dezelfde bonnen soms wel drie keer per dag werden geteld.

Wie niet sterk is moet slim zijn !