“Kom
Stefan, je moet naar bed. Het is de hoogste tijd.” Stefan hield
niet zo van tante Constance. Tante Constance had een krakende
stem. Ze klonk dit keer niet echt onvriendelijk. Haar felle oogjes
lachten zelfs eventjes. “Maar het is nog licht”, protesteerde
hij. “Nog wel”, kraakte zijn tante. “Maar straks valt de
nacht. Boem! En dan val jij in slaap. Zoem!”
“Raar mens”, dacht Stefan. Hij stond zo langzaam als hij kon
op. Het stripverhaal, dat hij onderhand uit zijn hoofd kende,
hield hij in zijn hand.
“Schiet eens op, jongen. Je bent zeker liever lui dan moe.
Luiheid is des duivels oorkussen. Kom, leg dat boek weg. Geef je
tante een kus en ga lief slapen. Maar wel een beetje snel.”
Hij was moe; hij had de hele dag in de tuin gespeeld en geholpen
met hout zagen voor de kachel. Maar slapen? Daar had hij absoluut
en helemaal geen zin in.
“Ja, jongen, we gaan hier met de kippen op stok. Na hard werken
is het goed rusten. De ochtend breekt zo weer aan. De dag gaat
langzaam, maar de nacht gaat snel. En morgen vroeg weer op. Een
teveel aan slaap vermoeit. Morgenstond heeft goud in de mond.
Zullen we eens kijken wie er morgen het eerste uit de veren is?”
Stefan wist nu zeker dat zijn tante niet goed bij haar hoofd was.
Ze kon gewoon niet normaal praten. Ze leek wel een
spreekwoordenwoordenboek. Maar dan wel een superouderwets
exemplaar. Goud in de mond. Zeker bij het ontbijt, als ze 's
morgens haar gebit nog niet in had. Dan kon je haar twee gouden
kiezen zien. De valse tanden stonden in een vies glas naast haar
bord. Ze deed ze pas in als ze haar griesmeelpap had opgeslobberd.
Stefan werd er misselijk van, alleen al door er aan te denken. Hij
wilde nu zo snel mogelijk naar zijn kamer, alleen zijn. Hij liet
zich door zijn tante op de beide wangen kussen. De haren onder
haar kin prikten gemeen.
Stefan
had zijn gezicht drie keer gewassen, maar hij voelde nog steeds de
vieze haren van zijn tante. Hij pakte de tube tandpasta en kneep
die uit in zijn hand, tot hij er niets meer uit kon krijgen. Er
viel niets op de grond en er bleef niets aan zijn kleren hangen.
Stefan hield daar niet van. Hij smeerde zijn wangen, zijn kin en
zijn nek helemaal in met het zoete spul. Nu had hij een witte
baard. Net zo een als Sinterklaas, dacht Stefan. Toen die nog wat
jonger was.
Stefan pakte zijn nagelvijl. Daarmee streek hij van boven naar
beneden de tandpasta van zijn wangen. En van beneden naar boven
maakte hij zijn hals schoon. Nu was hij zo fris als een hoentje. O
jee, daar heb je het al, dacht hij. Ik begin al net te denken als
tante. Zijn hoentjes fris? Cassis is fris. En cola. Hij spoelde
zijn gezicht schoon met warm water.
Toen
hij zich omdraaide stond er een mannetje voor zijn bed. Een klein
oud mannetje met het gezicht als een uitgedroogde appel. Hij had
een keurig net opapak met een vlinderdasje aan.
“Kom mee, Stefan. Het avonduur is voor avontuur.”
Het vreemde mannetje kroop door het raam naar buiten. Stefan
schoot in zijn kleren en volgde hem. Hij moest wel. Of hij wilde
of niet. Hij kon er niets tegen doen. Het was nog steeds licht.
Stefan keek even opzij, naar de gevel van het huis. Tante was al
naar bed. Ze had de gordijnen van haar slaapkamer dichtgeschoven.
Hij bleef even staan om te luisteren. Tante sliep zelfs al. Hij
kon haar horen snurken.
“Kom, niet treuzelen.” Het mannetje liep met snelle stapjes in
de richting van het kippenhok. Bij de deur wachtte hij op Stefan.
“We gaan naar binnen. Maar jij moet eerst wat kleiner worden.”
Meteen begon Stefan te krimpen tot hij net zo groot was als het
mannetje. Hij vond dit wel zo prettig. Nu kon hij hem tenminste
recht in zijn ogen kijken. Als hij morgen maar weer normaal was.
Samen liepen ze het kippenhok in. Alle kippen zaten op stok. Op
het uiteinde van de stok zat de zwarte haan, een oud beest.
“Moet je opletten”, zei het mannetje grinnikend. “Straks
valt Avond.”
Stefan wilde iets zeggen, maar het mannetje legde zijn vinger
tegen de lippen. “Zo heet de haan”, fluisterde hij.
“Avond.”
Stefan keek. De kippen zaten doodstil. De haan schommelde suffend
heen en weer. Bij elke schommelbeweging helde de haan steeds
verder naar voren en naar achteren. Iedere zwaai bracht hem iets
meer uit zijn evenwicht. Toen viel hij. Plat op zijn kop. Hij
bleef doodstil liggen. Buiten was het plotseling donker geworden.
De
kippen waren meteen wakker. Een van de kippen kukelekude als een
haan. “Het is tijd voor de aflos”, zei ze. “Vannacht gebeurt
het. Werken die werken moet en feesten die feesten mag. Als je
wilt mag je komen kijken.” Dat laatste was voor Stefan.
Hij verbaasde zich er niet meer over dat hij kips verstond. Hij
volgde met het mannetje de kippen naar buiten. Ze lieten de haan
liggen waar hij lag.
“Wat gaat er gebeuren?”, vroeg Stefan.
“Let maar op, dan weet je het zo.”
De kippen liepen naar de heg, een lange rij lage struiken. Twee
meter breed. Het was
de grens tussen het gebied van tante Constance en de rest van de
wereld. Stefan speelde daar vaak. Hij sprong dan met een aanloop
in de bosjes. Het deed geen pijn. De takken waren zacht genoeg.
Soms vond hij eieren in het struikgewas. Eén keer was hij bovenop
een paar rotte eieren gesprongen. Tante Constance had het twee
dagen lang geroken. Stefan twee weken. Tussen de bosjes zat een
kip te broeden op twaalf eieren. Ze zag er afgetobd uit. De
kukelekukip nam haar plaats in.
“Straks gebeurt het”, tokte ze. “Feest.”
“Straks gebeurt wat?”, vroeg Stefan.
Niemand gaf antwoord. De kippen gingen in een kring staan,
vleugeltip aan vleugeltip. Het mannetje stond er tussenin. Hij had
in allebei zijn handen een kippenvleugel vast. “Kom, Stefan, het
is feest.”
Stefan ging tussen de kippen staan en pakte ook twee vleugels
vast. En danste. De hennen waggelden met regelmatige passen en
maakten af en toe een sprongetje. Stefan en het mannetje dansten
mee. Steeds sneller ging de rondedans. De kippen kakelden. Stefan
en het mannetje zongen. De dans ging nu zo snel dat Stefan de
vleugels niet langer meer vast kon houden. Hij liet ze los en viel
op de grond. De kippen vielen lachend over hem heen.
Het mannetje haalde een fles drank uit zijn binnenzak en liet
Stefan een paar slokken nemen. Het smaakte bitter en zoet
tegelijk. Ondertussen zat de kukelekukip nog steeds te broeden.
“Ik moet even gaan doen wat de kippen niet kunnen”, zei het
mannetje.
Stefan keek hem vragend aan. Het mannetje liep weg. Even later zag
Stefan dat hij tegen een boom stond te plassen.
“Wat gaat er gebeuren?”, vroeg Stefan aan een kip die Koko
heette.
“De dag breekt aan”, zei Koko vrolijk. “Een ei hoort
erbij.”
Hier werd hij ook niet veel wijzer van. Stefan dacht erover naar
huis te gaan. Naar bed. Maar dat kon niet. Ten eerste was hij nog
te klein. Bovendien had hij geen slaap. En eigenlijk was het best
gezellig. Het mannetje kwam terug. Er begon een nieuwe dans.
Daarna weer een en daarna weer. Ze dansten de hele nacht door,
totdat Stefan niet meer kon. Hij was helemaal nat van het zweet.
“Het
is zo ver! Het komt, het komt!” De kukelekukip tokte en kakelde
en kukelekude en kraaide. De andere kippen gingen opgewonden om
haar heen staan. Voorzichtig stond de kip van de eieren op.
“Wat is dat? Hier weet ik niets van.” De zwarte haan was naar
buiten gekomen. Hij zag er verfomfaaid uit. Zijn kam zat slordig
en er prijkte een grote buil op zijn kop.
“Het zijn je kinderen, Avond. Hier hebben we om beurten
dagenlang aan gewerkt. Het moest wel, want we zijn met steeds
minder en jij wordt oud.”
“Hm”,
gromde Avond. “Ik heb koppijn.”
“Ga, dan terug op stok. Maar val er niet weer af”, lachte Koko.
Stefan hoorde gekraak. Hij zag dat de eierschalen gebarsten waren.
Het kraken werd luider. Bijna tegelijkertijd barstten de schalen
van alle eieren open. Twaalf kuikens waggelden onwennig naar
buiten. De kippen juichten.
“Een haantje, elf hennen”, zei Koko enthousiast tegen Stefan.
“Hoe kan je dat nu zien? Voor mij zien ze er allemaal hetzelfde
uit.”
“Die voorste, dat is het haantje. Zie je?”
Nee. Stefan zag het niet. Avond echter wel.
“Ik ben dus te oud! En dat scharminkel is mijn opvolger. Ha!
Wacht maar.
Jullie zijn nog niet van me af.” Hij kraaide zo hard dat Stefan
zijn vingers in zijn oren moest stoppen. Hij kneep er zijn ogen
bij dicht. Toen hij zijn ogen weer open deed zag hij de zwarte
haan boos weglopen. En hij zag ook dat het licht begon te worden.
De kippen en de kuikens liepen
de
haan achterna en gingen het kippenhok binnen.
“Dag
Stefan!” tokte Koko. “Kom je nog eens? Het was gezellig met
jou.”
Stefan bleef alleen met het mannetje achter.
“Ik ga” zei het mannetje. “Misschien kom ik je nog eens
halen. Als je zin hebt, natuurlijk.”
Hij maakte een paar gebaren met zijn handen en Stefan voelde zich
weer groeien. Voordat hij het mannetje kon bedanken was hij uit
het zicht verdwenen. Stefan haastte zich naar het huis. Tante zou
zo wel wakker zijn. Hij kroop door het raam zijn slaapkamer
binnen. In de keuken hoorde hij tante al rommelen. Het had geen
zin om nu naar bed te gaan, tante zou hem toch komen roepen.
Stefan waste snel wat kippendons van zijn gezicht. Toen hij de
keuken binnenkwam zag hij Tante Constance aan tafel zitten. Ze had
een halfzacht gekookt ei voor haar neus staan en lepelde er gulzig
uit.
“Ook een eitje, Stefan?”, raspte haar stem. “Een ei hoort
erbij, nietwaar?”
Terwijl ze sprak droop het eigeel uit haar mond in haar hals.
“Je bent lekker vroeg. Morgenstond heeft goud in de mond.”
Dat
zie ik, dacht Stefan. Hij staarde vol afschuw naar de
goudgekleurde lippen van zijn tante. Toen gaf hij over.
|