INHOUD
JOS ONGERING
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

PRINT PAGINA
 

Jos Ongering

        


Morgenstond heeft goud in de mond

“Kom Stefan, je moet naar bed. Het is de hoogste tijd.” Stefan hield niet zo van tante Constance. Tante Constance had een krakende stem. Ze klonk dit keer niet echt onvriendelijk. Haar felle oogjes lachten zelfs eventjes. “Maar het is nog licht”, protesteerde hij. “Nog wel”, kraakte zijn tante. “Maar straks valt de nacht. Boem! En dan val jij in slaap. Zoem!”
“Raar mens”, dacht Stefan. Hij stond zo langzaam als hij kon op. Het stripverhaal, dat hij onderhand uit zijn hoofd kende, hield hij in zijn hand.
“Schiet eens op, jongen. Je bent zeker liever lui dan moe. Luiheid is des duivels oorkussen. Kom, leg dat boek weg. Geef je tante een kus en ga lief slapen. Maar wel een beetje snel.”
Hij was moe; hij had de hele dag in de tuin gespeeld en geholpen met hout zagen voor de kachel. Maar slapen? Daar had hij absoluut en helemaal geen zin in.
“Ja, jongen, we gaan hier met de kippen op stok. Na hard werken is het goed rusten. De ochtend breekt zo weer aan. De dag gaat langzaam, maar de nacht gaat snel. En morgen vroeg weer op. Een teveel aan slaap vermoeit. Morgenstond heeft goud in de mond. Zullen we eens kijken wie er morgen het eerste uit de veren is?”
Stefan wist nu zeker dat zijn tante niet goed bij haar hoofd was. Ze kon gewoon niet normaal praten. Ze leek wel een spreekwoordenwoordenboek. Maar dan wel een superouderwets exemplaar. Goud in de mond. Zeker bij het ontbijt, als ze 's morgens haar gebit nog niet in had. Dan kon je haar twee gouden kiezen zien. De valse tanden stonden in een vies glas naast haar bord. Ze deed ze pas in als ze haar griesmeelpap had opgeslobberd. Stefan werd er misselijk van, alleen al door er aan te denken. Hij wilde nu zo snel mogelijk naar zijn kamer, alleen zijn. Hij liet zich door zijn tante op de beide wangen kussen. De haren onder haar kin prikten gemeen.

Stefan had zijn gezicht drie keer gewassen, maar hij voelde nog steeds de vieze haren van zijn tante. Hij pakte de tube tandpasta en kneep die uit in zijn hand, tot hij er niets meer uit kon krijgen. Er viel niets op de grond en er bleef niets aan zijn kleren hangen. Stefan hield daar niet van. Hij smeerde zijn wangen, zijn kin en zijn nek helemaal in met het zoete spul. Nu had hij een witte baard. Net zo een als Sinterklaas, dacht Stefan. Toen die nog wat jonger was.
Stefan pakte zijn nagelvijl. Daarmee streek hij van boven naar beneden de tandpasta van zijn wangen. En van beneden naar boven maakte hij zijn hals schoon. Nu was hij zo fris als een hoentje. O jee, daar heb je het al, dacht hij. Ik begin al net te denken als tante. Zijn hoentjes fris? Cassis is fris. En cola. Hij spoelde zijn gezicht schoon met warm water.

Toen hij zich omdraaide stond er een mannetje voor zijn bed. Een klein oud mannetje met het gezicht als een uitgedroogde appel. Hij had een keurig net opapak met een vlinderdasje aan.
“Kom mee, Stefan. Het avonduur is voor avontuur.”
Het vreemde mannetje kroop door het raam naar buiten. Stefan schoot in zijn kleren en volgde hem. Hij moest wel. Of hij wilde of niet. Hij kon er niets tegen doen. Het was nog steeds licht. Stefan keek even opzij, naar de gevel van het huis. Tante was al naar bed. Ze had de gordijnen van haar slaapkamer dichtgeschoven. Hij bleef even staan om te luisteren. Tante sliep zelfs al. Hij kon haar horen snurken.
“Kom, niet treuzelen.” Het mannetje liep met snelle stapjes in de richting van het kippenhok. Bij de deur wachtte hij op Stefan. “We gaan naar binnen. Maar jij moet eerst wat kleiner worden.”
Meteen begon Stefan te krimpen tot hij net zo groot was als het mannetje. Hij vond dit wel zo prettig. Nu kon hij hem tenminste recht in zijn ogen kijken. Als hij morgen maar weer normaal was. Samen liepen ze het kippenhok in. Alle kippen zaten op stok. Op het uiteinde van de stok zat de zwarte haan, een oud beest.
“Moet je opletten”, zei het mannetje grinnikend. “Straks valt Avond.”
Stefan wilde iets zeggen, maar het mannetje legde zijn vinger tegen de lippen. “Zo heet de haan”, fluisterde hij. “Avond.”
Stefan keek. De kippen zaten doodstil. De haan schommelde suffend heen en weer. Bij elke schommelbeweging helde de haan steeds verder naar voren en naar achteren. Iedere zwaai bracht hem iets meer uit zijn evenwicht. Toen viel hij. Plat op zijn kop. Hij bleef doodstil liggen. Buiten was het plotseling donker geworden.

De kippen waren meteen wakker. Een van de kippen kukelekude als een haan. “Het is tijd voor de aflos”, zei ze. “Vannacht gebeurt het. Werken die werken moet en feesten die feesten mag. Als je wilt mag je komen kijken.” Dat laatste was voor Stefan.
Hij verbaasde zich er niet meer over dat hij kips verstond. Hij volgde met het mannetje de kippen naar buiten. Ze lieten de haan liggen waar hij lag.
“Wat gaat er gebeuren?”, vroeg Stefan.
“Let maar op, dan weet je het zo.”
De kippen liepen naar de heg, een lange rij lage struiken. Twee meter breed.  Het was de grens tussen het gebied van tante Constance en de rest van de wereld. Stefan speelde daar vaak. Hij sprong dan met een aanloop in de bosjes. Het deed geen pijn. De takken waren zacht genoeg. Soms vond hij eieren in het struikgewas. Eén keer was hij bovenop een paar rotte eieren gesprongen. Tante Constance had het twee dagen lang geroken. Stefan twee weken. Tussen de bosjes zat een kip te broeden op twaalf eieren. Ze zag er afgetobd uit. De kukelekukip nam haar plaats in.
  “Straks gebeurt het”, tokte ze. “Feest.”
“Straks gebeurt wat?”, vroeg Stefan.
Niemand gaf antwoord. De kippen gingen in een kring staan, vleugeltip aan vleugeltip. Het mannetje stond er tussenin. Hij had in allebei zijn handen een kippenvleugel vast. “Kom, Stefan, het is feest.”
Stefan ging tussen de kippen staan en pakte ook twee vleugels vast. En danste. De hennen waggelden met regelmatige passen en maakten af en toe een sprongetje. Stefan en het mannetje dansten mee. Steeds sneller ging de rondedans. De kippen kakelden. Stefan en het mannetje zongen. De dans ging nu zo snel dat Stefan de vleugels niet langer meer vast kon houden. Hij liet ze los en viel op de grond. De kippen vielen lachend over hem heen.
Het mannetje haalde een fles drank uit zijn binnenzak en liet Stefan een paar slokken nemen. Het smaakte bitter en zoet tegelijk. Ondertussen zat de kukelekukip nog steeds te broeden.
“Ik moet even gaan doen wat de kippen niet kunnen”, zei het mannetje.
Stefan keek hem vragend aan. Het mannetje liep weg. Even later zag Stefan dat hij tegen een boom stond te plassen.
“Wat gaat er gebeuren?”, vroeg Stefan aan een kip die Koko heette.
“De dag breekt aan”, zei Koko vrolijk. “Een ei hoort erbij.”
Hier werd hij ook niet veel wijzer van. Stefan dacht erover naar huis te gaan. Naar bed. Maar dat kon niet. Ten eerste was hij nog te klein. Bovendien had hij geen slaap. En eigenlijk was het best gezellig. Het mannetje kwam terug. Er begon een nieuwe dans. Daarna weer een en daarna weer. Ze dansten de hele nacht door, totdat Stefan niet meer kon. Hij was helemaal nat van het zweet.

“Het is zo ver! Het komt, het komt!” De kukelekukip tokte en kakelde en kukelekude en kraaide. De andere kippen gingen opgewonden om haar heen staan. Voorzichtig stond de kip van de eieren op.
“Wat is dat? Hier weet ik niets van.” De zwarte haan was naar buiten gekomen. Hij zag er verfomfaaid uit. Zijn kam zat slordig en er prijkte een grote buil op zijn kop.
“Het zijn je kinderen, Avond. Hier hebben we om beurten dagenlang aan gewerkt. Het moest wel, want we zijn met steeds minder en jij wordt oud.”
“Hm”, gromde Avond. “Ik heb koppijn.”
“Ga, dan terug op stok. Maar val er niet weer af”, lachte Koko.
Stefan hoorde gekraak. Hij zag dat de eierschalen gebarsten waren. Het kraken werd luider. Bijna tegelijkertijd barstten de schalen van alle eieren open. Twaalf kuikens waggelden onwennig naar buiten. De kippen juichten.
“Een haantje, elf hennen”, zei Koko enthousiast tegen Stefan.
“Hoe kan je dat nu zien? Voor mij zien ze er allemaal hetzelfde uit.”
“Die voorste, dat is het haantje. Zie je?”
Nee. Stefan zag het niet. Avond echter wel.
“Ik ben dus te oud! En dat scharminkel is mijn opvolger. Ha! Wacht maar.
Jullie zijn nog niet van me af.” Hij kraaide zo hard dat Stefan zijn vingers in zijn oren moest stoppen. Hij kneep er zijn ogen bij dicht. Toen hij zijn ogen weer open deed zag hij de zwarte haan boos weglopen. En hij zag ook dat het licht begon te worden. De kippen en de kuikens liepen
de haan achterna en gingen het kippenhok binnen.
“Dag Stefan!” tokte Koko. “Kom je nog eens? Het was gezellig met jou.”
Stefan bleef alleen met het mannetje achter.
“Ik ga” zei het mannetje. “Misschien kom ik je nog eens halen. Als je zin hebt, natuurlijk.”
Hij maakte een paar gebaren met zijn handen en Stefan voelde zich weer groeien. Voordat hij het mannetje kon bedanken was hij uit het zicht verdwenen. Stefan haastte zich naar het huis. Tante zou zo wel wakker zijn. Hij kroop door het raam zijn slaapkamer binnen. In de keuken hoorde hij tante al rommelen. Het had geen zin om nu naar bed te gaan, tante zou hem toch komen roepen. Stefan waste snel wat kippendons van zijn gezicht. Toen hij de keuken binnenkwam zag hij Tante Constance aan tafel zitten. Ze had een halfzacht gekookt ei voor haar neus staan en lepelde er gulzig uit.
“Ook een eitje, Stefan?”, raspte haar stem. “Een ei hoort erbij, nietwaar?”
Terwijl ze sprak droop het eigeel uit haar mond in haar hals.
“Je bent lekker vroeg. Morgenstond heeft goud in de mond.”
Dat zie ik, dacht Stefan. Hij staarde vol afschuw naar de goudgekleurde lippen van zijn tante. Toen gaf hij over.