Literaire
Wandelroute
Tilburg

Spoorlaan II

Over de Spoorlaan II

Vanaf het einde van de Noordstraat komt u ook op de Spoorlaan. Vanaf dit punt heeft u (links) uitzicht op Residentie Noordhoek, gebouwd op de plaats waar vroeger de kerk stond waar Marietje Kessels werd vermoord.



De Tilburgse schrijver Ed Schilders schreef in zijn boek Moordhoek nog een stuk over de geschiedenis van de totstandkoming van deze kerk. Dit fragment kunt u hier beluisteren.


De sloop van de monumentale kerk die hier stond kon niet verijdeld worden door de vele Tilburgers die protesteerden tegen de afbraak van het Roomse verleden. Broer Donders zag het minder somber in:

Ze moeten allemaal, als het kan, met luide feestmuziek gesloopt worden. Het moet een groot feest zijn om die paleizen te mogen slopen. Wat een grote ruimte zal er ontstaan! Hele blokken van vierkante kilometers in een binnenstad, zomaar ineens vrij. Weer ruimte genoeg. Voor speelvelden, parken en zwembaden. Zonder haaietanden, prikkeldraad of gemene scherpe glaspunten. Ga in zo'n park rustig zitten geloven als je daar behoefte aan hebt. God is immers alom tegenwoordig.

We gaan rechts (Spoorlaan), passeren het Tilburgse kantoor van het Brabants Dagblad



en even later, ook rechts, het Noord-Brabants Natuurmuseum met daarbij het Scryption, museum voor kantoortechniek en schrift. Het Scryption beheert onder andere de collectie schrijfmachines van Willem Frederik Hermans (1921-1995). Een deel daarvan wordt permanent geëxposeerd en de werkkamer van Hermans is er nagebouwd (op aanvraag kunnen ook de Hermans-machines in het depot bezichtigd worden). De collectie van het museum is gebaseerd op het levenslange verzamelwerk van frater Ferrerius van den Berg. Toen Ferrerius' collectie nog geen definitief onderkomen had, bezocht Hermans hem en de machines al. In een interview met Tilburg Magazine vertelde Hermans:

Van den Berg was een aardige man. Een heuse verzamelaar. Al die machines van hem stonden aanvankelijk opgeslagen op de zolder van het R.K. Jongensweeshuis. Hij had ook een collectie inktstellen: daar zaten echte kunstwerken bij.

Op de uitdagende suggestie van de interviewer, `Maar meneer Hermans, zo'n frater was een paap, hoor', antwoordde Hermans - toch een papenvreter van allure: `frater Van den Berg was een aardige man en dat blijft hij.' Over het museum zelf schreef Hermans:

Het Skryptionmuseum lijkt niet zozeer opgezet om verzamelaars van oude schrijfmachines het water in de mond te doen lopen, als wel om Nederlands grootste beroepsgroep, het kantoorpersoneel, met zijn lot te verzoenen en tot het inzicht te brengen dat kantoren interessant kunnen zijn en soms zelfs mooi.

En Rudy Kousbroek (1929):

Het is niet alleen begonnen om de zichtbare machine, het is ook nodig dat het `werkt', en dat is iets onzichtbaars, het is een denkbeeld dat daarvoor niet bestond, uitgedrukt in metaal. En het zit er nog in, het is er blijven wonen: dat zonderlinge mechanisme met al die stangen en hefbomen is het huis van iets onsterfelijks, iets dat, zoals alle kunst, gesitueerd is buiten de tijd.

Ook Herman Post bezocht de collectie van Ferrerius al toen die nog op zolder stond. We zagen aan het begin van de wandeling hoe Post naar Tilburg kwam nadat hij twee Bosschenaren had horen kwaadspreken over de stad. Nu is het tijd voor zijn indrukken van de schrijfmachinecollectie en hoe die Posts opvattingen over Tilburg beïnvloedden:

Een geur van herinnering kwam mij tegemoet - een melange van vlakgom, schoolkrijt en drabbig geworden Gimborn-inkt; de geur van de jaren vijftig [...] De rest van de dag ben ik, met een korte onderbreking om mijn afspraak na te komen, in dit wonderlijke museum gebleven. Van Tilburg heb ik niets gezien, maar ik wil er geen kwaad woord meer van horen!

Daarmee zijn we aan het eind van de wandeling gekomen: het centraal station. Wie daar de trein neemt, denk nog even aan de brief die Gerard Reve in de `Stationswachtkamer Tweede Perron' schreef nadat hij in het hotel tegenover het station de nacht had doorgebracht:

Na een buiten verwachting geslaagd optreden alhier voor de Kleine Academie heb ik de nacht doorgebracht in Kamer 1 van Hotel P. Mulders, een net, degelijk stationshotel, waarin helaas mijn kamer aan de straat gelegen was. Toch heb ik een flink aantal uren geslapen, terwijl ik bij het wakker liggen drie maal mijn Geheime Deel heb beroerd ter gedachtenis aan jou. Er is een grens aan beroemdheid en aanbidding, waarboven alles even onwaarschijnlijk als onsmakelijk en obsceen wordt. Ze hebben een enorm tekort aan volgroeide, volwaardig voelende en denkende mensen, de katholieken, en ik moet steeds weer als Koning Eénoog opdraven. Enfin, waarom ook niet.

Hilde de Bresser laat, misschien op datzelfde perron, een van de personen uit Vreemde gasten (1990) in gedachten verliefd worden:

Had de jongen maar naar haar, naar Dorith gekeken, dan zou de vrouw hem niet opgevallen zijn. Maar nu kwamen ze natuurlijk in dezelfde coupé terecht, tegenover elkaar. Ze zouden allebei hun bestemming missen omdat ze vanaf de eerste oogopslag verliefd op elkaar werden. `Je bent eigenlijk te jong voor me,' zou de vrouw zeggen, in een laatste en vergeefse poging het noodlot te ontlopen. De jongen zou zijn hand op haar arm leggen en zeggen dat verzet zinloos was.

Maar dan komt de trein. Antony Kok zat op zijn kantoortje en zag Theo van Doesburg vertrekken. Helena Millius briefde het aan Van Doesburg door:

Ik vergat je nog te schrijven dat Kokkie zoo hard tegen de ramen van zijn kantoor gebonsd heeft toen je trein voorbij kwam. Hij zei dat je helemaal uit het portiek hing zodat hij bang was dat je eruit zou vallen (pas toch op stoute bengel) en dat je met een heel lange arm naar het station wuifde. Op hem lette je helemaal niet.

Weggaan en terugkomen: daartussen leeft de herinnering. Sjef van Dongen (1906-1973) was 17 jaar toen hij voor een mijnbouwbedrijf vanuit Tilburg naar Spitsbergen vertrok. Hij bleef daar vijf jaar, de meeste tijd als beheerder van een verlaten mijnbouwpost, en beleefde er spannende avonturen, onder andere tijdens zijn deelname aan de zoektocht naar overlevenden van de Italia, een verongelukte Italiaanse zeppelin. Over die tijd schreef Van Dongen Vijf jaar in sneeuw en ijs. Wat herinnerde hij zich zoal:

...het heel rustige Tilburg, met zijn gemoedelijke menschen, te midden van steeds rookende schoorsteenpijpen, en omringd door de beroemde maar niet altijd welriekende blauwslootjes.

Weggaan en terugkomen, het gebeurt dagelijks, en soms krijgt het de allure van een mythische cyclus, zoals bij Ivo de Wijs, Tilburger van geboorte en Amsterdammer van professie. Tussen Tilburg en Amsterdam ligt de brug over de Waal; voor De Wijs is die brug:

DE BRUG TERUG

De smalle stalen brug over het water
Voerde van Tilburg, mijn geboortegrond
Naar Amsterdam, waar ik de wereld vond:
Mijn vrouw, mijn huis, mijn werk voor het theater

Zo was de Waal voor mij de Hellespont
Heel langzaam werd de smalle schoolverlater
Een man in bonis, die steeds obstinater
Betoogde dat zijn jeugd niet meer bestond

Verwijtend komt het heimwee op me af:
Ga terug! Waar ben je al die tijd gebleven?
Maar ach, mijn ouders liggen in hun graf
De lindeboom is weg, de kloof te groot
De oude brug bracht mij het volle leven
De nieuwe brug loopt onmiskenbaar dood

Terug naar pagina Tilburgse Stadsdichter

Terug naar Hans Hoenjet over  Ivo de Wijs

Velen zijn naar Tilburg gekomen, en velen zijn weer uit Tilburg vertrokken. Ze kwamen er om voor te lezen, de blues te spelen, schrijfmachines te bekijken, de maaltijd te gebruiken, de kermis te bezoeken, een Vondelbiografie te schrijven, zich te bekeren, een tijdschrift op te richten, een lezing te houden, of vriendschap voor het leven te sluiten. 

Terug naar het begin van de pagina

Meer informatie

HOME Literaire wandelroute

HOME Literair Tilburg

Volgende straat

Vorige straat



U bevindt zich op het ogenblik ongeveer hier:



Over de volgende schrijver(s) kunt u meer informatie vinden:

Als u de volledige tekst van de literaire wandelroute wilt lezen dan kunt u deze hier downloaden.