INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Ziekjes

‘En hoe was het vandaag op je werk?’ informeerde Schoonebeek zo belangstellend mogelijk voordat hij in zijn broodje beet. Hij zat in een eetcafé aan het Piusplein tegenover die bevallige dame die zijns ondanks maar niet zijn lieve vriendin wilde worden.

De bevallige dame antwoordde niet. Maar zuchtte.

‘Was het zo erg?’ wilde Schoonebeek kauwend weten.

‘Erger,’ zei ze en ze stak een sigaret op. Die ze meteen weer uitmaakte. ‘Sorry, je zit te eten.’

Schoonebeek maakte een royaal gebaar dat het hem allemaal niet uitmaakte en liet daarbij twee plakjes komkommer uit zijn broodje ontsnappen. Eentje dwarrelde er in de asbak, precies naast de gedoofde sigaret.

‘Ze luisteren gewoon niet naar me,’ zei de vrouw zacht. ‘Wat ik ook probeer en hoe leuk ik het ook wil maken.’ Ze nam haar koffiekopje op en zette het een seconde later weer onverrichter zake terug op het schoteltje. ‘Vandaag hadden ze trouwens proefwerk. En dan zijn ze meestal wel stil.’

‘Ja,’ beaamde Schoonebeek. ‘Bij een proefwerk moeten ze wel.’ En hij nam nog maar eens een fikse hap.

‘Dat zou je inderdaad wel denken,’ kon de vrouw die maar niet zijn vriendin wilde worden een eindje met hem meegaan. ‘Maar vandaag pakte zelfs dat anders uit. Ze bleven maar praten en roepen. Ik heb er zelfs eentje op de gang gezet.’

‘Zo?’ veinsde Schoonebeek bewondering. ‘En hielp dat?’

De bevallige vrouw haalde haar smalle schoudertjes op en keek hem aan. ‘Niet echt, nee.’ En ze liet achter haar ogen de film nog maar weer eens voorbij spoelen. Voor de achtste keer of zo. ‘Ik ben nog wat opdrachten met ze gaan nakijken, maar het is niks meer geworden vandaag. En op een gegeven moment was dat meisje op de gang ook nog weg.’ Haar stem verried de ernst van dit vergrijp. ‘Ik kon wel janken.’

Huil maar lekker even uit schat, dacht Schoonebeek, ik heb brede schouders. Maar hij zei: ‘Ja, da’s dan wel vervelend.’ Hij wachtte nog een paar tellen met een verwachtingsvol geopende mond. Maar er kwam niks meer uit.

De bevallige niet-vriendin beleefde evenwel een korte opleving. En verhaalde van talloze andere gruwelijke details uit haar mislukte loopbaan tot hedenmorgen. Waardoor Schoonebeeks herinneringen aan zijn eigen oorlogsverleden hem langzaam van zijn gesprekspartner losweekten. De verloren veldslag met een klas vijftienjarige huishoudschoolkinderen in de jaren zeventig kwam weer onverbiddelijk bovendrijven. Kleine monsters waren het, die verleidelijkheid aan een diepgeworteld sadisme koppelden. En daarmee een lankmoedige beginneling aan het klassenfront konden doen verkeren in een beenderloos hoopje ellendig vlees waar een heel bataljon psychiaters nog een interessante kluif aan gehad had. Eén lang blond kind kwam naar voren lopen, bleef op een halve meter voor hem staan en zei: ‘Eigenlijk bent u best wel een stuk.’ Ze strekte een hand naar hem uit en hij wist niets beters te doen dan een stapje terug te zetten. Waardoor hij tegen een krukje aanliep en zijn evenwicht verloor. En met zijn hoofd tegen de scherpe rand van het krijtbakje smakte. Waarna alles zwart werd. Alleen vanuit de verte drong nog één stem door.

‘Luister je eigenlijk wel?’ informeerde de lieve niet-vriendin vriendelijk.

‘Jaaa,’ rekte hij net iets te lang.

‘O, en wat zei ik dan net?’ wilde ze inenen heel beslist weten.

‘Dat het ook kwam omdat je een beetje ziekjes was,’ antwoordde Schoonebeek braaf.

En de vrouw lachte opgelucht. ‘Je bent een schat,’ zei ze. ‘Ik wou dat ik ook zo’n lieve vriend had.’

Schoonebeek glimlachte en zuchtte. Een ferm ‘maar helaas’ had in haar antwoord meegeklonken. En hij voelde zich ziekjes van verdriet.