CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

 

Stadswandeling

Uit een vroeger leven heeft Schoonebeek nog een goede vriend overgehouden die inmiddels al wel een beetje gedevalueerd is tot een vage kennis. Maar vandaag komt hij dan toch weer eens naar Tilburg. Helemaal uit Rotterdam nog wel, alwaar hij een zeer plaatselijk literair tijdschrift bestierd. Iets wat Schoonebeek ook nog steeds voor Tilburg in petto heeft. Maar ja, het geeft natuurlijk wel een hoop gedoe, zo’n blaadje. Werk en zo. Ach, er zijn redenen genoeg om het plannetje nog maar even stevig onder de pet toe houden.

Van Ingen, zo heet de Rotterdamse kennis, is geen spat veranderd na al die jaren. Schoonebeek begroet hem evenwel met enkele goedmoedige verwijzingen naar ’s mans tailleomvang. Natuurlijk, die is een weinig toegenomen. Maar toch te weinig om Schoonebeeks afgunstige bemerkingen te rechtvaardigen. Niettemin.

De twee heren wandelen de Stationsstraat in en laten die geruisloos overgaan in de Nieuwlandstraat. Maar aan het eind daarvan wijst Schoonebeek zijn gezel toch maar vlug op dat alleraardigste Café Noir tegenover boekhandel Livius. In de tien minuten die het café van het station scheiden hebben zij elkaar vier gemeenschappelijke kennissen in herinnering gebracht. Maar telkens wist één van beiden te melden dat het onderwerp van gesprek inmiddels verscheiden was. “Ach,” sprak de ander dan.

In het café gaat Schoonebeek er eens goed voor zitten. Maar al na één glas geeft Van Ingen te kennen dat hij verder wil. Hij wil de stad zien. Schoonebeek denkt na. Misschien is het wat al te kras om tweehonderd meter verderop, bij Anvers, opnieuw aan te leggen. En dus zet hij, dwars door de Heuvelstraat, koers naar Weemoed. Alwaar de heren opnieuw het glas heffen, Van Ingen met een tevreden glimlach op het gelaat, Schoonebeek in lichte vertwijfeling.

En terecht, zo blijkt, want na een paar kloeke slokken wil Van Ingen opnieuw voort. Met weer die eigenaardig motivatie. “De stad zien”.

Misschien een doorsteekje naar de Piushaven. Mensen die een stad willen zien, leggen doorgans een nogal stupide voorkeur voor water aan de dag. Grachten, sloten, havens. Bovendien heb je aan de Piushaven ook weer een leuk café. Burgemeester Jansen.

Maar als ze daar even later voor de deur staan en Schoonebeek alweer vlug naar binnen wil, houdt Van Ingen hem tegen.

“Moeten we nu alweer iets drinken?”

Schoonebeek haalt zijn schouders op. “Ach, moeten…” Zo heeft hij het nog nooit bekeken. “Ben je van de drank af?” negeert hij het onontkoombare feit dat ook Van Ingen intussen al twee tripels achter de kiezen heeft.

“Ik wil gewoon graag de stad zien.”

Schoonebeek stokt één kort ogenblik. “Maar waarom in godsnaam?” kan hij dan zijn verbijstering niet meer voor zichzelf houden.

Nu is het aan de ander om verbaasd de wenkbrauwen te fronsen. En Schoonebeek verwacht allerlei mogelijke antwoorden (omdat ik beweging nodig heb. Van buitenlucht houd. Om straks des te meer van de Rotterdamse skyline te kunnen genieten).

“Omdat ik Tilburg zo mooi vind.”

Juist. Dat zegt ie.

En daar heeft Schoonebeek dus helemaal niet op gerekend. Hij kijkt de ander een ogenblik onderzoekend aan. Wordt hij hier voor de gek gehouden? Heeft een TIA het esthetisch centrum in Van Ingens hersenen getroffen? Zijn twee tripels hem tegenwoordig al te veel?

Nee. De man meent het. En begint ongevraagd aan een verhandeling over authenticiteit en historisch besef. Over architectonisch en sociologisch belang. En intussen kijkt Schoonebeek bij Burgemeester Jansen naar binnen. Daar zitten verspreid over wat tafeltjes een stuk of tien mensen de Tilburgse lelijkheid te verdrinken. Onbekend met het esthetisch belang dat zij hier buitensluiten.

Schoonebeek is er jaloers op.