INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Inge

‘Hoe heet die dichter ook weer, die van die onleesbare gedichten schreef?’

Schoonebeek keek de vragenstelster aan, een mooie, slanke vrouw die nog triomfantelijk in de eerste helft van de dertig bivakkeerde. Ze was een halve kop kleiner dan Schoonebeek, maar om een of andere reden had hij toch het gevoel dat hij tegen haar opkeek. Ze droeg een spijkerbroek en zo’n jeugdige gele sweater met een capuchon. Daarboven had ze fraaie grote ogen en een aarzelende glimlach. Het was die aarzeling die het hem deed. Schoonebeek was verliefd.

‘U bent toch mijnheer Schoonebeek?’ vroeg ze, toen een snel antwoord op haar eerdere vraag uitbleef.

‘Eh,’ reageerde Schoonebeek niet echt intelligent en vlotjes.

Hetgeen aan haar een kort schaterlachje ontlokte.

‘Ik ben Inge,’ lachte ze. ‘Ik snap dat wel hoor. U hebt in uw tijd natuurlijk zóveel studentes over de vaderlandse letteren verteld. Die kunt u niet allemaal meer kennen, hè.’

‘Maar ik wil jou wel heel erg graag kennen,’ wilde Schoonebeek zeggen. Maar in plaats daarvan kwam er slechts ‘Ach’ uit zijn mond.

‘Toen ik in de tweede zat, heb u zo’n onleesbaar gedicht voor ons gelezen!’ probeerde ze hem bovenaardse gaven aan te smeren.

‘Knap van mij,’ mompelde Schoonebeek. En hij dacht dat het misschien iets van Theo van Doesburg geweest had kunnen zijn. En dat zei hij ook.

‘Nee, nee, het was beslist iemand anders. Zo’n naam die zelf ook weer iets betekende. Ik weet alleen niet meer wát.’ Er vormde zich een rimpel in haar voorhoofd die peinzen moest aanduiden. Die verfraaide haar niet, zodat Schoonebeek al vlug capituleerde en ‘I.K. Bonset’ zei.

‘Jaa,’ begon Inge nu helemaal te stralen. ‘Ik ben sot, toch?’

‘Precies, knikte Schoonebeek tevreden. ‘Maar nu even over jou. Inge zei je toch?’

Ze knikte met datzelfde lieve aarzelende lachje om haar mond. ‘Dat moet in, even denken, 1995 geweest zijn. Ik was toen twintig.’

Schoonebeek begon bliksemsnel te rekenen. En kwam bij een heel mooi getal uit. Haar leeftijd. Maar hoe graag hij het ook wilde, het bijbehorende beeld van een twintigjarige Inge wilde nog niet zo uit de verf komen.

‘Ik heb de cursus over het interbellum ook niet echt goed gevolgd,’ legde ze uit. ‘Na twee weken moest ik al afhaken.’

‘Het was toch niet te moeilijk?’ informeerde Schoonebeek bezorgd. Op dit moment was hij bereid om Inge werkelijk alles te vergeven. Zelfs een pijnlijk gebrek aan intelligentie.

‘Nee, toen moest ik opgenomen worden. In een inrichting.’ Ze sprak erover zoals een ander vertelt dat hij zojuist de weekendboodschappen in huis heeft gehaald. Met het grootste gemak.

Maar Schoonebeek slikte toch even. ‘Inrichting?’

‘Ja, ik was echt zwaar depressief. Dat was toen de tweede keer al. Het komt allemaal door mijn jeugd.’

‘Daar komt het altijd door,’ bevestigde Schoonebeek. En zijn ogen zochten intussen wanhopig naar om het even welke vage bekende in de winkelstraat. Maar die vertoonde zich niet. En daarom vroeg Schoonebeek zich af waarom hij het toch wederom zo moest treffen. Mooie vrouwen hadden altijd een psychiatrisch verleden. Altijd. Waarschijnlijk voelde hij zich tot hen aangetrokken. Terwijl hij er ook vreselijk bang voor was.

Intussen boog Inge zich nog wat verder naar hem toe. ‘Ik vond u een geweldige docent,’ vertrouwde ze hem toe. En Schoonebeek voelde zich gestreeld. Mooie vrouwen met aarzelende glimlachjes die hem geweldig vonden, waren niet al te dicht gezaaid. Misschien moest hij die inrichting maar op de koop toe nemen.

‘Een vervelende, aanmatigende man, maar echt een geweldige docent. Zoals u verhalen kon vertellen!’

Schoonebeek knikte, excuseerde zich en beende weg.

Ze was inderdaad mooi, stelde hij even later achter een kop koffie vast. Met een verrukkelijke onvaste glimlach. En ze was beslist niet gek!