>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <    

inhoud Schoonebeek  <    

Jan de Jong

Schoonebeek

 

________________________________

 

Eeuwige roem

 

Schoonebeek maakt er zich wel eens zorgen over. Bestaat de eeuwige roem eigenlijk nog wel? En dan denkt hij niet eens aan zichzelf. Meer aan wat ooit de groten uit onze letteren waren. Toen hij nog schoolging stonden hun namen nog net niet in goud op de gevel. Simon Vestdijk († 1971), Adriaan Roland Holst († 1976), Louis Paul Boon († 1979), Willem Frederik Hermans († 1995). Alleen stonden die jaartallen er toen nog niet achter, want op de dag van Schoonebeeks kennismaking met de schone letteren, waren zij allemaal nog springlevend. En volgens Schoonebeeks leraar Nederlands zou dat ook altijd zo blijven.

Maar kom daar nu nog maar eens om. Bij alle vier luidde hun sterfdag de eeuwige vergetelheid in. Een enkele oprisping door bejaarde fanatici daargelaten. Of kent u soms iemand van pakbeet half de dertig, die een van deze grootheden nog onderwezen heeft gekregen? Nee mijnheer!. Dat bedoelt Schoonebeek maar.

In hun eigen tijd hadden ze allemaal de onherroepelijke status van Bekende Nederlander c.q. Vlaming. Zij kwamen op de radio en later op de televisie. Ze stonden in de krant, ze verschenen bij iedere gelegenheid.

Omdat Schoonebeek een aardige boekenkast heeft, kwam er pas een onooglijk neefje langs. Of hij nog iets had voor op de boekenlijst.

‘Goh, ik dacht dat je al van het gymnasium af was,’ verwonderde Schoonebeek zich. Dat bleek te kloppen. Het kind studeerde Nederlands. In Nijmegen weliswaar, maar toch. En het werd daar geacht een lijst met twintigste-eeuwse werken te overleggen. Die nog gelezen moesten zijn ook.

Reden voor Schoonebeek om De koperen tuin tevoorschijn te toveren. En Een winter aan zee. En De Kapellekensbaan. En Nooit meer slapen.

Het kind keek verwonderd naar die boeken. Daar hadden ze hem op het gymnasium nooit iets over verteld. Hij had zelf toch liever Kaas meegenomen. Of Kees de jongen. Of de gedichten van De Schoolmeester. O, waren die niet uit de twintigste eeuw.

Schoonebeek wees echter hardnekkig naar zijn eigen viertal. Zeiden dan op zijn minst de námen van de schrijvers hem iets?

Helaas.

Ook op het gymnasium bestond de twintigste eeuw uit Giphart en Kluun. Brusselmans en Joe Speedboot. Het was de loop der dingen. Die Schoonebeek slechts één troost bood: ook deze nieuwe onsterflijken zouden ooit vergeten worden.