INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

 


Jan de Jong:

Tussen moord en daad

 

Aflevering 7: Hoofdstuk 3 [2]

 

‘Ik moet even nadenken,’ had Boendale tegen Vos gezegd. En hij had de deur van zijn kamer achter zich dicht gedaan. Maar binnen drie minuten stond commissaris Goedentijd aan zijn bureau, om te informeren waarom hij niets deed.

‘Er is een moord gepleegd, Boendale.’ En Boendale had gezucht.

‘Ik weet het, mijnheer.’

‘En? Heb je een verdachte? Een aanwijzing? Een idee op zijn minst?’ Boendale beperkte zich ertoe zijn hoofd te schudden. Wat Goedentijd weer ergerde.

‘Zou het dan onderhand geen tijd worden om iets te doen, inspecteur?’

‘Ik ben bezig, mijnheer. Ik denk. Tenminste, dat deed ik totdat u binnen kwam stormen.’

‘Onder rechercheren, inspecteur, verstaan ze waar ik vandaan kom iets anders dan in je stoel achterover leunen.’

‘Waar u vandaan komt, mijnheer, stonden de daders van een moord wellicht ’s anderendaags op de stoep om met enige trots verslag te doen van hun wederwaardigheden. Hier doen ze dat niet. Sterker nog, hier proberen ze langs allerlei slinkse wegen hun schandelijke daad te verhullen. En dan kan het geen kwaad om eens rustig de zaak te overdenken. Wat ik nu dus ook ga doen. Ergens anders.’ En Boendale was opgestaan, had zijn jas gepakt en was de kamer uit gelopen, de commissaris verbijsterd achterlatend.

Wat hij niet wist, was dat Goedentijd hierna meteen was doorgelopen naar zijn eigen kamer en de telefoon had gepakt.

Boendale was intussen de hele Gimbrèrelaan afgelopen, was de campus van de universiteit overgestoken naar  de Warande en zat nu op een houten bank onder de bomen zijn harde schijf te ordenen. Wat evenwel niet meeviel. Hoog op de prioriteitenlijst stond natuurlijk de moord in het café in Loon op Zand. Met twee daders die gegaan waren, zoals ze gekomen waren: zonder ook maar iets wat in de verste verte op een spoor leek. Ja, ze hadden via de kogel het type pistool kunnen vaststellen. Maar wat zei dat tegenwoordig nog. Hij kon zich de tijd nog herinneren, dat je dan de lijst met vergunninghouders er even naast hield, zodat je negentig procent van de wapens kon achterhalen. Naar Boendales oprechte overtuiging overtrof het aantal illegale wapens de legale met tenminste een factor honderd. En wie daar anders over dacht, waren de maatschappelijke ontwikkeling van, zeg, de laatste tien, vijftien jaar volledig ontgaan. Hoe je met de gegevens die nu bekend waren ooit bij een dader moest uitkomen, was Boendale een raadsel.

En dan had je natuurlijk die zelfmoord van die student nog. Die kort voor (en wie weet zelfs tijdens) zijn dood nog damesbezoek had gehad. En was het wel een zelfmoord? Ja, wodka en de zware slaappillen die patholoog-anatoom had gevonden, nam je niet per ongeluk in. Tenzij... Verdomme, waarom is er toch altijd een tenzij? Tenzij iemand hem had wijsgemaakt dat die pillen iets heel anders waren, bijvoorbeeld. Maar wie zou dat dan gedaan kunnen hebben? De vrouw die bij hem was? En was dat dezelfde als ene Ingrid, die de volgende morgen zo belangstellend had getelefoneerd? Boendale wist het niet.

Eigenlijk wist hij helemaal niks meer. Misschien had Goedentijd gelijk. Wisten ze in hogere politiekringen allang dat inspecteur Thomas Boendale zo maar wat deed. Zonder kennis van zaken. Op goed geluk. Ja, dat was het. Zijn roem was gebaseerd op pure mazzel. En daarom hadden hem Goedentijd op zijn dak gestuurd. Om hem te ontmaskeren.

Hij kon niks. Niet eens een beetje een normale relatie met een vrouw onderhouden. Margareth vroeg toch niet het onmogelijke van hem? Gewoon, dat hij af en toe eens thuis was. En tijd had om samen met haar iets te ondernemen. Wanneer waren ze voor het laatst in de schouwburg geweest? Toen ze elkaar pas kenden gingen ze minstens twee keer in de maand. Ze waren gek op het theater. Geweest.

Hij voelde in zijn binnenzak naar haar briefje, maar haalde het niet tevoorschijn. Hij wist wat er in stond. Tot zondag mocht hij bellen. Om van zijn spijt te getuigen. En het was nu vrijdag. Dat ging dus niet lukken. Hij had meer tijd nodig. Hij moest eerst eens met zichzelf in het reine komen.

Hij stond op en voelde hoe het vocht uit de bodem koud was opgetrokken naar zijn kuiten. Zijn besluit stond vast. Ze konden wat hem betreft allemaal zijn rug op. Te beginnen met Goedentijd, die...

 

...Boendale meteen op zijn kantoor noodde, toen hij het politiebureau weer binnenkwam.

‘Inspecteur, voordat ik hier kwam, wist ik weinig van Tilburg en van de politie hier. Maar één ding stond als een paar boven water. Ik zou hier te maken krijgen met één van de bekendste en meest succesvolle rechercheurs die de vaderlandse politie rijk is.’

Boendale had geen zin om er doekjes om te winden. ‘Ik heb gewoon geluk gehad, mijnheer. Misschien meer dan ik verdien.’

Maar Goedentijd schudde van nee. ‘Ook geluk is een talent, inspecteur. Maar laat me mijn verhaal afmaken. Ik heb hier van alles aangetroffen wat me uitstekend beviel. En ook een hoop wat me helemaal niet beviel. Da’s niks bijzonders. Dat is overal en altijd zo. Het enige wat me echt flink tegenviel, was die roemruchte rechercheur. Die hier zo wat als een drankzuchtige vrijgestelde door de stad zwerft. Of waar hij dan ook uithangt. Hier had ik je in ieder geval de hele week nog niet gezien.’

De commissaris liep naar het raam en ging naar buiten staan kijken. Boendale vroeg zich af wat er zou komen. Wat maakte het trouwens uit. Hij had toch al een besluit genomen?

‘Mijnheer,’ begon hij. Maar Goedentijd stak een hand op, om hem het zwijgen op te zeggen. Toen draaide hij zich om.

‘Ik weet nog niet precies wat ik met je aan moet, inspecteur. Ik heb daar tijd voor nodig. Ik zou het erg op prijs stellen als je je met ingang van heden ziek zou melden. Ik laat je dan wel weten, wanneer je weer beter bent. Over een week of wat.’

Het voorstel beviel Boendale geenszins. Maar was het wel een voorstel? Hij besloot het erop te wagen.

‘Mijnheer, als het u hetzelfde is, zou ik graag twee weken vakantie opnemen. Ik heb nog van vele jaren vakantiedagen staan. En vakantie biedt me wat meer vrijheid om... wat zaken te regelen.’

Goedentijd dacht na. Hij kon zich voorstellen dat de inspecteur niet bepaald zat te wachten op een opgelegd ziekteverlof. En misschien deed hij ’s mans staat van dienst daarmee ook wel onrecht. En hoe dan ook, tijdens Boendales afwezigheid kon hij zich eens rustig in het personeelsdossier van de inspecteur verdiepen.

‘Goed,’ zei hij daarom. ‘Maar als ik je een goede raad mag geven, inspecteur...’

‘Mijnheer?’

‘Ga dan ook echt weg. De stad uit. Zoek rust.’

‘Dat was ik ook precies van plan,’ antwoordde Boendale en draaide zich om, om naar de deur te lopen.

‘Inspecteur,’ haastte Goedentijd zich te zeggen. ‘Het is nu 8 april. Maandag de vijfentwintigste verwacht ik je hier op mijn kamer. Om negen uur precies.’

Zonder te reageren liep Boendale de kamer uit. Het bureau uit.

 

 

³³³

 

Toen hij thuiskwam, nam hij niet eens de moeite om zijn antwoordapparaat af te luisteren. Ook keek hij niet of er nog e-mailberichten waren binnengekomen. Hij zocht meteen op internet naar het telefoonnummer van het kleine hotel in Domburg, waar hij een mensenleven geleden wel eens had gelogeerd. Er was tenslotte geen betere plek om de inhoud van je hoofd grondig te reinigen dan aan zee.
 

<< vorige aflevering                                                                          volgende aflevering >>