________________________________
[18
augustus 2016 - nr
286)
Bloomsbury
Omdat
Schoonebeek weleens wilde weten hoe Engeland er na de
Brexitverkiezing bij lag, was hij op de gok neergestreken in Winchester. Tot op de dag van zijn blijde inkomst kende hij het
stadje alleen maar van foto’s: van de beroemde kathedraal waar onder
vele anderen Jane Austen begraven lag. En van de Grote Hal alwaar
sinds jaar en dag het tafelblad van koning Arthurs ronde tafel aan
de muur hangt. Heel authentiek allemaal. En dat die tafel in de
dertiende eeuw in elkaar geflanst is, en in de zestiende voorzien
van de beeltenis en koninklijke kledij van Hendrik VIII, zijn
details die aan die authenticiteit niets afdoen. Iedereen weet dat
Arthur zo’n zeshonderd jaar voor de fabricage van die tafel leefde –
als hij al geleefd heeft. Hoe het ook zij: Winchester heeft de
Ronde Tafel. De echte. Punt.
Tijdens
zijn verblijf in de stad logeert Schoonebeek bij een weduwe die een
bed and breakfast exploiteert in een aardige vrijstaande woning in
een sympathieke straat net buiten het centrum. De kamers zijn
comfortabel, het Engelse ontbijt met spek, worst, eieren en bonen is
smakelijk en de weduwe excentriek. Precies zoals Schoonebeek het
graag heeft.
In de
gang heeft Schoonebeek zich op enig moment laten ontvallen dat hij
op de terugreis naar Dover even in Lewes wil stoppen, om daar
Charleston Farmhouse te bezoeken, de boerderij waar Vanessa Bell
gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw vele Londense
kunstenaars ontving. Haar zus Virginia Woolf bijvoorbeeld. En de
schilder Lytton Strachey, om maar eens wat namen te droppen.
De
weduwe reageerde enthousiast op het voorgenomen bezoek en voegde
Schoonebeek toe: ‘This house is full of Bloomsbury art!’ Schoonebeek
knikte instemmend. Ja, dat wist hij. Daarom ging hij er juist heen.
Om het gesprek niet meteen helemaal om zeep te helpen, mompelde hij
ook iets in die geest. Waarop de weduwe zich in al haar geringe doch
venijnige lengte oprichtte en geagiteerd sprak: ‘No, I mean this
house!’ Waarbij ze ten overvloede nog eens krachtig naar de vloer
wees waarop zij stonden.
Schoonebeek keek om zich heen. Hij had de afgelopen dagen nog niet
echt naar de wanddecoraties gekeken, omdat die in Engelse B&B’s
altijd en allemaal even smakeloos en onbeduidend zijn. Maar toen zag
hij ze: de Bells, de Grants, de Stracheys en de Carringtons. En niet
alleen schilderijen, maar ook tekeningen, schetsen, aardewerk.
Zonder het te weten had hij al drie dagen in een privémuseum
gelogeerd.
‘Wat een
rijkdom om hier te mogen wonen,’ stotterde hij de weduwe toe. Maar
de vrouw versomberde.
‘Het is
slechts een last,’ fluisterde zij. En zij vertelde hoe een groot
deel van de familiecollectie tientallen jaren uitgeleend was aan de
Britse overheid die er ambassades en gezantschappen over de hele
wereld mee optuigde. Maar ja, toen kwam Gordon Brown aan de macht,
die – hoe noodlottig – eerst minister van financiën was geweest. De
nieuwe minister-president wist dus hoeveel de regering ieder jaar
kwijt was, alleen al om het spul te verzekeren. Het was een
eenvoudige bezuiniging: de kunst werd op een goede dag keurig
terugbezorgd bij dat aardige huis in die leuke straat in Winchester.
Waar de weduwe nu leefde met haakjes en alarmsystemen op alle deuren
en gebukt ging onder voortdurende zorg over zoveel schoonheid.
|