________________________________
[18 maart 2010 - nr
200)
Hans van Mierlo
In
november 1963 werd John F. Kennedy vermoord. President aller
Amerikanen. En hoewel Schoonebeek de schok van het moment nog steeds
wel wat kan navoelen, bleek er al vrij snel niks vreselijks aan de
hand. Kennedy had een broer, Robert, die in Amerika rap de handen
uit de mouwen stak. En hij had ook een kloon, Hans, die Nederland
wel even wakker zou schudden. Zodat de wereld na JFK ruimschoots
werd gecompenseerd door RFK en HAFMO.
Schoonebeek herinnert zich nog dat ie wel een tikje teleurgesteld
was toen Hafmo ten tonele verscheen. De dood van Kennedy had hem, al
negen jaren oud,
namelijk nogal geïnspireerd om president van Europa te worden. Op
het toppunt van zijn macht zouden dan ook bij hem de fatale schoten
vallen, want alleen via de dood kan een mens onsterfelijk worden.
Maar ja,
toen was daar ineens Hans van Mierlo, die samen met zijn
Democratische Partij alles vertegenwoordigde wat Schoonebeek op een
paar regenachtige middagen bij elkaar had gefantaseerd. Zowel
man als program, het was allebei Schoonebeek. En daarom heeft
Schoonebeek Van Mierlo ook zo bewonderend gevolgd als ging het om
hemzelf. Trots op die in geacteerde wanhoop geheven handen toen
Hans Wiegel al tien minuten het spreekgestoelte bezet hield zonder
iets fundamenteels aan het debat toe te voegen. Vrolijk bij de
introductie van dat schaduwkabinet. En diep, diep, diep gelukkig
toen in 1994 eindelijk de confessionelen buiten het landsbestuur
werden gehouden. En ondertussen steeds maar ploeterend op dat
natuurlijke imago van de geëngageerde intellectueel. Nee,
Schoonebeek heeft Hans niet onopgemerkt voorbij laten gaan.
Nu Hans
van Mierlo dood is, heeft Schoonebeek nog maar eens naar die
uitstekende documentaire gekeken die Hans Fels en Edmond Hofland in 2006
over hem maakten. Titel: 'Wat ik nog steeds te schrijven droom', een
tragisch verminkte regel uit het gedicht 'Het kind en ik' van
Martinus Nijhoff.
Aan het
eind van de
film citeert Van Mierlo dat gedicht onverkort en foutloos uit het
hoofd. Het blijkt zijn favoriete gedicht te zijn, precies zoals dat
bij Schoonebeek het geval is
─ uiteraard.
En
daarom, als eerbetoon aan een van de meest inspirerende
mannen die Schoonebeek ooit gekend heeft, voor één keer uit het
hoofd, en misschien zelfs wel onverkort en foutloos:
Het kind
en ik
Ik zou
een dag uit vissen,
ik
voelde mij moedeloos,
ik
maakte tussen de lissen
met de
hand een wak in 't kroos.
Er steeg
licht op van beneden
uit de
zwarte spiegelgrond.
Ik zag
een tuin onbetreden
en een
kind dat daar stond.
Het
stond aan zijn schrijftafel
te
schrijven op een lei.
Het
woord onder de griffel
herkende
ik, was van mij.
Maar
toen heeft het geschreven,
zonder
haast en zonder schroom,
al wat
ik van mijn leven
nog ooit
te schrijven droom.
En
telkens als ik even
knikte
dat ik 't wist,
liet hij
het water beven
en het
werd uitgewist.
Hans,
het ga je goed - al is het maar in de hoofden van de levenden.
|